100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst Biologie voor CE $5.96   Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst Biologie voor CE

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Begrippenlijst Biologie voor CE

Preview 2 out of 7  pages

  • March 23, 2022
  • 7
  • 2019/2020
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Biologie CE Stof
Domein B: Zelfregulatie
Prokaryoot -> bacteriën (geen celkern).
Eukaryoot -> planten, dieren en schimmels (wel celkern).
Virus -> bestaat uit een eiwitmantel met daarbinnen een hoeveelheid erfelijk materiaal.
Virussen hebben levende cellen nodig voor hun vermeerdering en vertonen een voorkeur
voor een bepaald type cel -> gastheercel. Ze zijn ziekteverwekkers.
Plasmide -> een DNA-molecuul dat voornamelijk voorkomt bij bacteriën.
Celkern -> regelt alle processen binnen de cel, bevat ook DNA.
Chromosoom -> DNA en eiwitten samen in de celkern.
Celwand -> zijn of permeabel (laten water met daarin opgeloste stoffen door) of selectie-
permeable (de cel regelt de transport van water + andere stoffen).
Celmembraan -> bestaan uit een dubbele laag fosfolipiden met eiwitten.
Vacuole -> transportblaasje met daarin deeltjes die de cel gaat verteren
Celplasma -> stroperige vloeistof waarmee de cellen zijn gevuld en waar alle organellen als
het ware in drijven.
Mitochondriën -> organel met 2 membranen : een glad buitenmembraan en een sterk
geplooid binnenmembraan. Zij zijn de energiecentrales van de cel.
Endoplasmatisch reticulum -> netwerk van membranen rond de celkern.
Golgi-systeem -> bestaat uit platte membraanzakken die de gevormde eiwitten sorteren,
lysosomen splitsen af.
Plastiden -> 3 soorten : chloroplasten (bladgroenkorrels), chromoplasten (korrels die kleur
afgeven) en amyloplasten (kleurloze korrels).
Lysosoom -> blaasjes die afsplitsen van het golgi-systeem en zij bevatten enzymen die
stoffen binnen de cel verteren, ze breken oude organellen en grote deeltjes af.
Ribosoom -> zijn de eiwitfabriekjes van de cel, zij kunnen met informatie uit het RNA een
eiwit maken.
Bladgroenkorrel -> chloroplasten (zorgen voor fotosynthese).
Receptoreiwit -> eiwitten die stoffen opvangen.
Dynamisch evenwicht -> predator- en prooidierpopulatie houden elkaar in evenwicht.

, Diffusie -> moleculen verplaatsen zich van een hoge concentratie van een stof naar een lage
concentratie van die stof.
Osmose -> waterverplaatsing door een membraan heen -> van oplossing met een lage
concentratie oploste stoffen (hoge concentratie water) naar een oplossing met een hoge
concentratie opgeloste stoffen (lage concentratie water).
Ionentransport -> de ionen worden door het membraan heen getransporteerd door speciale
ion-kanalen.
Isotonisch -> een oplossing waarbij de osmotische waarde van de cel gelijk is aan de
osmotische waarde van de omgeving.
Hypotonisch -> de zwakke oplossing.
Hypertonisch -> de sterke oplossing.
Plasmolyse -> doordat de concentratie water binnen de cel hoger is dan daarbuiten gaan er
per seconde meer watermoleculen de cel uit dan dat erin komen. Hierdoor krimpt de cel en
laat het membraan los van de celwand.
Turgor -> is de druk waarmee de cel inhoud van binnenuit tegen de celwand aan drukt.
Osmotische waarde -> geeft aan hoe groot de druk is die de opgeloste deeltje veroorzaken.
Actief transport -> moleculen gaan tegen de richting in en dat kost de cel energie.
Passief transport -> moleculen gaan met de concentratie mee door het membraan heen en
dat kost de cel geen energie.
Endocytose -> te grote deeltjes kunnen niet door een transportkanaaltje -> er ontstaan dan
instulpingen in het membraan die het deeltje steeds verder omsluiten -> het stukje
membraan laat los van het celmembraan en brengt de deeltje naar het celplasma.
Exocytose -> de transportblaasjes uit het golgi-systeem versmelten met het celmembraan en
dan ontstaan er ‘kraters’ die stoffen ‘uitspuwen’.
Celplasmastroming -> stroming van het cytoplasma in de cel om stoffen door de cel heen te
vervoeren.
Autotroof -> organismen die zelf de organische stoffen produceren die ze nodig hebben uit
anorganische stoffen (planten).
Heterotroof -> organismen die niet zelf de organische stoffen kunnen produceren uit
anorganische stoffen en zich dus voeden met andere organismen (dieren, schimmels en
bacteriën).
Fotosynthese -> water + koolstofdioxide  glucose + zuurstof
Verbranding -> glucose + zuurstof  water + koolstofdioxide
Aeroob -> met zuurstof.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gittedepoot. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79223 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96
  • (0)
  Add to cart