De noodzaak beschrijven van een circulatiesysteem en een ademhalingssysteem voor grotere organismen
In meercellige dieren is circulatie noodzakelijk omdat diffusie van stoffen veel te traag is bij grotere afstanden om een meercellig organisme in
leven te houden. Met intern transport kan de diffusie afstand kort worden gehouden (en het oppervlakte vergroot, d.m.v. veel capillair
endotheel/bed).
Volgorde van de bloedcirculatie:
- Zuurstofarm bloed rechterboezem (atria) rechterkamer (ventrikel) longen zuurstofrijk bloed rechterboezem linkerkamer
aorta lichaam hart.
Open circulatie:
- Hier kan diffusie plaatsvinden, alle organellen die die zuurstof nodig hebben liggen binnen diffusie afstand. Dit is vaak bij kleine
beestjes. Vissen hebben vaak maar 2 kamers, het hart wordt gevoed door O2 arm bloed.
Voordeel gesloten systeem:
- Hier is geen mix tussen O2 arm en rijk bloed.
Pulmonale circulatie:
- Hart long hart.
Systemische circulatie:
- Lichaam hart
De structurele onderdelen opnoemen van de humane dubbele bloedsomloop
Poortadersysteem lever:
- Spijsverteringskanaallever via poortader.
- O2 arm bloed van darmen naar de lever.
Kransslagadersysteem:
Bloedvat systeem wat het hart zelf al zuurstof voorziet
Als daar iets misgaat heb je een hartaanval, hart krijgt geen zuurstof.
Aangeven welke organen op welke wijze de samenstelling van het bloed bepalen
Hart: pompt het bloed door het lichaam
Longen: zorgen voor zuurstof in het bloed
In de capillairen stroomt het bloed zeer traag. In de venen stijgt de stroomsnelheid weer. Dit komt doordat:
De bloedcirculatie is een gesloten systeem: het aantal ml/min aan bloed dat het hart verlaat moet door de arteriën, capillairen en venen gaan en
tenslotte ook weer het hart ingaan. De totale oppervlakte van capillairen is groter t.o.v. venen. Hierdoor wordt de druk verdeelt over een grotere
oppervlakte en zal de stroomsnelheid afnemen. Bij de venen is er een lagere vaatweerstand in vergelijking met de capillairen. De stroomsnelheid
is bij venen relatief laag t.o.v. arteriën en hoog t.o.v. capillairen
Aangeven welke organen op welke wijze de samenstelling van het bloed bepalen Bloed wordt gemaakt uit één stamcel genaamd de
Hematopoëtische stamcel. Deze stamcel is voornamelijk te vinden in het beenmerg. Het heeft de mogelijkheid om zich te ontwikkelen tot
verschillende cel typen. Het proces waarbij bloed gevormd wordt heet hematopoëse waarbij hema bloed betekent en poiesis formatie. Dit proces
begint al in de derde week van de foetale ontwikkeling. Hier begint het proces van de aanmaak van plaatjes, witte bloedcellen en bloedcellen. De
enige gebieden die uit beenmerg bloed produceren zijnhet bekken, ruggengraat, ribben, schedel en de uiteindes van de long botten. Hoewel de
lever, milt en inactieve gedeelte van het beenmerg ook bloed produceren wanneer het essentieel is.2 5% zal rode bloedcellen worden en 75%
witte bloedcellen worden.
1
,De relatie leggen tussen structuur en functie van arteriën, capillairen en venen
Arteriën: een ander woord voor slagaders. Deze aders vervoeren zuurstofrijke bloed naar het lichaam. Zoals alle anderen in het lichaam bestaan
ze als eerst uit een endotheel laag. Dat is een ééncellig laagje aaneengesloten cellen. Ze vervullen onder andere een functie bij de bloedstolling.
Vervolgens komt er een laagje glad spierweefsel. Dat bestaat uit actine en myosine die in tegenstelling tot dwarsgestreept spierweefsel niet onder
de invloed van de bewuste wil samentrekken en dit samentrekken ook veel langzamer doen dan dwarsgestreepte spieren. Als laatst bevat het een
laagje bindweefsel.
Capillair: een ander woord voor haarvaten. In deze vaten vindt uitwisseling van zuurstof, voedingstoffen en afvalstoffen plaats. Ook hier bestaan
de vaten eerst uit een endotheel laag. Daarna komt het laatste laag genaamd Basal lamina. Dit is een laagje extracellulaire matrix dat
uitgescheiden is door epitheelcellen. Het is eigenlijk een permeabele barrière waardoor er uitwisseling plaats kan vinden vanuit het zuurstofrijke
bloed die uit de arteriën komen.
Venen: een ander woord voor aderen. Ook deze aderen bestaan weer eerst uit een endotheel laag. Ook hier bestaan de aderen uit glad
spierweefsel. Echter is deze laag bijna 2/3 dunner als een arterie. Venen bevatten klepjes die helpen om het bloed weer terug richting het hart te
brengen. Aan de buitenkant bestaan venen ook uit een laagje bindweefsel. De venen vervoeren het zuurstofarm bloed vanuit capillair terug naar
het hart.
Uitleggen hoe bloed kan terugkeren naar het hart vanuit de onderste extremiteiten en tegen de zwaartekracht in
Bloeddruk speelt een grote rol in het regelen van de bloedsomloop. Omdat de bloeddruk in de ledematen lager is dan bijvoorbeeld in de aorta
hebben aderen klepjes. Door het hartritme blijft het bloed circuleren in het lichaam. De kleppen in de aderen zorgen ervoor dat het bloed niet
terugstroomt door de zwaartekracht.
Het benoemen van verschillende typen endotheel en hun functie in de verschillende organen
Endotheelcellen zijn te vinden in de binnenkant van bloedvaten, het hart en lymfevaten. Ze hebben veel functies in het lichaam, namelijk:
- Barrière het dient als een semi-selectieve barrière tussen weefsels en lumen.
- Fibrinolyse Afbraak van stolsel.
- Inflammatie
- Het ontstaan van nieuwe bloedplaatjes.
- De controle van de bloeddruk.
- Het herstellen van beschadigd weefsel door plaatjes te
activeren
Uitleggen hoe osmotische druk (van eiwitten) en hydrostatische
druk de uitwisseling regelen van water en opgeloste stoffen door de
capillairwand heen
Als er een hogere bloeddruk is in een bloedvat (hoger dan in de
extracellulaire matrix) dan gaat er water de cel uit. De concentratie cellen
in het bloedvat stijgt dan. Dit kan ook andersom. Als de druk te hoog is
kunnen eiwitten en laagmoleculaire stoffen het bloedvat in komen.
Het osmotische drukverschil tussen interstitiële vloeistof en bloed bedraagt 22 mmHg. De stoffen die dit osmotisch effect veroorzaken zijn alléén
eiwitten, zij veroorzaken de colloïd-osmotische druk (COD). De concentratie eiwit in de interstitiële vloeistof (= weefselvocht) is veel lager dan
in bloed. Laagmoleculaire stoffen passeren de endotheel laag, bloedcellen zijn te gering in aantal om een osmotisch effect teweeg te brengen. De
COD is met ± 6 mmHg slechts 0,5% van de totale osmotische druk van ± 310 mmHg van het plasma.
De capillairen waar dit minder verwacht wordt zijn de sinusoïde capillairen. Die zijn doorlaatbaar voor alle onderdelen (cellen en eiwitten) en
hebben dus geen colloïd osmotische druk.
- Foto’s uit gebieden waar hongersnood heerst tonen vaak kinderen met een opgezwollen buikje, het zogenaamde hongeroedeem.
Verklaar deze ophoping van vocht in de buikholte uit een tekortschietende eiwitsynthese door aminozuurgebrek.
Weinig eiwit in het voedsel leidt tot een verminderde eiwitsynthese in de lever geeft een laag plasma-eiwit. Bij te weinig eiwit daalt de
constante COD van weefsel naar bloed. Die is immers afhankelijk van de concentratie plasmaeiwitten. Over het hele capillair
vind dan uittreding van een grotere hoeveelheid vocht plaatst als gevolg van de enkel hydrostatische druk (die alleen wordt
gereguleerd op basis van PCO2 en bloeddruk). Dit overstijgt de afvoer capaciteit van de lymfe waardoor de hoeveelheid
weefselvocht toeneemt. De hartdruk wordt daardoor in de capillairen onvoldoende gecompenseerd door de osmotische
zuigkracht, waardoor vocht naar het interstitium beweegt: hongeroedeem.
Beschrijven hoe lymfevocht is samengesteld en hoe het bijdraagt aan de circulatie
2
,De mens verliest gemiddeld 4-8L vloeistof vanuit de bloedvaten in de extracellulaire matrix. Dit wordt teruggewonnen m.b.v. het lymfesysteem. De
vocht of vloeistof die terug wordt gewonnen heet lymfevocht. Dit bestaat dus uit de verloren vloeistof uit de bloedvaten, bloedeiwitten en lipiden uit
de dunne darm. Lymfevocht wordt via twee grote aders terug vervoerd vervoert in het bloed. Deze aderen bevinden zich in de nek
Aangeven hoe lymfe wordt afgevoerd uit de weefsels
De belangrijkste structurele en functionele kenmerken noemen van erytrocyten trombocyten en leukocyten
Bloedcomponenten
- Erytrocyten: Rode bloedcellen zijn de meest voorkomende cellen in bloed. De primaire functie van erytrocyten is het vervoeren van
zuurstof vanuit de longen naar alle cellen van het lichaam en het afvoeren van CO2 vanuit cellen naar de longen. Erytrocyten bestaan
uit hemoglobine, actine en cytoskelet filamenten. De hemoglobine is de factor dat zorgt voor het vervoeren van zuurstof en
koolstofdioxide. Hemoglobine bestaat uit 2 eiwitketens en heem. Zonder ijzer wordt er geen hemoglobine gesynthetiseerd.
Cel diameter: 7-8 μm
Kern: afwezig.
Cytoplasma: licht bruin roze van kleur
Met centraal een geringe opheldering
Functie: transport van zuurstof en kooldioxide.
- Trombocyten: een ander woord voor bloedplaatjes. Bloedplaatjes zorgen voor de stolling. Ze bevatten stollingsfactoren die cruciaal zijn
bij bijvoorbeeld een verwonding. Ze bestaan uit een mitochondrium, SER, en meerdere vesicales die granules heten. De gradules
bevatten allerlei stollingsfactoren.
Cel diameter: 2-4 μm, meestal niet meer dan een vlek in het uitstrijkje.
Kern: afwezig
Cytoplasma: bleekblauw van kleur. Rode korreltjes die verspreid of centraal liggen
Functie: bloedstelping.
- Leukocyten: witte bloedcellen zijn de cellen die het lichaam beschermen tegen lichaamsvreemde stoffen. Er zijn vijf soorten:
lymfocyten, monocyten, neutrofielen, eosinofielen en basofielen. In een andere les worden ze specifiek uitgelegd. Ze worden in het
beenmerg gemaakt net als de rest van alle bloedcellen
Aangeven waar welke componenten en cellen worden gevormd
Leukocyten worden gevormd wanneer er een lichaamsvreemde stof aanwezig is, als er een allergische reactie heeft plaatsgevonden, als er een
bacterie aanwezig is of als er een parasiet in het lichaam is gekomen. Ze zijn echter altijd aanwezig in het lichaam maar niet in een actieve stand.
Beide leukocyten als erytrocyten worden gevormd uit een
hematopoietische stamcel. Trombocyten zijn ook altijd aanwezig maar weer niet actief. Ze worden actief wanneer het huid of weefsel beschadigd
is. Of als het bloed niet meer in aanraking is met NO en prostacycline. Ze worden gevormd uit megakaryocyten. Als laatst worden erytrocyten
constant gemaakt in het beenmerg. Een rode bloedcel heeft een levensduur van ongeveer 120 dagen. Alle cellen worden in het beenmerg
gevormd.
Kunnen benoemen welk weefseltype bloed is
Bloed is de vloeistof die in bloedvaten te vinden is. Bloed is het meest atypische bindweefsel. Bloed verbindt niets en geeft totaal geen steun.
Bloed wordt echter geclassificeerd als bindweefsel, omdat het het mesenchym als oorsprong heeft. De bloedcellen worden omgeven door het niet
levende bloedplasma. De meeste cellen van het bloed zijn erythrocyten
Bloed wordt gemaakt in het beenmerg wat omsloten wordt door het bot. Functies van het bindweefsel:
- Transport (bloed)
- Versteviging (ondersteuning en verbinding)
- Opslag (vet)
Productie van bloedcellen: beenmerg
Productie van plasma-eiwitten: lever
Hemoglobine en plasma-eiwitten dragen bij aan de buffercapaciteit van het bloed. Ieder eiwit werkt altijd als buffer omdat: Eiwitten bestaan uit
aminozuren. Een aminozuur kan een restgroep (R-groep) bij zich dragen. Deze R-groep kan geladen zijn: een zure R-groep zal een negatieve
lading geven aan het aminuzoor, een basische R-groep zal een positieve lading geven aan het aminozuur. Hierdoor draagt een eiwit bij aan de
buffercapaciteit, omdat er H+ kan worden opgenomen of afgestaan
De hemocytometrische parameters MCV, MCH en MCHC formuleren en gebruiken
3
, Samenvatting zelf les 1
De structuur van bloedvaten:
Epitheelcellen zijn zeer dun en maken het transport mogelijk van stoffen naar de
interstitiële ruimte. Spierweefsel maakt het mogelijk om de bloedtoevoer naar een
orgaan te reguleren. Capillairen (haarvaten) hebben geen spierweefsel.
De druk t.o.v. het hart blijft vervallen. De stroming in haarvaten is het laagste omdat daar
de totale diameter van het bed volume het hoogst is.
Structuur van bloedvaten:
Haarvaten bestaan uit een laag endotheelcellen en een extracellulaire laag genaamd
Basal lamina. Alleen hier vindt uitwisseling van stoffen plaats omdat de wanden dun
genoeg zijn.
In haarvaten vinden zuurstof en energie transport plaats. Er is een groot oppervlak.
In de arterie is de grootste stroomsnelheid.
In de vene is de bloeddruk 0.
Hart arterie haarvaten vene
Bloedstroom in venen:
Kleppen in de ader zorgen ervoor dat het bloed alleen in de richting van het hart van. Dit gebeurt door de samentrekkende spieren die de
vene dicht drukken. De skeletspieren functioneren hier dan als een pomp, bij beweging. Water en bloed kun je niet samenpersen.
- Arterie= dik rond vlak met spieren eromheen. Dat zorgt ervoor dat de arterie in vorm blijft.
- Vene = moet vervormen dus niet dikke laag spieren.
- Capillair = bekleed door endotheelcellen. Voordeel dat cel plat is dus diffusie is makkelijk.
Capillair endotheel:
Begin van capillair zitten kringspieren die kunnen dichtknijpen. De bloedstroom is een capillair bed wordt geregeld door sfincters. Dit is een
kringspier met afsluitfunctie. Tijdelijk een bepaald orgaan geen bloed geven bijvoorbeeld bij kou, om verlies van warmte te voorkomen.
Typen capillairen: mate van doorlaatbaarheid gaat van laag naar hoog.
- Continue capillairen: Deze zitten in spieren en neuronen; bloed-hersenbarrière
- Gefenesteerde capillairen: fenestre = porie. Gefensteerde is gaten in onstaan, dus meer uitwisseling van stoffen
- Sinusoïde capillairen: hier zitten letterlijk gaten tussen. Bijvoorbeeld in het beenmerg waar alle bloedcellen worden gemaakt.
Bloedcellen moeten de bloedbaan in.
De binnen kleding van elk vat wordt gevormd door endotheel (type epitheel). Capillairen bestaan enkel uit endotheel omsloten door het
basaalmembraan. Doorlaatbaarheid is afhankelijk van de functie.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sauysal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.78. You're not tied to anything after your purchase.