100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Onderzoeksmethoden En -technieken II $3.23   Add to cart

Summary

Samenvatting Onderzoeksmethoden En -technieken II

4 reviews
 204 views  12 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting academiejaar gedoceerd door prof. Vantilborgh. De hoorcolleges zijn volledig samengevat (bij WPO ontbreken wat dingen, maar veel leerstof hiervan komt ook terug in de hoorcolleges en de oefeningen staan er wel in). Bij elk hoofdstuk staan er oefenvragen die ik zelf verzonnen heb om ...

[Show more]
Last document update: 2 year ago

Preview 10 out of 89  pages

  • March 21, 2022
  • June 14, 2022
  • 89
  • 2021/2022
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: aliciamichaux • 1 year ago

reply-writer-avatar

By: justinemichiels • 1 year ago

Translated by Google

Thx!

review-writer-avatar

By: anaizboukhzar • 6 months ago

reply-writer-avatar

By: justinemichiels • 5 months ago

Translated by Google

thank you Anaiz!

review-writer-avatar

By: helenstuy • 2 year ago

review-writer-avatar

By: MuroG1905 • 2 year ago

avatar-seller
OMT2

Abstract
Samenvatting van hoorcolleges gedoceerd door prof Tim Vantilborgh; gedeeltelijk aangevuld met handboek




Justine Michiels
[Email address]

0

,Contents
1.1. Psychologie als wijze van denken...............................................................................................3
2. Introductie tot wetenschappelijk denken..........................................................................................6
2.1. Bronnen van informatie..............................................................................................................6
3. Grondbeginselen van alle onderzoek.................................................................................................8
3.1. Drie soorte uitspraken, vier aspecten van validiteit....................................................................8
3.2. Ethische richtlijnen voor psychologisch onderzoek..................................................................12
4. Surveys.............................................................................................................................................16
4.1. Goede metingen.......................................................................................................................16
4.2. Surveys en observaties..............................................................................................................20
5. Sampling..........................................................................................................................................23
5.1. Veralgemenen...........................................................................................................................23
6. Bivariaat correlationeel onderzoek..................................................................................................27
6.1. Definitie bivariaat correlationeel onderzoek............................................................................29
6.2. Validiteit beoordelen................................................................................................................29
7. Multivariaat correlationeel onderzoek............................................................................................32
7.1. Criteria voor causaliteit.............................................................................................................33
7.2. Longitudinale designs...............................................................................................................33
7.3. Meervoudige regressie.............................................................................................................34
7.4. Controleren...............................................................................................................................36
8. Eenvoudig experimenteel onderzoek..............................................................................................36
8.1. Experimentele variabelen.........................................................................................................37
8.2. Experimenten............................................................................................................................37
8.3. Vier aspecten van validiteit beoordelen...................................................................................40
9. Experimenten: Confounding and obscuring variables.....................................................................41
9.1. Bedreiging interne validiteit......................................................................................................41
9.2. Null-effects................................................................................................................................46
9.3. Power........................................................................................................................................48
10. Experimenten met meer dan 1 onafhankelijke variabele..............................................................51
10.1. Factorieel design.....................................................................................................................52
10.2. Hoofdeffecten en interacties..................................................................................................54
10.3. Varianten van factoriële designs.............................................................................................57
11. Quasi-experimenten, small-in designs, en replicatie.....................................................................59
11.1. Quasi-experimenten...............................................................................................................61
11.2. Small-N experiment................................................................................................................63

1

, 11.3. Replicatie................................................................................................................................65
WPO.....................................................................................................................................................69
Wetenschappelijke communicatie...................................................................................................69
Basisconcepten en methoden in onderzoek....................................................................................73
Surveyonderzoek & schalen.............................................................................................................76
Relaties tussen variabelen...............................................................................................................78
Onderzoeksdesign...........................................................................................................................80
Factoriële designs............................................................................................................................83
Quasi-experimentele designs...........................................................................................................86




2

, 1.1. Psychologie als wijze van denken
Oefenvragen (geen examenvragen)
Op welke bronnen is de empirische methode Zintuigelijke waarnemingen &
gebaseerd? meetinstrumenten
Wat zijn de kenmerken van een goede theorie? Ondersteund door data, falsifieerbaar &
parsimonie
Wat zijn de waarden van de wetenschappelijke Universalisme, communiteit,
gemeenschap? ongeïnteresseerdheid en georganiseerd
scepticisme
Beschrijf twee manieren waarop journalisten Door de resultaten van onderzoeken te
de wetenschap die ze proberen te publiceren, overdrijven of door de details verkeerd te
kunnen vervormen. gebruiken.
- Belangrijk wetenschap te kunnen produceren & wetenschap te kunnen consumeren
o Bv. facilitated communication treatment die communicatie mogelijk zou maken,
maar uit onderzoek bleek dat dit eigenlijk niet werkte (therapeut stuurt
communicatiepatiënt) ☹
o Bv. scared straight approach waarbij men delinquente jongeren intimideert om hen
op het rechte pad te krijgen, in de praktijk werkt dit niet & de kans op criminaliteit
wordt zelfs groter ☹
o Bv. mindfulness zou helpen met schoolse prestaties, op het eerste zicht lijken
wetenschappelijke studies te impliceren dat mindfulness echt werkt 😊
- Kritische mindset is essentieel!
- Niet alle gepubliceerd onderzoek is correct/ robuust
- Psychologisch onderzoek zit in een turbulente periode (zie ook 10.3. replicatie)
o In 2011 publiceerde een onderzoeker een artikel waarin hij met 9 verschillende
experimenten aantoonde dat mensen de toekomst kunnen voorspellen
 De onderzoeker heeft veel meer experimenten gedaan dan de 9
gepubliceerde experimenten
 Men heeft in dit onderzoek de statistieken gemanipuleerd zodat men een
significant resultaat zou uitkomen
- Hoe werken wetenschappers?
o Empirie
 Empirische methode is gebaseerd op data van
 Directe zintuiglijke waarneming
 Meetinstrumenten (bv. vragenlijsten)
 Deze data gebruiken we om conclusies te trekken
 Empirische wetenschappers trachten systematisch, nauwkeurig, en
repliceerbaar onderzoek te verrichten
 Empirie is NIET gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie, of autoriteitsfiguren
o Wetenschappers testen theorieën
 Theorie-data-cyclus
 Theorie onderzoeksvragen formuleren onderzoeksdesign (bv.
experiment) hypothese toetsen data verzamelen theorie
ondersteunen/ onderzoeksdesign aanpassen/ theorie herzien
 Bv. onderzoek Harlow
 Cupboard theory vs. contact comfort theory
o Kinderen hechten zich aan ouders omdat deze eten
voorzien, etc.

3

, o Kinderen hechten zich aan ouders omdat deze veiligheid,
warmte, etc. aanbieden
 Testen a.d.h.v. aapjes met kunstmama’s
o Harde kunstmama met eten de aapjes spenderen het
meeste tijd met deze kunstmama
o Zachte & warme kunstmama met gezicht
 Kenmerken van een goede theorie
 Ondersteund door data
 Falsifieerbaar
o Een goede theorie moet weerlegd kunnen worden
o Voorbeeld niet-falsifieerbare theorie:
 Facilitated communication treatment believers (dat
waarbij de therapeut de communicatie van de
patiënt stuurt)
 Men beweerde dat de behandeling niet
werkte, omdat men te weinig vertrouwen
had in de therapeut
 Zie boek “De ongelovige Thomas heeft een punt”
 Parsimonie (principe van “Occam’s razor”)
o Fenomeen is verklaarbaar door twee theorieën de meest
eenvoudige/ de meest parsimonische theorie kiezen als
verklaring
 Theorie wordt geëvalueerd op basis van alle beschikbare bewijs
 Een theorie kan nooit “bewezen worden”
o Een theorie is nooit volledig bewezen
o Data kan een theorie ondersteunen; we vinden
ondersteuning voor een theorie
o Hoe meer ondersteuning we vinden, hoe meer we de
theorie kunnen vertrouwen
 Replicatie is belangrijk
 Wetenschappers vormen een gemeenschap
 Waarden van de gemeenschap
o Universalisme
 Vertrouwen van studie, is afhankelijk van kwaliteit
van studie zelf
 Niet evalueren o.b.v. bekendheid/ …
o Communiteit
 Wetenschappers maken hun werk beschikbaar voor
de gemeenschap
 Studies delen & men gebruik kan maken van de
inzichten die anderen opdoen
o Ongeïnteresseerdheid
 Wetenschappers zijn op zoek naar de waarheid, dit
wordt gedaan uit interesse
 Geen onderzoek doen uit geld, macht, politieke
interesse, etc.
o Georganiseerd scepticisme


4

,  Alles in vraag stellen
 Ook waarheden in vraag kunnen stellen
o Wetenschap kan fundamentele & toegepaste vragen beantwoorden




Bv.

Binnen universiteit voornamelijk fundamenteel onderzoek
 Vooral beter begrijpen, inzicht & geen directe toepassing
 Op termijn leidt dit vaak tot praktische toepassingen
 Bij toegepast onderzoek gaat men na of de toepassing ook echt werkt
o Wetenschap is continue in ontwikkeling
 Theorieën worden continu getest, aangepast, en gefalsifieerd
 Wetenschappers zetten vervolgonderzoek op: voorbeeld impact van kleur
op approach- en avoidance motivatie in context (Meier et al., 2012)
 Onderzoek naar impact van kleur op motivatie
 Groep 1 kreeg bundel met oefeningen in rode kaft
 Groep 2 kreeg bundel met oefeningen in groene kaft
 Groep met rode kaft presteerde slechter dan groep met
groene kaft
o Verklaring: negatieve associatie met rood, vaak associatie
met gevaar & positieve associatie met rood, vaak associatie
met veiligheid
 Rood triggert avoidance motivatie & groen triggert
approach motivatie
 Nieuw experiment: impact kleur heeft te maken met context
 Groep 1 moest gesprek hebben met vrouw in rode t-shirt
o Groep 1A kreeg te horen dat ze een date hadden
o Groep 1B kreeg te horen dat ze intelligentie-interview
hadden
 Groep 2 moest gesprek hebben met vrouw in blauwe t-shirt
o Groep 2A kreeg te horen dat ze een date hadden
o Groep 2B kreeg te horen dat ze intelligentie-interview
hadden
 Groep 1A die een date had met de vrouw in rode t-shirt
stapte het snelst naar de ruimte
 Groep 1B die een intelligentie-interview had met de vrouw
in rode t-shirt stapte het traagst naar de ruimte
 2A & 2B waren tussenin
o Verklaring: in een romantische context triggert de rode kleur
approach motivatie, waardoor men sneller stapt & in een
prestatiecontext triggert de rode kleur avoidance motivatie
 Wetenschappers zetten vervolgonderzoek op: … maar, er zijn ook
studies die aantonen dat het effect van kleur op approach en
avoidance motivatie niet gerepliceerd kan worden
o Wetenschappers publiceren hun resultaten in vaktijdschriften


5

,  Manuscripten worden ingestuurd naar wetenschappelijke tijdschriften (bv.
Nature, Science, Psychological Bulletin)
 Dit komt terecht bij editor die peer-review proces start
 Peer-review
 Peers (Meestal anoniem) beoordelen artikel op vlak van kwaliteit
 Reject, revise, of accept
 Dit proces neemt heel veel tijd in beslag
 Publicaties zijn belangrijk omdat wetenschappers hierop beoordeelt
worden
o Onderzoekers worden niet betaald voor de publicaties,
maar ze zijn wel belangrijk voor de carrière
o Wetenschappers communiceren met het brede publiek via journalisten
 In elke vertaalslag kan informatie verloren gaan & kan er miscommunicatie
ontstaan
 Bv. Mozart-effect beweert dat kinderen die naar Mozart luisteren
intelligenter zijn
 De kinderen scoorden hoger op bepaalde subschalen van
intelligentie
 Dit effect was kortstondig
 Achteraf bleek dat dit effect zich niet enkel voordeed bij muziek van
Mozart, maar bij muziek over het algemeen

2. Introductie tot wetenschappelijk denken
2.1. Bronnen van informatie
Oefenvragen (geen examenvragen)
Waarom is onderzoek een betere bron van Onderzoekers gebruiken een
informatie dan intuïtie, eigen ervaring of vergelijkingsgroep, controleren op derde
autoriteitsargumenten? variabelen & trachten informatie te evalueren
zonder bias
Wanneer is het redelijk de conclusies van Als autoriteiten hun conclusies op grondig
autoriteitsfiguren te accepteren? Wanneer uitgevoerd onderzoek baseren & niet op
niet? ervaring/ intuïtie, dan kan het redelijk zijn hun
conclusies te accepteren
We schatten onze eigen competenties te hoog Het dunning-Kruger effect
in. Wat is de naam van deze bias?
Wie zette de anti-vaccinatie-beweging in de Andrew Wakefield
Verenigde Staten in gang?
- Onderzoek is betere bron van informatie dan intuïtie, eigen ervaring, autoriteitsargumenten
o Onderzoekers:
 Gebruiken een vergelijkingsgroep
 Controleren voor derde variabelen (confounders)
 Trachten informatie te evalueren zonder bias
o Onderzoek vs. ervaring
 Ervaring heeft geen vergelijkingsgroep
 Bv. vroeger dacht men dat aderlating een goede behandeling is,
maar er is geen vergelijkingsgroep
 Er zijn derde variabelen (confounders) bij ervaring
 Het is moeilijk de verschillende variabelen uit elkaar te houden

6

,  We controleren onze eigen ervaringen niet voor meerdere,
gelijktijdig optredende factoren die een invloed hebben op onze
gevoelens en gedrag
o Bv. onderzoek waarbij men tekst moest schrijven & heel erg
negatieve feedback kreeg van assistent
 Groep 1 moest vervolgens wachten en niks doen
 Groep 2 moest vervolgens wachten en op boksbal
kloppen
 Groep 3 moest vervolgens wachten en op boksbal
met hoofd van assistent kloppen
 Daarna computerspel met assistent, waarbij men
assistent kon straffen door irritant geluid te laten
klinken in koptelefoon (men mat hoe luid & hoe
lang men het geluid liet spelen)
 Groep 1 die moest wachten was het minst agressief
& groep 3 die op baksbal met hoofd klopte was het
meest agressief
 Woede gaat niet weg door ze te uiten, in
tegenstelling de woede blijft hierdoor
aanwezig
o Onderzoek is wel probabilistisch (kansen)
 Onderzoek leidt tot verbanden, maar er zijn nooit
perfecte voorspellingen/ perfecte verklaringen
 In gedragsonderzoek verklaren de
resultaten een groot deel van de mogelijke
gevallen, maar er wordt niet verwacht dat
ze altijd alle gevallen verklaren.
 Er zijn altijd uitzonderingen
 Bottom line: onderzoek is beter dan ervaring
o Onderzoek vs. intuïtie
 Biases:
 Een goed verhaal
o Being swayed by a good story= de neiging om ideeën te
accepteren die natuurlijk aanvoelen
 Beschikbaarheidsheuristiek
o Availability heuristic= de neiging om te denken dat het
eerste dat in je opkomt juist is
 Present/present bias (kijken naar één specifieke situatie; geen
vergelijking met andere situaties)
o Present bias= de neiging om te negeren wat er niet is
 Confirmation bias (op zoek gaan naar bewijs dat in lijn staat met
onze verwachtingen)
 Confirmatory hypothesis testing
 Bias blind spot (systematisch eigen biases ontkennen/
onderschatten)
 Dunning-Kruger effect (te hoog inschatten van onze eigen
competenties)


7

, o Autoriteiten geloven
 Bv. vaccinatie in de VS is ontstaan door Andrew Wakefield (ex-arts die een
artikel heeft geschreven waarin hij schreef dat bepaalde vaccinatie leidde
tot autisme)
 Andrew Wakefield bleek geld gekregen te hebben van een
farmaceutisch bedrijf dat de concurrent was van het vaccin
waarover hij schreef
 Zijn resultaten bleken niet te kloppen
 Uiteindelijk heeft het tijdschrift waarin het artikel gepubliceerd is,
het artikel teruggetrokken & heeft Andrew Wakefield geen titel van
arts meer
o Andrew Wakefield is wel nog actief in anti-vax beweging
 Bv. Donald Trump zijn tweets over o.a. de klimaatcrisis
- Wetenschappelijke bronnen
o Verschillende vormen:
 Empirische artikels gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften
 Review artikels gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften (bv.: meta-
analyse)
 Boekhoofdstukken (edited books)
 Hier is er niet altijd een peer-review proces
 Wetenschappelijke boeken
o Niet wetenschappelijk:
 Boeken voor brede publiek
 Wikipedia
 Populaire media

3. Grondbeginselen van alle onderzoek
3.1. Drie soorte uitspraken, vier aspecten van validiteit
Oefenvragen
Bij welke van de drie soorten uitspraken is Dit zinnetje wordt gebruikt bij uitspraken over
“gaat samen met…” een indicator? verbanden.
Welk type validiteit is prioriteit bij Interne validiteit.
experimenten?
Eén van de voorwaarden voor causaliteit is Dit houdt in dat de oorzaak, in de tijd, voor het
temporal precedence. Wat houdt dit in? gevolg moet komen.
- Variabelen
o Variabelen vs. constante
 Variabelen zijn dingen die variëren
 Constanten (bv. steekproef die enkel uit mannen bestaat, het variabele
gender is dan constant)
o Onafhankelijke vs. afhankelijke variabelen
 Kijken naar effect van onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele
 Bv. sms-berichten is onafhankelijke variabelen & risico op
ongevallen (ten gevolge van de berichten) is de afhankelijke
variabele
 De onafhankelijke variabele wordt door onderzoeker/ de natuur
gemanipuleerd


8

, o Meten vs. manipuleren van variabelen
 Enkel onafhankelijke variabelen worden gemanipuleerd (onderzoekers
bepalen welke waarde de onafhankelijke variabele aanneemt)
 Bv. experiment in auto-simulator en groepen indelen die elk een
verschillend aantal berichten moet versturen simulatie is mogelijk
niet veralgemeenbaar naar de realiteit ☹
 Voordeel is dat bij experimenten in labo’s derde variabelen meer
gecontroleerd worden 😊
 Opgelet: dat er sprake is van groepen, wil niet per sé zeggen dat er
gemanipuleer wordt. Dit hangt af van de operationalisatie
 Meten wordt bepaald door de natuur
 Bv. in enquête vragen hoeveel mensen berichten sturen in de auto
& hoeveel ongevallen ze al gehad hebben het is moeilijk in te
schatten hoeveel men berichten verstuurt & de kans bestaat dat
mensen zich beter voordoen ☹
o Van conceptuele variabele naar geoperationaliseerde variabelen
 Conceptuele variabele is abstract/ theoretisch
 Operationalisering betekent dat je abstracte, conceptuele ideeën vertaalt
naar meetbare variabelen
 Vaak wordt de term “levels” gebruikt in onderzoek, dit zijn het aantal
antwoordopties (bv. 2 levels: je hebt een auto of je hebt geen auto)
- Drie soorten uitspraken
o Uitspraken over…
 Frequenties
 Wordt ook beschrijvend onderzoek genoemd
o Men beschrijft hoe vaak iets voorkomt
 In studie kunnen meerdere variabelen gemeten worden, maar de
uitspraak gaat altijd over één variabelen
 De variabele wordt altijd gemeten (nooit gemanipuleerd)
 Bv. 12% van de kiezers heeft een voorkeur voor de partij Groen/ de
meeste studenten verkiezen les op campus
 Verbanden
 Wordt ook correlationeel onderzoek genoemd
o Het is niet omdat er onderzoek gedaan wordt over
verbanden, dat er altijd onderzoek gedaan is a.d.h.v. de
correlatiecoëfficiënt! De term correlationeel onderzoek is
dus misleidend.
o R² is de verklaarde variantie die ons vertelt hoeveel procent
van de variantie in één van de twee variabelen, verklaart
kan worden als we de andere variabele kennen (bv.
wanneer de data perfect op de regressierechte ligt, is dit
100%)
 Verband tussen twee variabelen (in de praktijk bijna nooit perfecte
verbanden)
o Positief of negatief
 Positief: stijgende regressierechte (hoge score op X
en hoge score op Y)


9

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller justinemichiels. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23  12x  sold
  • (4)
  Add to cart