Ontwikkelings- En Levensloopcriminologie (R_ONTENO)
All documents for this subject (16)
Seller
Follow
CrimiVU123
Reviews received
Content preview
Week 1 Ontwikkelings- en levensloop criminologie
- Ontwikkeling en verloop antisociaal en crimineel gedrag
- Risicofactoren op verschillende leeftijden
- Effect life events op crimineel gedrag
Age-crime curve = criminaliteitspiek is in de adolescentie
Kritiek op age-crime curve:
- Data is geaggregeerd = dadertrajecten of subgroepen van daders kunnen verborgen blijven. Alle data is op één
hoop gegooid -> dus je ziet geen individuele carrières. Bij inzoomen is er nog steeds een piek; maar zie je meer
verschillen en individuele gevallen. Je mist de verschillen tussen (dader)groepen -> moet de interventie dan voor
iedereen hetzelfde zijn
- Data is cross-sectioneel = hoe één person zich over de tijd heen ontwikkeld is niet te zien. Laat
stabiliteit/veranderingen over tijd zien. Je kunt geen levensloop zien, omdat het op een bepaald moment aan
mensen wordt gevraagd hoeveel criminaliteit ze hebben gepleegd -> op 1 moment gevraagd. Daarom beter
longitudinaal onderzoek
- Data is officieel = alleen wat bekend is bij politie en justitie -> niet over voorlopers van officieel geregistreerde
criminaliteit (antisociaal gedrag in kindertijd). Alles voor de leeftijd van 12 is niet terug te zien.
Age-crime curve mist informatie die belangrijk is voor interventie en preventie -> daarom DLC (Developmental
Lifecourse Criminology) theorieën van belang: kijken over de tijd heen, naar de levensloop
- Veel variabelen zijn uiteindelijk veranderlijk over tijd en de invloed ervan is ook veranderlijk -> in adolescentie
hebben vrienden meer invloed
- Tussen-persoonsverschillen en binnen-persoonsverschillen -> Marshmallow-test
o Tussen-persoonsverschillen = verschillen tussen kinderen van dezelfde leeftijd
o Binnen-persoonsverschillen = zelfcontrole neemt toe met de leeftijd
o Naar verschillen tussen en binnen een persoon kijken -> dan pas kan je zeggen of zo’n factor van belang
is bij het verklaren van criminaliteit
- Cross-sectioneel vs. Longitudinaal onderzoek
o Als je maar op één moment meet -> mis je veel informatie
,ICAP: Integrated Cognitive Antisocial Potential
- Verklaart tussen-persoonsverschillen en binnen-persoonsverschillen -> verschil is belangrijk
o Binnen-persoonsverschillen: op lange termijn bekijken met longitudinaal onderzoek
o Tussen-persoonsverschillen: crossectioneel onderzoek op een bepaald moment
- Kijkt naar situationele factoren (+ontwikkeling) -> dus niet alleen naar individu
- Model klopt voor alle leeftijden
- Integreert ideeën van strain, controle, leren, labelling en rationale keuze theorieën
➔ De theorieën gaat er vanuit dat de vertaling van antisocial potential (AP) naar antisociaal gedrag komt door
cognitieve processen (denken en keuzes maken)
- Antisociaal potentieel = het vermogen om antisociaal gedrag/misdaad te doen
Lange termijn antisociaal potentieel
- Hangt af van de impulsiviteit, strain, socialisatie en life events van een persoon
- Vanaf jongs af aan of zelfs voor de geboorte factoren die een rol spelen/bijdrage aan lange termijn antisociaal
potentieel crimineel gedrag
- Doel: materiele producten, status, opwinding en seksuele genoegdoening -> lijdt alleen tot een hoog AP als
antisociale methodes tot het doel leiden
- Antisociale methodes worden gekozen als iemand niet op een legitieme manier het kan bereiken:
opleidingsniveau
- Socialisatieprocessen van ouders en antisociale rolmodellen
- De lange termijn AP varieert ook over je leeftijd, met een piek in de tienerjaren, dat komt weer door de binnen-
persoonsverschillen
De ICAP theorie stelt voorts dat het plegen van misdaden komt door de interactie tussen de individu (en zijn level
van AP) en de sociale omgeving (voornamelijk gelegenheid en mogelijke slachtoffers).
Korte termijn antisociaal potentieel
- Hangt af van de motivatie en situationele factoren
- Gelegenheid en mogelijke slachtoffers
- Korte termijn AP verschilt per individu: Verveling, boosheid, dronken, frustratie, drugs
- Deze factoren komen er op een bepaald moment bij -> en vergroten dan de kans op criminaliteit (plotseling)
- Of iemand uiteindelijk criminaliteit pleegt hangt af van cognitieve processen: baten/kosten
Lange en korte termijn AP worden bij elkaar opgesteld, maar ook dan is criminaliteit niet zeker.
,- Cognitieve processen spelen ook een rol = kosten, baten, pakkans, afkeuring -> dat wordt nog wel tegen elkaar
afgewogen
o Als je rationeel bedenkt dat misdaad gunstig, maar AP is laag -> dan geen criminaliteit
Mensen beginnen met misdaad plegen + beïnvloed door..
- Hoge lange termijn AP = materiele goederen, status, seks, fysieke mogelijkheden, verandering in socialisatie
- Hoge korte termijn AP = korte termijn motivatie als verveling, boosheid, dronken en door toenemende
mogelijkheden of verandering in je routine activiteiten (meer uitgaan)
- Veranderende beslissing-maken processen (cognitieve processen) = veranderd als de subjectieve verwachten
abten van misdaad stijgen (peers belangrijker, ouders minder belangrijk)
Lange termijn AP + korte termijn AP + cognitieve processen = verhoogd risico
- Verhoogd risico leidt niet standaard tot criminaliteit
- De uitkomst van een misdaad kan leiden tot een verandering in de lange termijn AP en verdere cognitieve
processen -> door bv; beloning, straffen, stigmatisering → dus of iemand na criminaliteit het nog een keer gaat
doen is afhankelijk van de uitkomst van de misdaad; positieve of negatieve gevolgen. Als de negatieve gevolgen
minder zijn dan de positieve gevolgen; dan nog een keer misdaad plegen.
- Vroeg beginnen met criminaliteit -> hoge lange termijn AP; consistent over de tijd -> die mensen blijven dan ook
langer criminaliteit plegen
Meerdere DLC-theorieën: Moffit, Sampson & Laub
Risico- en beschermende factoren
- Risicofactoren = positieve samenhang met criminaliteit
- Beschermende factoren = negatieve samenhang met criminaliteit
- Statische factoren = zijn onveranderlijk -> ook met een interventie kan je ze niet veranderen; geslacht,
huidskleur, geschiedenis
- Dynamische factoren = kan je veranderen -> interventie kan
het veranderen: woonplaats, vrienden
Bronfenbrenner’s ecologisch systeem model -> risicofactoren
verschillen per leeftijd
Jonge leeftijd is vooral het gezin van invloed -> naarmate een kind
ouder wordt -> worden vrienden en de omgeving belangrijker
- Individueel
- Familie
- Vrienden
- School
- Omgevingsfactoren
‘’Antisociaal gedrag in de kindertijd is de grootste risicofactor voor
later delinquent gedrag” → maar niet iedereen die antisociaal
verdrag vertoont pleegt criminaliteit.
Antisociale kinderen worden meestal geen criminele volwassenen, maar criminele volwassenen waren meestal wel
asociale kinderen.
Antisociaal gedrag:
- Niet strafbaar gedrag -> wel probleem gedrag: externaliserend
Individueel:
- Antisociaal gedrag
, - Emotionele factoren = hoge gedragsactivering (impulsiviteit, hyperactief) en lage gedragsremming (angst,
schaamte, verlegen) risicofactoren
- Cognitieve ontwikkeling = sociaal gedrag kunnen controleren. Laag IQ
- Associatie met deviante peers = toetreding tot gangs -> grote invloed op individu
- Afwijzing door peers = afwijzing zorgt voor wantrouwen en voor agressieve houding
Pas als kinderen al at-risk zijn doen peerfactoren ertoe dat tot misdaad leidt -> daarvoor al individuele of
familiefactoren
Schoolfactoren
- Belangrijk in de jonge ontwikkelingsfasen
- Interactie met leeftijdsgenoten, leraren
- School succes
- Binding met school
- Spijbelen en school uitval
Omgevingsfactoren
- Wonen in een ‘achterstandswijk’
- Lage SES in de buurt
- Weinig cohesie in de buurt
- Veel criminaliteit in de buurt
- Structuur van de buurt
- Mobiliteit van de bewoners
Beschermende factoren -> promotive factor
- Tegenover gestelde van risicofactoren:
impulsief en niet-impulsief -> tegen criminaliteit
- Unieke factoren: op zichzelf staande factoren; zwakken het effect van risicofactor af -> bij meisjes goede
schoolprestaties beschermend maar slechte schoolprestaties geen risicofactor
Onderscheid en inzicht in beschermende factoren zijn van belang voor mogelijke interventies
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CrimiVU123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.