100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting GENETICA biologie $3.17
Add to cart

Summary

Samenvatting GENETICA biologie

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting van het boek + verreikende powerpoints erin verwerkt

Preview 2 out of 6  pages

  • March 25, 2022
  • 6
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
Biologie
Genetica
Paragraaf 2

Genetica = studie over hoe eigenschappen worden overgedragen van ouders naar nakomeling
Fenotype = alle waarneembare eigenschappen van een individu. Wordt bepaald door genotype en
milieufactoren
Genotype = de informatie van erfelijke eigenschappen van een individu, kan veel eigenschappen van
een individu bepalen
De informatie voor erfelijke eigenschappen ligt in de chromosomen, deze eigenschappen worden
doorgegeven via de chromosomen in de eicel/zaadcel. Bij bevruchting komt de informatie van de
moeder en vader bij elkaar, vanaf dat moment liggen de erfelijke eigenschappen van de nakomeling
vast.
Gen/erffactor = een deel van een chromosoom dat de informatie bevat van 1 erfelijke eigenschap of
een deel van een erfelijke eigenschap.
Vaak zijn bij bepaalde eigenschappen meerdere genen betrokken.
Modificatie = de eigenschappen worden veranderd zonder dat er een verandering in de
chromosomen plaatsvindt.

De mate waarin het genotype en de milieufactoren bijdragen aan het fenotype is verschillend.
Sommige worden uitsluitend door het genotype bepaald en andere door milieufactoren. Bij veel
eigenschappen stelt het genotype wel de uiterste grenzen vast, de milieufactoren bepalen dan in
hoeverre deze grenzen bereikt worden.
Een eeneiige tweeling bevat hetzelfde genotype, hierdoor zijn zij interessant om te bestuderen in
verband met de invloed van omgevingsfactoren en genotype op het fenotype.

De DNA-sequentie is anders in een gen dat codeert voor blauwe ogen dan een gen voor bruine ogen.
De genexpressie is in verschillende cellen anders.
De volgorde van de bouwstenen in het DNA van een eeneiige tweeling is gelijk, maar of bepaalde
genen wel of niet tot uiting komen in het fenotype (genexpressie) kan onderling verschillen.
Hierdoor zijn op latere leeftijd vaak meer verschillen te zien.
Epigenetica = de studie van wijzigingen in de expressie van een gen of een set genen door
milieufactoren zonder dat er wijzigingen in de DNA-sequentie plaatsvinden. Soms zijn deze
wijzigingen stabiel en erfelijk.

Paragraaf 3

Elk chromosoom bevat veel genen.
Locus = de plaats van een gen in een chromosoom
Homologe chromosomen komen met lengte, vorm en plek van loci overeen met elkaar. Zij bevatten
dus beide de genen voor dezelfde erfelijke informatie.
Allel = elk van de genen die op een bepaalde locus voorkomt
Voor een erfelijke eigenschap kunnen veel verschillende allelen bestaan binnen een populatie. Een
diploïd organisme bezit steeds 2 allelen (allelenpaar) voor een bepaalde eigenschap.

Homozygoot = 2 dezelfde allelen (AA/aa)
Heterozygoot = 2 verschillende allelen (Aa)
Dominante allel (hoofdletter) = het allel dat tot uiting komt in het fenotype
Recessieve allel (kleine letter) = het allel dat niet tot uiting komt in het fenotype

, Intermediair = beide allelen zijn even sterk, komen beide evenveel tot uiting: tussenvorm. Onvolledig
dominant. Soms verschilt het nog per soort welk allel dominanter is. (ArAr , AwAw , ArAw)

Door geslachtelijke voortplanting vindt recombinatie plaats van chromosomen en dus ook
recombinatie van allelen. Hierdoor neemt de variatie toe binnen een populatie. Elk
chromosomenpaar bevat vele allelenparen. Bij ieder mens liggen in elk chromosomenpaar altijd wel
een allelenparen die bestaan uit 2 ongelijke allelen. Hierdoor verschillen de chromosomen dus een
beetje van elkaar betreffende de allelen. Als beide chromosomen een ander allel bevatten, weet je
zeker dat er dochtercellen ontstaan met een ander genotype. Welke chromosomen de
geslachtscellen bevatten na de bevruchting, is afhankelijk van toeval.

Bij de bevruchting ontstaat weer een diploïde cel en worden de chromosomen van beide ouders bij
elkaar gebracht. Hierbij ontstaan nieuwe allelenparen. Hierdoor zal het individu altijd een andere
combinatie van erfelijke eigenschappen bevatten dan zijn ouders. Door een grotere genetische
variatie heeft een soort een grotere overlevingskans. Als milieuomstandigheden veranderen, is de
kans groot dat er enkele individuen zijn die zich hiervoor kunnen aanpassen.

Paragraaf 4

Bij een kruising planten 2 organismen met een ongelijk genotype zich geslachtelijk voort. Veel
kruisingen beginnen met de ouders waarvan de een homozygoot dominant is en de ander
homozygoot recessief. Ouders worden aangegeven met de letter P en de nakomelingen met F1.
Vaak laten ze bij kruisingen de nakomelingen zich ook voortplanten. Deze worden weergegeven met
F2.
Bananenvliegjes zijn goede organismen om mee te testen, zij planten zich snel voort, krijgen veel
nakomelingen, gemakkelijk te kweken en mannetjes/vrouwtjes zijn makkelijk te onderscheiden.
Verder vertonen zij veel variatie in het fenotype voor veel erfelijke eigenschappen doordat zij maar 4
chromosomen bevatten.

Monohybride kruising = gelet op de overerving van 1 erfelijke eigenschap
Dihybride kruising = gelet op de overerving van 2 erfelijke eigenschappen




Aan een organisme kan je niet zien of het homozygoot of heterozygoot is voor een dominant allel.
Hier kan je achter komen door een testkruising. Een testkruising is alleen betrouwbaar als de F1 uit
een voldoende groot aantal nakomelingen bestaat, anders is het te sterk afhankelijk van toeval.

Wanneer 2 ouders een nakomeling krijgen met een afwijkend fenotype, kan dit allen als beide
ouders heterozygoot (Aa) met het dominante fenotype zijn en de nakomeling homozygoot recessief
(aa)

Paragraaf 5

Karyotype/karyogram/chromosomenportret = de rangschikking van chromosomen naar grootte in
paren.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller birgittriepels. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50990 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.17
  • (0)
Add to cart
Added