Samenvatting: Nederlands als tweede taal (in
het basisonderwijs)
Boek van: Folkert Kuiken en Anne Vermeer, 3e druk
H1 – inleiding
NT2 = Nederlands als 2e taal.
NT2-verwervende leerlingen = als ze thuis een andere taal spreken of tweetalig
opgroeien, met het Nederlands en een andere moedertaal.
1.1 op weg naar school
Voor veel Turkse kinderen – die wel in Nederland geboren zijn – is het Turks thuis
de omgangstaal, naast het Nederlands. Ze kennen veel Nederlandse
uitdrukkingen niet. Turkse kinderen praten onderling ook vaak Turks.
1.2 het kringgesprek
Kinderen die het Nederlands thuis niet als omgangstaal hebben, hebben vaak het
gevoel dat ze dingen niet kunnen uitleggen.
Er zijn voor dit soort kinderen twee manieren om het Nederlands te leren. Door
het op te pikken in allerlei situaties waarin Nederlands wordt gesproken. Dan is er
sprake van tweedetaalverwerving. Ook zijn er op school veel situaties waarin ze
Nederlands leren. Dit is tweedetaalleren.
Tweedetaalverwerving is vergelijkbaar met de verwerving van de moedertaal. Al
zijn er ook wat verschillen. Ze beginnen er op latere leeftijd mee en dan is de
eerste taal al voor een deel beheerst. Voor jonge kinderen heeft dit gelukkig
weinig invloed op de verwerving van de tweede taal. Hoe ouder, hoe meer
invloed de eerste taal heeft. Dit merk je vooral aan het accent.
Onderinstromers: vanaf de kleuters op een Nederlandse school.
Neven- of zij-instromers of nieuwkomers: pas op een latere leeftijd op een
Nederlands school.
1.3 de taalles
Traditioneel taalonderwijs is in het algemeen al niet zo goed, maar al helemaal
niet voor NT2-kinderen. Opdrachten waarbij leerlingen woorden eigenlijk al
moeten kennen werken ook slecht. Dit komt helaas vaak voor. Verder mist vaak
voor een groot deel de mondelinge taalverwerving. Dit werkt voor Nederlandse
kinderen goed, maar niet voor NT2-kinderen.
1.4 Abdelaziz
Kinderen die net in Nederland zijn maken in de klas vaak eigen werk dat ze
hebben meegekregen van de remedial teacher. Bij gym en handvaardigheid doen
ze wel gewoon mee met dezelfde lessen en vaak is dat ook bij rekenen de
bedoeling, al is dit in de praktijk vaak nog erg lastig.
1.5 een doorgaande lijn
Er kan een remedial teacher worden ingezet. In taalondersteuningslessen kan er
veel aandacht worden besteed aan herhaling van woorden en een verdere
uitbreiding van de woordenschat.
Een doorgaande lijn van peuter/kleuter tot en met eigenlijk voortgezet onderwijs
is belangrijk en levert ook veel op.
1.6 wereldoriëntatie
Teksten zijn vanuit een westers of Nederlands gezichtspunt geschreven.
1
, De taal bij de zaakvakken levert ook vaak problemen op, moeilijke woorden
worden onvoldoende uitgelegd.
Bij woorden als bv. industrie hebben kinderen vaak een vaag idee over de
betekenis, maar niet echt concreet.
Dergelijke teksten bij zaakvakken zijn vaak ook heel abstract.
Er worden veel woorden met meerdere betekenissen gebruikt.
Verband in de tekst is vaak onduidelijk.
Biedt eigenlijk veel mogelijkheden voor het verwerven van het Nederlands,
maar dat moet wel worden benut.
1.7 lezen
D.m.v. lezen kan de algemene taalvaardigheid worden vergroot, maar wel pas als
de taal mondeling wordt beheerst. Ze hebben vaak goed technisch leren lezen,
maar begrijpend lezen is i.v.m. dezelfde redenen als bij wereld oriëntatie vaak
lastig. Ze hebben thuis ook vaak weinig boeken.
1.8 doelen, didactiek en differentiatie
Bij goed NT2-onderwijs gaat het om de 3 D’s: doelen, didactiek en differentiatie.
Wat zijn de doelen die de kinderen moeten behalen?
Hoe kan je het behalen van de doelen het beste bereiken?
Houdt niveauverschillen in de gaten en speel hierop in.
2
, H2 – ontwikkeling van mondelinge taalvaardigheden
2.1 Ayla zegt maar niks
Als een vierjarige niet-Nederlands sprekend kind voor het eerst naar school gaat
is ook de taal nieuw, dit maakt het extra spannend.
Tweetalige opvoeding: twee talen worden afwisselend gesproken en ook door
elkaar gebruikt. Vanaf jonge leeftijd tweetalig zijn is veel beter dan eerst de ene
taal leren en later de andere. Beide talen moeten dan wel evenveel worden
aangeboden. Vaak spreken ze een van de twee talen beter dan de andere =
taaldominantie. Dit kan door de jaren heen wel veranderen.
NT2-kinderen begrijpen meer woorden en zinnen dan ze kunnen gebruiken.
Receptieve taalvaardigheid: passief, wat je verstaat en begrijpt.
Productieve taalvaardigheid: actief, wat je kan gebruiken.
Stille periode: ze zeggen niks, maar verwerven de taal wel. Ze luisteren goed en
zijn actief met de taal bezig. Duur verschilt enorm, maar maakt vaak geen
verschil.
2.2 hoe verwerven kinderen een tweede taal
Imitatie en transfer
Jaren ’70: taalleren is proces van gewoontevorming. Met een belangrijke rol voor
imitatie en reïnforcement (bekrachting d.m.v. bv complimenten).
Behavioristische leertheorie: transfer van T1-gewoontes naar de nieuw te leren
T2-gewoontes. Grote invloed van 1e taal op 2e taal en hierdoor fouten maken =
interfentie. Hierdoor ontstond interfentiehypothese, verschillen werden als
leerproblemen gezien en moesten dus aangeleerd worden.
Taallerende kinderen leren niet perse door imitatie, maar proberen juist creatief
alles uit. Het merendeel van de fouten die tweedetaalverwervers maken, maken
eentalige kinderen ook.
Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde
De creatieve vermogens van de leerder zelf en de overeenkomsten tussen
eerste- en tweetaalverwerving stond nu centraal. Afwijkingen ontstaan doordat
ze proberen de regels van het Nederlands te ontdekken. Het moet dus niet
worden gezien als fouten, maar als noodzakelijke stappen. Deze tussenstappen
heten tussentaal. De processen bij eerste- en tweedetaalverwerving verschillen
hier niet in = universalistische taalverwervingshypothese. Ze stellen hypotheses
op over de regels van de taal die hij aangeboden krijgt. Hierdoor ontstaat vaak
overgeneralisatie, regels toepassen in alle gevallen.
Interactie en taalaanbod
De rol van de omgeving is erg belangrijk, met name het taalaanbod (input). De
interactionele benadering stelt dat het taalaanbod van en de interactie met
moedertaalsprekers een grote rol speelt in het proces.
Naast de input is ook de output/productie van de taalleerder zelf belangrijk. De
outputhypothese, taalverwervers die gedwongen worden de 2 e taal te spreken,
gaan bewuster om met de vormelijke kenmerken in het aanbod dat ze krijgen.
Corrigeer door het op de juiste manier te herhalen.
Naast de kwaliteit en interactie speelt frequentie van het taalaanbod een grote
rol. Veel voorkomende woorden worden het eerste verworden. Een hoge
aanbodfrequentie en veel herhaling hebben een positieve invloed.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michelleblom1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.