100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting vastgoedeconomie basis $3.21   Add to cart

Summary

Samenvatting vastgoedeconomie basis

1 review
 350 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

uitgebreide samenvatting

Preview 3 out of 4  pages

  • July 19, 2015
  • 4
  • 2012/2013
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: thijslambalk • 4 year ago

avatar-seller
Vastgoed economie samenvatting
Week 1

HFST 1

1.1
Economie  huishoudkunde (gezinnen/consumenten maken voortdurend
keuzes)
Met een beperkt inkomen zoveel mogelijk behoeften te realiseren.
Bedrijven  bedrijfshuishoudingen hun doelstelling zo efficiënt mogelijk
bereiken.  maximale winst tegen minimale kosten.

Streven naar maximale behoeftebevrediging door middel van het maken
van keuzes uit diverse alternatieven die beperkt beschikbaar zijn.
Zoveel mogelijk behoeften bevredigen = nutsmaximalisatie (met
beschikbare middelen combinaties maken die nut opleveren)

Schaarste  de spanning tussen de behoeften enerzijds en de beschikbare
middelen anderzijds. (hierdoor keuzes maken)

Beschikbare schaarse middelen zijn  alternatief aanwendbaar

1.2
Welvaart  de mate waarin de spanning tussen behoeften en beperkte
middelen is opgeheven.(als de meeste behoefte goed te bevredigen zijn is
er sprake van een redelijke welvaart) als de spanning tussen behoeften en
(on)bereikbare middelen hoog is dan is de welvaart minimaal.

Welzijn de mate van de bevrediging van behoeften die niet afhankelijk
zijn van schaars beschikbare middelen. (kosteloos zoals zuurstof, natuur
etc en persoonlijk geluksgevoel: verliefd etc) = niet afhankelijk van
schaarse middelen

Welstand  persoonlijke voorspoed in de zin van gezondheid en
bemiddeld zijn. Welzijn en welstand is onderwerp van onderzoek voor de
economische wetenschap.

1.3
Behoefte  het menselijk verlangen waaraan voldaan wordt door de
beschikking over schaarse goederen en diensten.

Behoefte van de mens  = oneindig (een eenmaal vervulde behoefte leidt
vanzelf tot het ontstaan van meer behoeften)
Behoeftebevrediging  wordt slechts geremd door het beschikbare
inkomen

Behoeften onderscheiden:
 Primaire vs. Secundaire behoeften: primaire behoeften zijn
behoeften aan elementaire goederen, zoals voedsel, onderdak en

, veiligheid. Secundair zijn behoefte die niet noodzakelijk zijn zoals
luxegoederen of reizen.
 Stoffelijke vs. Onstoffelijke behoeften: stoffelijke behoeften zijn
behoeften aan tastbare goederen, zoals voedsel, auto’s en stoelen.
Onstoffelijke  immateriele goederen, zoals dienstverlening
 Individuele vs. Collectieve behoeften: individuele behoeften  eigen
behoeften van de individuele consument die hij ook individueel kan
invullen. (veelal commerciele bedrijven die in deze behoeften
voorzien).

Collectieve behoeften zijn behoeften die iedereen heeft maar die hij
niet individueel kan invullen, zoals veiligheid, rechtspraak, wegen en
onderwijs. (veelal de overheid)

1.4
Inkomen  de stroom van verworven koopkracht zonder in te teren.
Beloning op grond van productieve prestaties gedurende een bepaalde
periode.
Voor bedrijfshuishoudingen is het inkomen  de prijs die ze betalen voor
de productiefactoren.

Inkomen door: arbeid of het genereren van kapitaal (uit renteopbrengsten)
Bij bedrijven bestaat het inkomen uit: opbrengsten van de geleverde en
verkochte goederen en/of diensten.

Belastingen en premies
Sparen  uitgesteld consumeren, ook wel het opslaan van de koopkracht.

Lorenz-curve:
Taak van de overheid  het regelen van een rechtvaardige verdeling van
inkomens te bevorderen.  door belastingen en premies te heffen en
sociale uitkeringen te verstrekken kan de overheid veranderingen
realiseren in de primaire inkomensverdeling, zodat de secundaire
inkomensverdeling gelijkmatiger is dan de primaire.

Primaire inkomens  inkomens die verdiend worden in het
productieproces, zoals lonen.
Secundaire inkomen  als de overheid op primaire inkomens premies en
belastigen inhoudt die deels weer terechtkomen bij
uitkeringsgerechtigden, die nu ook via de overheid een inkomen genieten.
De personele inkomensverdelingen (dit is de verdeling van inkomens over
personen) kunnen we illustreren met de lorenz-curve.

1.5
productie  het geschikt maken van goederen en diensten voor gebruik.
Produceren gebeurt in  productiehuishoudingen ofwel bedrijven.(ook bij
de overheid)
Productie vindt plaats door:  aanbieders (producenten van goederen en
diensten binnen een economie)

, De 3 klassieke productiefactoren:
- Natuur(grond, bossen en delfstoffen)  alles wat de natuur
voortbrengt.
- Arbeid  datgene wat mensen met lichamelijke en/of geestelijke
inspanning tot stand brengen.
NATUUR EN ARBEID  ook wel de oorspronkelijke productiefactoren.
Deze heeft men namelijk nodig om tot een derde productiefactor te
komen  kapitaal
- Kapitaal  ook wel de afgeleide productiefactor, bestaat uit:
duurzame en vlottende kapitaalgoederen zoals gebouwen, machines
en eventueel voorraden om productie te kunnen realiseren.

1.6
Economische orde  de wijze waarop in een land vraag en aanbod is
georganiseerd.  de mate waarin de overheid marktwerking toestaat is
hier van belang.
Allocatievraagstuk  wie beslist er in een land over het verdelen van de
productiefactoren over de verschillende productiemogelijkheden?

Drietal vormen van de economische orde:
1. centraal geleide planeconomie:  planning van aanbod is geheel
gereguleerd door de centrale overheid. deze kan in detail
voorschrijven hoeveel en wat er geproduceerd wordt in hun land.
Impliciet beinvloedt ze ook de vraag, want er kan alleen maar vraag
ingelost worden naar producten waarvan de overheid vaststelt of ze
gemaakt worden. Ook de verkoopprijzen stelt de overheid vast en ze
bemoeit zich ook actief met wat goed voor de consument is. Ook de
wijze waarop productiefactoren worden ingezet bepaalt de overheid.
2. Vrijemarkteconomie aanbieders en consumenten bepalen
gezamenlijk waar behoefte aan is en wat er word geproduceerd en
afgenomen. De overheid houdt zich afzijdig en vervult alleen
kerntaken zoals defensie, onderwijs en justitie. (bemoeit zich ook
niet met de markt). In een 100% vrijemarkteconomie zou de vrije
markt bijv. geen zaken als onderwijs en gezondheidszorg aanbieden
omdat er niets aan valt te verdienen.
3. De meest voorkomende vorm in westerse landen. Combinatie van
bovenstaande. Het vrijemarktmechanisme speelt een belangrijke rol,
maar de overheid heeft hierin een nadrukkelijke regulerende rol.
Producenten en consumenten zijn vrij om te beslissen over
investeringen, productie en consumptie, echter kan de overheid dit
sturen door middel van belastingheffing en regelgeving. In
nederland besteedt de overheid ongeveer 50% van het nationaal
inkomen, en bepaalt daarmee zeer nadrukkelijk de grootte van de
productie en de allocatie (vraag en aanbod) van productiefactoren in
ons land.

1.7
In de macro-economie kijken we naar productie, consumptie en
overheidsgedrag van een land als geheel. (nationaal inkomen, bruto

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller venice. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  2x  sold
  • (1)
  Add to cart