Samenvatting economie: Wereldeconomie
Hoofdstuk 1: Een wereld van verschillen
Het bbp per hoofd is een veel gebruikte welvaartsmeter. Het bbp per hoofd is een
gemiddelde. De traditionele industrielanden zijn de hoge inkomenslanden in West-Europa,
de VS, Canada en Japan. De traditionele industrielanden zijn oorspronkelijk lid van de OESO,
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De OESO werd na de
Tweede Wereldoorlog opgericht om de Marshallhulp in goede banen te leiden.
Om rekening te houden met het verschil in koopkracht kan de koopkrachtpariteit worden
berekend. Op basis van een standaardpakket wordt de omrekeningsfactor berekent. Kost
een standaardpakket in Amerika $1000 en in Zuid-Afrika 500.000 dan is de
koopkrachtpariteit $1 = 500.
De Human Development Index (HDI) houdt niet alleen rekening met inkomen maar ook met
voorzieningen van de overheid.
Het Internationaal Monetaire Fonds (IMF) heeft het doel om het internationale
betalingsverkeer soepel te laten verlopen. Het IMF helpt landen met een tekort aan
buitenlandse valuta zodat de importen van de landen niet in gevaar hoeven te komen.
De Wereldbank richt zich op de arme landen. De Wereldbank verstrekt de
ontwikkelingslanden gunstige leningen.
Hoofdstuk 2: Het internationale economisch verkeer
Een verdeling van een productieproces in deeltaken noemen we arbeidsverdeling of
arbeidsdeling. Ruiltransacties waarbij nationale grenzen worden overschreden noemen we
de internationale of buitenlandse handel.
Het verschil tussen de uitvoerontvangsten en de invoerbetalingen met betrekking tot
goederen noemen we het saldo op de handelsbalans. Een handelsoverschot heeft een land
bij meer ontvangsten dan betalingen, een handelstekort bij meer betalingen dan
ontvangsten. Soms worden diensten bij de handelsbalans gezet.
Het invoervolume en uitvoervolume verwijst naar de hoeveelheden. De uitvoerwaarde is het
bedrag dat wordt geëxporteerd, de invoerwaarde is het bedrag dat wordt geïmporteerd.
Waarde=volume x prijs
Om de rol van buitenlandse handel in een land te kunnen vergelijken met andere landen
worden quotes gebruikt.
invoer
Invoerquote= x 100 %
bruto binnenlands product
uitvoer
Uitvoerquote= x 100 %
bruto binnenlands product
De quotes laten de openheid van een land zien. Wanneer de som van de importquote en
exportquote hoger is zijn er meer transacties met het buitenland en is de economie opener.
, De wederuitvoer bestaat uit goederen die zijn ingevoerd, tijdelijk eigendom worden van
Nederlandse bedrijven en vervolgens worden geëxporteerd. Worden goederen geen
Nederlands eigendom dan is er sprake van doorvoer.
De toegevoegde waarde van Nederlandse ondernemingen bestaat uit de eventuele kleine
bewerkingen en transport- en verzekeringsdiensten.
Bij grensoverschrijdende investeringen wordt onderscheid gemaakt tussen buitenlandse
beleggingen en directe buitenlandse investeringen. Bij de buitenlandse beleggingen zijn de
beleggers niet geïnteresseerd in zeggenschap maar in inkomen verdienen. Bij directe
buitenlandse investeringen zijn beleggers juist wel geïnteresseerd in zeggenschap.
Outsourcing is het uitbesteden van taken aan een bedrijf in een ander land. Offshoring is het
verplaatsen van een deel van het productieproces naar een ander land. Offshoring gaat
gepaard met directe buitenlandse investeringen en een daling van het loonpeil in het land
van herkomst, want de vraag naar arbeid daalt waardoor de arbeidsmarkt ruimer wordt.
Vrijhandel is internationale handel die niet wordt belemmerd.
De comparatieve kostentheorie:
Econoom David Ricardo ging uit van de arbeidswaardeleer. De arbeidswaardeleer stelt dat
de waarde van een product uitsluitend wordt bepaald door de hoeveelheid arbeid die nodig
is om het product te maken.
Om de arbeidsverdeling te bepalen moet het comparatief
kostenvoordeel berekent worden. Portugal heeft in beide producties
een absoluut kostenvoordeel. Een comparatief kostenvoordeel treedt
op als een land een product relatief goedkoper kan maken dan een
ander land in vergelijk met andere producten, we kijken hierbij naar de
opofferingskosten.
De opofferingskosten voor kleding van Portugal zijn 1,13 wijn, 90 : 80 =
1,13. De opofferingskosten voor wijn zijn 80 : 90 = 0,89 kleding. Voor Engeland zijn de
opofferingskosten voor kleding 0,83 wijn en de opofferingskosten voor wijn 1,20 kleding.
Portugal heeft de laagste opofferingskosten bij wijn. Engeland heeft de laagste
opofferingskosten bij kleding. Portugal gaat zich specialiseren in wijn. Engeland gaat zich
specialiseren in kleding.
Wanneer Engeland 1 kledingstuk wil produceren heeft het daar 100 uur voor nodig, in
diezelfde tijd kan Engeland 100 : 120 = 0,83 wijn produceren, de opofferingskosten voor
kleding in Engeland zijn 0,83 wijn.
Wanneer Portugal 1 kledingstuk wil produceren heeft het daar 90 uur voor nodig, in
diezelfde tijd kan Portugal 90: 80 = 1,13 wijn produceren, de opofferingskosten voor kleding
in Portugal zijn 1,13 wijn.
Volgens de theorie neemt de gezamenlijke welvaart van landen toe als elk land het product
waarbij het comparatieve kostenvoordeel aanwezig is produceert.
Een autarkie is een gesloten economie, autarkiën doet niet aan internationale handel.
Zie opdracht 2.14 d,e
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gijsvangompel333. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.62. You're not tied to anything after your purchase.