100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting cursus en lessen AFP 1 - bewegingsstelsel en pathologie spijsverteringsstelsel - $5.41   Add to cart

Summary

Samenvatting cursus en lessen AFP 1 - bewegingsstelsel en pathologie spijsverteringsstelsel -

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting cursus en lessen AFP 1 - Anatomie Fysiologie Pathologie - deel bewegingsstelsel en spijsverteringsstelsel + links naar oefensets

Preview 3 out of 28  pages

  • March 25, 2022
  • 28
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting: Anatomie, fysiologie, pathologie

DEEL 1 – Fysiologie van het bewegingsstelsel

Inleiding termen
 Hydrops = vochtopstapeling in een gewricht
 Mediaal = langs de binnenkant/middellijn, in het midden
 Lateraal = langs de buitenkant/zijkant
 Ventraal = buikzijde
 Dorsaal = rugzijde
 Degeneratief = werking en structuur van weefsels gaan achteruit door veroudering, slijtage
 Pathogenese = ontstaansmechanisme van een ziekte
 Recidief = herhaling
 Mortaliteit = maat voor sterfte, sterftecijfer
 Morbiditeit = maat voor beperkingen, ziekte, restletsels
 Comorbiditeit = voorkomen van twee aandoeningen/ziekten bij een persoon
 Prevalentie = aantal ziektegevallen op een bepaald tijdstip

Topografie
 Anatomische vlakken: frontaal, transversaal of horizontaal, sagittale vlak
 Anatomische richtingen: superior = boven, inferior = onder, anterior = voor, posterior = achter,
dextra = rechts, sinistra = links (vanuit de patiënt!)
 Distaal = verder van het lichaam af
 Proximaal = dichter naar het lichaam toe
 Perifeer = van het midden af
 Centraal = naar het midden van het lichaam toe

Bewegingsstelsel bestaat uit bot, kraakbeen, bindweefsel, spieren, bloedvaten, zenuwvezels.
Functie van het skelet (meer dan 200 botten):
- Steun vh lichaam
- Bescherming van weke organen (bv hart, longen, hersenen)
- Beweging
- Bloedcelvorming (beenmerg: aanmaak van witte + rode bloedcellen + bloedplaatjes)
- Stockeerplaats van mineralen (bv calcium, fosfaten)

Weefsel = groep cellen met dezelfde functie -> botweefsel, kraakbeenweefsel, spierweefsel

1. Botweefsel

 Kalkzouten en collagene weefsels
- Bij kinderen: overvloed aan collegene weefsels, minder kalk -> bot is buigzamer
- Bij ouderen: veel kalkzouten, minder collagene weefsels -> bot breekt makkelijker
 Botcellen
- Osteoblasten = zorgt voor botopbouw
- Osteoclasten = zorgt voor botafbraak
- Osteocyten = instandhouden van botweefsel
 Dynamisch evenwicht tussen osteoblasten en osteoclasten zorgt voor herstel van fracturen, varieert volgens
leeftijd: bij kinderen meer osteoblasten actief (botopbouw > botafbraak), na 25j kanteling naar meer
osteoclasten (botopbouw < botafbraak), osteoporose bij ouderen.
Vanaf menopauze: door wegvallen van oestrogenen (die osteoclasten remden) is er progressief botverlies

Opbouw van botweefsel: boomstamstructuur (= systeem van Havers)
 Lamellen of laagjes botweefsel in cirkels rond centraal kanaaltje (= Kanaal van Havers)
 Kanaal van Havers: hierin lopen bloedvaten (voor zuurstof en voeding)
 Kanalen van Volkmann: dwarse kanaaltjes die bloedvaten met elkaar verbinden
 Systemen van Havers verlopen allemaal in dezelfde richting (door belasting vh bot) en verschaft het bot zijn
sterkte!


1

,2 soorten botweefsel: compacta (compact bot, systemen van Havers dicht op elkaar) en spongiosa (spongieus bot, wat
meer ruimte tussen systemen van Havers)
-> centraal in spongiosa vaak een mergholte met beenmerg
-> elk bot is omgeven voor botvlies of periost met zenuwen = enige onderdeel dat pijngevoelig is!

Structuur van lange pijpbeenderen zoals femur of tibia:
 Diafyse of schaft: grotendeels compact bot met verbreding aan uiteinden (= epifyse)
 Epifyse: vnl spongieus bot
 Epifysaire schijf of groeischijf: kraakbeencellen die snel delend en snelgroeiend zijn, zorgen voor lengtegroei vh bot,
tot max 18 jaar. Laatste overblijfsel van kraakbeen bij de geboorte

Botvorming door:
 Enchondriale verbening: botvorming uit kraakbeen, lengtegroei, enkel bij kinderen vanuit de groeischijven, tijdens
de puberteit zal de epifysaire schijf verbenen
 Periostale botvorming: botvorming uit periost, diktegroei, blijft hele leven mogelijk, belangrijk bij herstel van
botbreuken!

2. Kraakbeenweefsel

Functies:
 Steun voor weke delen (bv oorschelp)
 Glijvlak in gewrichten
 Rol in groei van lange beenderen

Opbouw:
 Chondrine (tussenstof) + cellen
 Perichondrium = kraakbeenvlies
 Geen bloedvaten -> wordt niet doorbloed dus sterft sneller af, nadeel = herstelt soms minder goed (cfr boksersneus)

3. Spierweefsel

3 soorten: andere functie en uitzicht
 Dwarsgestreept spierweefsel: kunnen we zelf controleren, samentrekken
 Glad spierweefsel: werkt autonoom
 Hartspierweefsel
-> motorische zenuwcellen of neuronen: prikkeloverdracht van hersenen naar spiervezels om te activeren en samen te
trekken door eiwitketens in elkaar te laten schuiven.
Skeletspier eindigt in pees = bindweefsel, kan niet samentrekken

Opbouw:
Spier(buik) is omgeven door fascia of bindweefsellaagje = niet-elastisch laagje dat spier samenhoudt
 Spierbundels omgeven door bindweefsellaagje -> parallel-lopende spiervezels -> myofibril of dunne spiervezel ->
aaneenschakeling van sarcomeren = eenheid van de spier -> 2 soorten eiwitketens: actine en myosine
 Bloedvaten
 Zenuwen

Actine verbindt met myosine dmv ATP -> trekken in elkaar -> spier verkort -> samentrekken
 ATP = molecule, “batterij” van de cellen. Cel verbrandt glucose dmv zuurstof -> energie komt vrij -> wordt
opgeslagen in ATP -> energie komt vrij bij verbinding aan andere molecule, hier eiwitketens actine en myosine ->
reactie
 Aerobe verbranding: spier verbruikt veel zuurstof om glucose te verbranden
 Anaerobe verbranding: tekort aan zuurstof om te verbranden -> glucose verbanden zonder zuurstof -> aanmaak van
melkzuur (afvalproduct) -> verzuring van spierweefsel -> krampen
 Bij minder conditie. Betere training -> meer bloedvaatjes naar spieren + meer spierweefsel -> meer zuurstof
halen uit bloed -> betere verbranding van suiker met zuurstof



4. Gewricht
2

, = waar 2 botten samenkomen, maakt beweging mogelijk (afh van soort gewricht en vorm)
 Ontwrichting of luxatie = gewricht uit de kom
 Gewrichtschijven of menisci = wanneer de botuiteinden minder goed in elkaar passen, bv knie. Bestaat uit
bindweefsel en kraakbeen

Opbouw van (synoviaal) gewricht:
 Twee botuiteinden met dun laagje gewrichtskraakbeen
 Gewrichtskapsel = verbinding tss 2 botuiteinden, bestaat uit stevig bindweefsel en is versterkt met ligamenten (=
bindweefselbanden) en spieren
 Synoviale membraan met synoviaal vocht = binnenkant vh gewrichtskapsel, voorziet kraakbeen van voedingsstoffen
-> zorgt voor dik gewricht bij ontsteking
 + bursae of slijmbeurzen rondom het gewricht, gevuld met synoviaal vocht: vermindert wrijving tussen bot en pezen
of spieren -> overbelasting = bursitis, ontsteking van de bursa

Beweging thv de gewrichten
 Flexie en extensie = buigen en strekken
 Anteflexie en retroflexie = naar voor en naar achter buigen
 Adductie en abductie = naar de romp toe en van de romp weg
 Endorotatie en exorotatie = naar binnen draaien en naar buiten draaien
 Pronatie = handpalm naar beneden, voetzool naar lateraal draaien
 Supinatie = handpalm naar boven, voetzool naar mediaal draaien

DEEL 2 – Onderzoek van het bewegingsstelsel

1. Anamnese: mondeling onderzoek, alle vragen die arts/vpk aan pat stelt: administratief, medische voorgeschiedenis,
klachten, symptomen,..
2. Klinisch onderzoek, fysiek of lichamelijk onderzoek: met een minimum aan technische hulpmiddelen.
- Inspectie = bekijken van het getroffen lichaamsonderdeel
- Palpatie = betasten of voelen
- Percussie = bekloppen
- Auscultatie = beluisteren met stethoscoop (vnl longaandoeningen en abdomen)
3. Technische onderzoeken
- Laboratoriumonderzoek = bloedafname of andere staalafname (urine, bloed, biopsie,…); minder toepasselijk
voor orthopedie, tenzij ontstekingsparameters (bv CRP, witte bloedcellen)
- Medische beeldvorming = dienst radiologie of nucleaire geneeskunde, door radiologen en nucleairisten.
Specifieke functie-onderzoeken zoals endoscopische onderzoeken door internisten of chirurgen, EMG, EEG, ECG
door specialisten zoals cardioloog, neuroloog,… en vallen niet onder medische beeldvorming.

Röntgenonderzoek of RX/CT
 RX = lage dosis röntgenstralen, zoals een foto. Steeds opnames in twee loodrecht op elkaar staande richtingen, soms
symmetrisch om links en rechts te vergelijken (vnl bij kinderen)
 CT (computertomografie) = hoge dosis straling, zoals dwarsdoorsnede scan, transversale vlak enkel bij CT mogelijk,
toestel is “donut” waar je door gaat
 Voordelen: ideaal onderzoek om botletsels op te sporen: calcium in de botten absorbeert de röntgenstralen zeer
goed + pat moet geen speciale voorbereiding ondergaan
 Nadelen: stralenbelasting in hoge dosis is potentieel schadelijk voor zwangere vrouwen, kinderen -> kan
schade/mutaties aan DNA veroorzaken -> kanker
+ weke delen (bv kraakbeen, organen, spieren) kunnen niet in beeld gebracht worden, enkel te zien als zwarte laag
tussen botten, soms wordt intraveneus jodium-houdende contraststof toegevoegd, bv arteriografie -> pat moet dan
wél nuchter blijven voor dit onderzoek: min 6u niet eten, drinken, roken

NMR scan (nucleaire magnetische resonantie) of MRI (magnetische resonantie imaging) of KST (kernspintomografie)
 Werkt met onschadelijke magnetische velden, geen stralen
 Toestel is één grote magneet, lange smalle tunnel waar pat in gaan liggen
 Voordelen: ideaal onderzoek voor weke delen (waterhoudende structuren: spieren, ligamenten, kraakbeen) ->
verschillende soorten weefsels (spieren, vet) hebben verschillende magnetische eigenschappen en kunnen zo
makkelijk van elkaar onderscheiden worden + elk vlak kan met MRI gescand worden, zonder schadelijke straling

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liesvanbever. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.41. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

60904 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.41
  • (0)
  Add to cart