100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Inleiding klinische neuropsychologie $4.39
Add to cart

Class notes

Inleiding klinische neuropsychologie

 27 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Aantekeningen van alle hoorcolleges voor het vak inleiding klinische neuropsychologie voor de major cognitieve neuropsychologie. Zelf heb ik hiermee een 7,5 gehaald waar ik best tevreden mee was :)

Preview 4 out of 65  pages

  • March 27, 2022
  • 65
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Tineke snijders
  • All classes
avatar-seller
HC 1
Introductie klinische neuropsychologie
Oorzaken en gevolgen van (dis)functioneren van de hersenen
Effecten van aangeboren of verworven neurale stoornissen op cognitieve-, emotionele-, en
gedragsfuncties
Laesie studies: beschadigde hersenen <- -> functieverlies
Neuroimaging: functie processen <- -> hersenactiviteit
Neuropsychologie: verklaring van menselijk gedrag als hersenfuncties
Grote thema’s/meningsverschillen in de geschiedenis van neuropsychologie:
- Monisme vs dualisme (geest/lichaam)
- Localisme vs holisme (hersengebieden specifieke functies?)
- Betekenis werking van de hersenen (wordt de geest gemaakt door de hersenen? Is
bewustzijn alleen neurale activiteit? Hoe zit het met de ziel en de vrije wil?)
Geschiedenis
Vroege neuropsychologie v.a. 10.000 BC: schedeltrepanatie
Oudheid (ca 1500 BC): observatie dat hersenletsel symptomen in andere delen van het lichaam kan
veroorzaken
Hippocrates (460-377 BC):
- Beschreef man die geheugen voor letters kwijt was
- Observeerde dat hoofdletsel vaak samengingen met hemipares aan de andere kant van het
lichaam
Plato (427-347 BC):
- Lokaliseerde verschillende kwaliteiten van de ziel in verschillende delen van de hersenen -
eerste voorstel een op een relatie functie & hersenlocatie
Herophilus (300 BC):
- Lokaliseerde intelligentie in de ventrikels van de hersenen – dominante zienswijze tot 18e
eeuw
Galen (130-200 AD): arts voor gladiatoren
- Eerste laesie studies: hersenen zintuigen en motor control. Werking via ventrikels
Rene Descartes (1596-1650):
- Dualisme
- Pijnappelklier “zetel van de ziel”
- Interactie lichaam en geest
Development of neuropsychology
Vanaf 1800 ontstaat geleidelijk het idee dat mentale functies op specifieke plaatsen in de hersenen
gelokaliseerd zijn (cerebrale lokalisatie).
Geleidelijke cyclische ontwikkeling over de tijd met voor-, en tegenstanders:

, - Gall en Spurzheim (1810): Localisationisten.
o Mentale functies zijn exact gelokaliseerd in de hersenen
o Goed ontwikkelde functies zijn gevolg van beter ontwikkelde cortex (bijv.
“rekenknobbel”)
o Is te zien aan uitstulpingen van de schedel (schedelleer ofwel frenologie)

Frenologie: Franz Joseph Gall (1758-1828)
Van frenologie naar lokalisatie:
- Verschillende kwaliteiten in functies zorgen NIET voor uitstulpingen schedel
- Maar, lokalisatie functies in de hersenen?


- Flourens (1821): Anti-localisationist
o Nam kleine stukjes cortex weg bij proefdieren maar vond geen specifieke en
blijvende gedragseffecten (herstel soms mogelijk)
- Broca (1865) en Wernicke (1874): Localisationisten
o Artsen die specifieke relaties tussen hersenbeschadigingen en taalstoornissen
vonden
- Fritz & Hitzig (1870) en Munk (1881): Localisationisten
o Vonden specifieke motorische en sensorische corticale effecten bij honden
- Goltz (1881) en Lashley (1929): Anti-localisationisten
o Gedragseffecten van corticale lesies bij proefdieren: hoe groter de lesie, hoe sterker
het effect (“principle of mass action”)
o Effecten vaak niet erg specifiek (“principle of equipotentiality”) en onderhevig aan
herstel (“brain’s plasticity”)
o Vaak stoornissen van complex gedrag (zoals zoeken van voedsel) terwijl eenvoudige
functies (zoals staan, lopen, eten) behouden bleven
o Eenvoudige functies bij dieren dus kennelijk meer subcorticaal gelokaliseerd dan bij
de mens
o Cortex bij dieren dus primair verantwoordelijk voor integratie van simpele
gedragingen in meer complexe gedragsvormen
- Penfield & Rasmussen (1950): Localisationisten
o Brachten tijdens hersenoperaties bij mensen functies van de cortex in kaart met
behulp van lokale elektrische stimulatie
o Patiënten onder lokale verdoving. Zo konden effecten van corticale stimulatie tijdens
bewustzijn worden onderzocht zoals motorische reacties, spraak, zintuigelijke
beelden, hallucinaties (o.a. dromen), herinneringen
o Lokale elektrische corticale stimulatie nog steeds gebruikt tijdens hersenoperaties
met lokale anesthesie (penfield procedure)
Wernicke’s afasiemodel (1874): lokalisatie & connectiviteit
Neuraal network
Functiestoornissen door beschadigingen van corticale centra (cellichamen, grijze stof), en/of door
beschadigingen van banen die deze centra verbinden (axonen, witte stof).
Er kunnen dus functiestoornissen zijn zonder dat er duidelijke corticale beschadigingen zijn (bijv
alexie, apraxia)
Tegenstelling tussen localisationisten en anti-localisationisten overbrugd door Engelse neuroloog
Hughlings-Jackson (1931) in een hiërarchisch model van het brein:

, - Hersenfuncties zijn hiërarchisch georganiseerd: functies worden complexer naarmate men
van lagere delen (ruggenmerg, hersenstam, cerebellum) naar hogere delen gaat (basale
ganglia, cortex)
- Lagere functies worden geïntegreerd in hogere functies, bijvoorbeeld combinatie van
bewegingen van afzonderlijke vingers tot complexe bewegingen zoals pianospel
- Alle delen van de hersenen in principe betrokken bij complex gedrag
- Veel kleinere effecten van coritcale lesies bij dieren dan bij mensen omdat diergedrag
minder complex is, en dus minder afhankelijk van cortex
- Daarom sterkere terugval op subcorticale structuren mogelijk na corticale lesies dus grotere
kans op herstel (grotere plasticiteit)
Moderne opvatting functielokalisatie sluit aan bij idee van Hughlings-Jackson:
- ”Parallel distributed processing”: functies zijn afhankelijk van verschillende locaties in het
brein die gelijktijdig actief zijn en onderling samenwerken (actieve netwerken zoals blijkt uit
neuroimaging)
- Goed voorbeeld van “distributed processing” is taal: berust op een aantal processen op
diverse locaties in het brein
- Complexe mentale functies moeilijker te lokaliseren dan eenvoudige functies vanwege
meervoudige representatie bij complexe functies
- Functielokalisatie is niet statisch maar tot op zekere hoogte flexibel. Plasticiteit maakt
aanpassing mogelijk aan veranderende eisen van de omgeving alsmede herstel na
beschadiging
- Functielokalisatie kan enigszins verschillen tussen mensen
Kan deels het gevolg zijn van het feit dat morfologie van de cortex (gyri en sulci) enigszins varieert
tussen individuen.
Toevallige verschillen in morfologie niet van wezenlijk belang voor functielokalisatie. Lokalisatie in
“uitgeklapte” cortex is redelijk vergelijkbaar tussen individuen.
Lokalisatie van functies op meerdere plaatsen (“distributed processing”) heeft in het gezonde brein
geen gevolgen voor gedrag en bewustzijn. Verschillende locaties dragen bij tot een, ondeelbare,
actie en bewustzijnservaring (“binding problem”). Geldt ook voor linker- en rechterhemisfeer: leiden
tot geïntegreerde actie en subjectieve ervaring.
Neemt niet weg dat groot deel van ons gedrag door het brein gereguleerd wordt op niveaus waar
we geen bewuste toegang toe hebben (“automatische”, “precognitieve”, “subcognitieve” processen)
Van lokalisatie naar connectionisme
1950s: informatieverwerking (computermodellen)
- Interactieve, parallelle processen
Vanaf 1980s: neuroimaging
Connectionisme:
- Lower-level functies (sensory/motor) sterk gelokaliseerd
- Higher-level functies (taal/geheugen) resultaat van connectie/interactie tussen
hersengebieden
Origins of the human brain and behavior
Oeroude vraag: is er een relatie tussen grootte van de hersenen en cognitieve functies/intelligentie?

, Hogere soorten hebben relatief grotere hersenen. (encefalisatiequotient & absoluut aantal
hersencellen)
Grotere omvang: vooral door relatief grotere cortex. O.a. door meervoudige representatie van
sensorische, motorische, en cognitieve functies.
Bijvoorbeeld, de mens heeft meerdere visuele projectiegebieden in de occipitale cortex die bij lagere
soorten niet allemaal aanwezig zijn. Ieder gebied heeft een aparte functie. Hoe meer gebieden des
te meer functionele mogelijkheden.
Is er een relatie tussen hoeveelheid hersenweefsel en cognitieve functies binnen een soort, met
name de mens?
Al in de 19e eeuw werd onderzocht of mensen met grotere (=zwaardere) hersenen intelligenter
waren. Geen duidelijke relatie gevonden.
Echter veel methodologische fouten in dit onderzoek, bijv:
- Geen controle voor leeftijdseffecten (hersenomvang neemt gemiddeld af met leeftijd)
- Geen goede intelligentietests beschikbaar
Dus moeilijk op basis van dit onderzoek conclusies te trekken.
Met moderne methoden bij gezonde mensen evenmin duidelijke interindividuele relaties gevonden
tussen hersenomvang en cognitieve vermogens. Bijv, hersenen zijn gemiddeld kleiner bij vrouwen
dan bij mannen maar geen duidelijke verschillen in cognitieve vermogens.
Niet vreemd omdat een groot deel van de hersenen niet bestaat uit neuronen maar uit andere
structuren, onder andere gliacellen en bloedvaten.
Aantal neuronen bij een bepaald individu is echter wel degelijk belangrijk. Onderzoek naar gedrags-
en ontwikkelingsstoornissen laat zien dat dergelijke stoornissen kunnen samenhangen met reductie
van grijze stof (cellichamen) of witte stof (axonen).
Er zijn dus wel intra-individuele relaties tussen hoeveelheid hersenweefsel en cognitief/emotionele
functies. Afname in hoeveelheid hersenweefsel bij een bepaald individu kan negatieve gevolgen
hebben.
Negatieve intra-individuele relaties onder andere aangetoond bij:
- Alzheimer
- Huntington
- Vasculaire dementie
- Hiv-dementie
- Epilepsie
- Autisme
- ADHD
- Psychopathisch gedrag
- Klinische depressie
- Stotteren (witte stof)
- Schizofrenie
- Bipolaire stoornissen
- Obsessief-compulsieve stoornissen
- Posttraumatisch stresssyndroom
- Amfetamine-/cocaïneverslaving
- Chronisch alcoholisme
- Chronisch vermoeidheidssyndroom

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller draaijerlotte. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.39  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added