100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Sociale Ongelijkheid $5.39   Add to cart

Summary

Samenvatting Sociale Ongelijkheid

 252 views  45 purchases
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting voor ongelijkheid bestaat uit een samenvatting van alle artikelen aangevuld met aantekeningen uit het hoorcollege.

Preview 3 out of 28  pages

  • March 18, 2022
  • 28
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
THEORIE SOCIALE ONGELIJKHEID

WEEK 1

Economische ongelijkheid in Nederland (Kremer, Went en Bovens)
Naar aanleiding van de economische crisis is er steeds meer aandacht voor economische
ongelijkheid. Er is toename in armoede in de westerse wereld, met name onder kinderen.
Waarom is de aandacht voor economische ongelijkheid op mondiale schaal gegroeid?
1. Door feitelijke ontwikkelingen: inkomensgroei is ongelijk verdeeld over de wereld. In het
verlengde hiervan blijkt dat inkomensverschillen tussen landen kleiner worden, terwijl de
inkomensverschillen binnen de meeste landen in de wereld juist toenemen.
2. Tal van wetenschappelijke studies wijzen op negatieve gevolgen van toenemende
economische ongelijkheid.

In dit artikel staan twee vragen centraal:
- De eerste is: wat is de stand van zaken rond economische ongelijkheid in Nederland? Anders
gezegd: hoe heeft de verdeling van inkomen, loon én vermogen zich in de afgelopen decennia
ontwikkeld?
- De tweede is: wat zijn de sociale, politieke en economische gevolgen van grote economische
ongelijkheid?

Er kan op verschillende manieren naar ongelijkheid in een land worden gekeken. Wordt er
bijvoorbeeld gekeken naar de ontwikkeling van de Gini-coëfficiënt, een veel gebruikte
ongelijkheidsmaat, dan valt op dat Nederland een korte periode heeft gekend waarin de
inkomensongelijkheid uitzonderlijk laag was: grofweg tussen 1975 en 1985. In de jaren
zeventig van de vorige eeuw stond ongelijkheid hoog op de politieke agenda, wat ertoe leidde
dat een sterke daling van die ongelijkheid werd ingezet. Dit veranderde een decennium later.
Vanaf het midden van de jaren tachtig steeg de inkomensongelijkheid sterk, om daarna weer
af te vlakken. De inkomensongelijkheid – gemeten in Giniscores – is daarna tot op de dag van
vandaag stabiel gebleven. Van een aardverschuiving is in Nederland de laatste jaren dus zeker
geen sprake.
Hoe is de inkomensongelijkheid in Nederland vergeleken met andere landen? Volgens de
meest recente oeso-statistieken is Nederland een middenmoter: zeker niet zo ongelijk als het
Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten maar minder gelijk dan landen die wij vaak als
‘onze gelijke’ zien, zoals Denemarken, Zweden, Duitsland en België. Maar kijken we naar de
recente lis-statistieken, verzameld door het toonaangevende cross-nationale datacentrum in
Luxemburg, dan is de inkomensongelijkheid, gemeten met de Gini-coëfficiënt, in Nederland
juist relatief laag: er zijn maar weinig landen die ‘gelijker’ zijn.

Loonverschillen is een belangrijk component binnen inkomensongelijkheid.
Beloningsstructuren spelen hierin ook een rol: hoeveel mensen verdien heeft vaak weinig te
maken met de zwaarte van het werkt. Het zijn dus vooral processen op de arbeidsmarkt die de
bandbreedte vergroten, oftewel de inkomenspiramide verhogen. Deels kan deze polarisering
van de arbeidsmarkt volgens de meeste onderzoekers worden verklaard door technologische
ontwikkelingen, in combinatie met globalisering. Aan de bovenkant verdienen mensen meer
omdat zij toegang hebben tot nieuwe technologie (ict) en de mondiale economie, terwijl de
onderkant daardoor juist onder druk is komen te staan.
Een demografische factor is dat vrouwen meer zijn gaan werken. Dit heeft de
inkomensongelijkheid tussen huishoudens vergroot.

,Inkomstenverschillen zijn in Nederland kleiner dan loonsverschillen. De verzorgingsstaat is
de primaire inkomensverschillen – de in de markt verdiende inkomens – bovendien steeds
méér gaan compenseren. Onder andere volksverzekeringen zorgen voor herverdelingen. Dit is
met name prettig voor mensen die niet werken. Er is ook sprake van een ‘tertiaire
inkomensverdeling’ door de verzorgingsstaat, waarin bijvoorbeeld ook de toegang tot
publieke voorzieningen, zoals zorg, cultuur en het (hoger) onderwijs, wordt meegenomen.
Deze tertiaire inkomensverdeling is ook van belang omdat de toegang tot met name onderwijs
en gezondheidszorg weer zijn weerslag kan hebben op de (toekomstige)
inkomensongelijkheid. Anders gezegd: een hoger prijskaartje aan de zorg of het onderwijs
kan de economische ongelijkheid vergroten.
Vermogen is in Nederland, net als in de meeste landen, veel ongelijker verdeeld dan inkomen,
al blijkt dit verschil in ons land wel heel aanzienlijk te zijn. Waar de Gini-coëfficiënt voor
inkomen ongeveer 0,3 is, is deze voor vermogen 0,8. Hoe kan deze scheve
vermogensverdeling in Nederland worden verklaard? Het is voor een deel terug te voeren op
het bestaan van een uitgebreide verzorgingsstaat: omdat niemand in ons land veel heeft
hoeven sparen als buffer voor slechte tijden of de oude dag, heeft de (lage) middenklasse
nauwelijks bezit. Andere verklarende factoren zijn de sterk gestegen huizenprijzen, de groei
van het bezit van aandelen en de toegenomen mobiliteit van kapitaal. Geavanceerde financiële
instrumenten in wereldwijde kapitaalmarkten bieden ruime mogelijkheden tot speculatie en
bezitsvermeerdering.

Als je kijkt naar de morele kant van ongelijkheid dan gaat het om welke vormen van
ongelijkheid nastrevenswaardig zijn. Dit kan vanuit verschillende punten worden bekeken:
- Politiek-filosoof Sen: niemand is echt tegen gelijkheid. Er bestaat vooral verschil van
mening over het soort gelijkheid dat nagestreefd dient te worden, of het soort ongelijkheid dat
bestreden dient te worden. Een kwestie waar vaak verschillend over wordt gedacht, is de
vraag of het om gelijke kansen of gelijke uitkomsten gaat. Zo willen liberalen over het
algemeen dat mensen met gelijke kwaliteiten – dus ongeacht afkomst – toegang hebben tot
dezelfde posities. Sociaaldemocraten streven traditioneel vaker naar een gelijke verdeling an
sich, niet alleen van inkomen maar ook van kennis en macht. En christendemocraten pleiten
vaker voor gelijke wederkerigheid. Sen zelf pleit niet voor gelijke uitkomsten maar voor
gelijkheid aan mogelijkheden voor iedereen, ook wel de capability-benadering genoemd. De
taak van de overheid is, volgens hem, om iedereen zo uit te rusten en sociale instituties zo in
te richten dat mensen zelf hun mogelijkheden kunnen realiseren. Toch zijn er ook
tegenstellingen in de filosofische wereld. Zo zegt de filosoof Frankfurt dat ongelijkheid er niet
toe doet, zo lang iedereen maar een behoorlijk bestaan heeft.
- Burgers: de perceptie van de bevolking is leidend als het gaat om ongelijkheid. Al vanaf
1975 vindt de Nederlandse bevolking dat de inkomensverschillen te groot zijn, hierin is door
de jaren heen wel fluctatie. Momenteel is 57% van de burgers het eens met
inkomensnivellering. Niet iedereen is in dezelfde mate voor meer economische gelijkheid.
Lager opgeleiden willen minder ongelijkheid dan mensen met een hogere opleiding of een
hoger inkomen.
Ongelijkheid wordt niet altijd als onverdraaglijk gezien: in de file zijn we allemaal gelijk.
Maar als economische stagnatie daadwerkelijk voelbaar wordt voor een deel van de bevolking
terwijl een ander deel zichtbaar vooruitkomt, dan gaat ongelijkheid wrijven.
- Een instrumentele benadering is ook van belang. Er wordt dan gekeken of minder
economische ongelijkheid er ook voor zorgt dat er andere doelen worden behaald, zoals
sociale mobiliteit en algemeen welzijn. De vraag die dus centraal staat bij de instrumentele
benadering is waarvoor toenemende economische ongelijkheid nou eigenlijk erg is.

, - Politieke gevolgen van economische ongelijkheid: hierbij zijn twee mechanismen van
belang. De eerste is dat economische ongelijkheid het vertrouwen in instituties aanhangt. De
verkiezingsopkomst is dan minder en ook bij degenen die veel verdienen is het vertrouwen
laag. Ten tweede gaat het om de machtsconcentratie bij de top 1% verdienenden. De vraag is
in hoeverre zij invloed kunnen uitvoeren op de politiek in Nederland.

Er zijn steeds meer aanwijzingen dat een toename van inkomensongelijkheid de economische
groei negatief kan beïnvloeden. Went bespreekt vier mechanismes die verklaren hoe
ongelijkheid groei remt: Een eerste mechanisme is dat mensen met hogere inkomens een
geringer deel van hun inkomen aan consumptie besteden, waardoor de effectieve vraag –
behalve naar luxe goederen – kan stagneren als de hogere inkomens meer stijgen dan de
lagere. En omdat veel topinkomens – denk aan de omvangrijke financiële sector – sterk
kunnen fluctueren, is een mogelijke consequentie van de toename van luxe consumptie dat de
volatiliteit en instabiliteit van de economie toenemen. Een ander mechanisme dat uit
onderzoek naar voren komt, is dat dalende of stagnerende inkomens aan de onderkant leiden
tot onderinvesteringen in menselijk kapitaal. Wanneer een groot of groeiend deel van de
bevolking moeite heeft om het hoofd boven water te houden, is de kans groot dat zij niet meer
in staat zijn om voldoende te investeren in hun eigen toekomst en in die van hun kinderen, in
opleidingen of in een nieuw of te verbeteren bedrijf. Dit holt de groeimogelijkheden van een
land op de middellange termijn uit. Ook komt de actuele vraag aan de orde of een lagere groei
– waar sinds het uitbreken van de financiële crisis nu al een aantal jaren sprake van is – zou
kunnen leiden tot een grotere inkomensongelijkheid, met mogelijk een negatieve spiraal als
gevolg.

Drie thema’s die het beleidsdebat omtrent economische ongelijkheid kunne inspireren:
- Blijf meten en monitoren, ook van vermogensongelijkheid.
- Moderniseer het redistributief beleid.
- Meer predistributie.

Pathways between socioeconomic determinants of life (Lahelma et al.)
Er is veel onderzoek gedaan naar socio-economische determinanten van gezondheid, maar
determinanten worden hierin afzonderlijk bekeken, niet in relatie tot elkaar. Onderzoek naar
determinanten van gezondheid moet factoren niet alleen afzonderlijk, maar ook in relatie tot
elkaar bestuderen. De onderzoeksvraag: Hoe zijn de relaties (paden) tussen de
sociaaleconomische determinanten van gezondheid voor werkende mannen en vrouwen van
middelbare leeftijd?
De concepten die naar voren komen in dit onderzoek, zijn in twee categorieën te verdelen:
- Sociaaleconomische status: opleiding, beroepsklasse, inkomen
- Gezondheid: beperkende langdurige ziekte, zelfbeoordeling van gezondheid
Uit dit onderzoek blijkt dat ten minste een deel van het effect van elke sociaaleconomische
indicator op de gezondheid wordt ofwel verklaard door of gemedieerd door andere
sociaaleconomische indicatoren. In plaats van onderling uitwisselbaar te zijn, zijn
sociaaleconomische indicatoren deels onafhankelijke en deels onderling afhankelijke
determinanten van gezondheid. Dienovereenkomstig mogen toekomstige studies niet steunen
op een enkele sociaaleconomische indicator en de andere negeren. Evenmin
zou het voldoende zijn als pogingen om ons begrip van de productie van ongelijkheden op
gezondheidsgebied te verdiepen, te zoeken naar slechts één statistisch sterkste
sociaaleconomische indicator. Daarentegen zijn aanvullende materiële indicatoren, zoals
rijkdom en armoede, evenals sociaaleconomische indicatoren voor de levensloop van het
ouderlijk huis en de jeugd zouden in verder onderzoek moeten worden opgenomen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MG99. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.39  45x  sold
  • (0)
  Add to cart