Dit document bevat een samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 8 uit het boek Observeren en rapporteren van Celestin & Celestin. Dit is alle stof die je uit dit boek voor het vak communicatievaardigheden moet lezen (Universiteit Utrecht, bachelor 2 Pedagogische wetenschappen).
H.1 Observeren, eenvoudig… of toch niet?
1.1 Wat is observeren in het dagelijks leven?
Alledaags observeren = Het voortdurende en ongemerkte waarnemen, verwerken en interpreteren
van zintuiglijke prikkels.
1.1.1 Wat observeer je dagelijks?
Je observeert vaak overeenkomsten of verschillen tussen verbale en non-verbale signalen van
anderen. Je probeert te toetsen of dat wat de persoon zegt, overeenkomt met dat wat de persoon
lijkt te denken of te voelen in dagelijkse interacties onbewust vaak focus op non-verbale signalen.
Verbale gedrag = Alles wat een persoon in woorden uitdrukt. Wat je uit non-verbale en fysieke
kenmerken afleidt is sterk afhankelijk van omgeving, plaats en tijd, of cultuur.
Non-verbaal gedrag = Alle signalen die een persoon niet in woorden uitdrukt, zoals
gelaatsuitdrukking, oogcontact, lichaamshouding, gebaren en bewegingen.
Paraverbaal gedrag = Gedrag dat niet verbaal is maar wel met de spraak verband houdt, zoals de
toon, de stemhoogte en het ritme van de spraak.
Basisgevoelens = De vier universele gevoelens: boosheid, vreugde, verdriet en angst; en aanvullend
ook de gevoelens afkeer, verrassing en minachting.
1.1.2 Waarom observeer je in het leven van alledag?
Observeren doe je om je snel sociaal te plaatsen tegenover andere(en). In het beste geval gebruik je
de eerste indruk alleen in het begin. Naast informatie over anderen te krijgen, observeer je ook over
hoe andere jou waarnemen (hoe jij denkt of voelt dat anderen jou waarnemen). Dus doelen van
observatie:
Informatie krijgen over anderen, met wie je al dan niet direct communiceert
Informatie verkrijgen over relaties en situaties, waarbij je al dan niet betrokken bent
Informatie krijgen over jezelf, vooral door zelfobservatie en ‘afgeleide’ observatie.
Eerste indruk = De eerste gedachten en gevoelens die je je over iemand vormt op basis van je
allereerste waarneming van die persoon.
Zelfobservatie = Jouw waarneming van je eigen gedrag en innerlijke prikkels (lichamelijke
gewaarwordingen, gevoelens en gedachten).
Afgeleide observatie = Jouw waarneming van hoe anderen zich in verhouding tot jou gedragen,
waaruit jij ‘afleidt’ wat zij over jou denken en voelen.
1.1.3 Hoe loopt het dagelijks observeren?
Zelfs wanneer je iemands gevoelens observeert, worden spiegelneuronen actief bijdragen aan
inlevingsvermogen. Attributie gebeurt niet toevallig, maar volgens strategieën die vastleggen op
welke manier je gedragingen meestal interpreteert. Pas als je deze strategieën kent, begrijp je hoe je
van je waarneming van een gedrag naar de interpretatie ervan overstapt.
Spiegelneuronen = Hersencellen die actief worden door het observeren van wat iemand anders doet.
Attributie = Het automatisch toekennen van betekenis aan en het zoeken naar verklaringen voor het
gedrag van anderen en jezelf.
1.2 Hoe verschillen alledaags en professioneel observeren? Vinger
aan de pols
Omdat alledaags observeren gebeurt zonder dat je er bewust bij stilstaat, heeft het beperkingen. Het
is moeilijk om op alles tegelijk te letten, lastig om te beseffen wat je innerlijk voelt terwijl je je
omgeving waarneemt, en omgekeerd, en lastig om de focus te houden selectiviteit van de
alledaagse waarneming. Subjectiviteit van de alledaagse waarneming is door tijdelijke invloeden (je
niet lekker voelen) en door blijvende invloeden (persoonlijkheid, denk- en voelwijzen, sociale en
1
,Celestin & Celistin – Observeren en rapporteren
culturele achtergrond). Professioneel observeren vereist dat je vakkundig handelt. Observeren in
dagelijks leven is dus een subjectief, continu en impliciet persoons-, situatie en momentgebonden
proces van waarneming en interpretatie.
Waarnemen = Het opnemen van externe en interne prikkels met de vijf zintuigen (het zicht, het
gehoor, de reuk-, tast- en smaakzin).
Selectiviteit van de alledaagse waarneming = Het brein kan altijd maar een deel van de beschikbare
zintuiglijke informatie verwerken.
Subjectiviteit van de alledaagse waarneming = De ongemerkte verwerking van je waarnemingen
ondergaat heel wat vertekeningen.
1.3 Hoe leer je professioneel observeren? Vier kwaliteitseisen
Observeren als beroepsvaardigheid om
gedrag, personen of situaties te
begeleiden noemen we professioneel
observeren. Definitie bevat een viertal
delen, die de kwaliteitseisen van
observeren in het werkveld aangeven
1. Je neemt bewust
informatie op.
2. Er is sprake van
doelgerichte aandacht.
3. Je observeert met je
zintuigen.
4. Je wil in het werkveld
de observaties doorgaas op de
ene of andere manier
registreren en communiceren.
Professioneel observeren = Bewust en
met doelgerichte aandacht door de
zintuigen waarnemingsprikkels
opnemen en verwerken.
H.2 WWW/H Professioneel observeren: waarom,
wanneer, wat… en hoe?
2.1 Waarom observeren?
Om zicht te krijgen op het gedrag van anderen en jezelf ‘zoals het zich in werkelijkheid voordoet’. Het
einddoel is vaak het voorspellen van gedrag. Eerste doel van observatie is vooral beschrijvend.
Aanvullend wil je ontdekken hoe het gedrag samenhangt met de omgeving. Pas als je hieruit een
duidelijke vraag afgebakend hebt/voldoende voorinformatie hebt, kun je ook toetsend observeren.
Tijdens observatie manipuleer je zelden (gewild) kenmerken op vele aspecten van de situatie geen
grip meestal niet geschikt om oorzaak-gevolgverbanden met zekerheid te bepalen.
Professioneel observeren (volledige definitie) = Het verzamelen en ordenen van waarneembaar
gedrag, vooral door de visuele en aanvullend de auditieve waarneming (dus de ogen en het gehoor).
De observatie gebeurt in de natuurlijke omgeving van de persoon zonder of met minimale controle
op het gedrag door de observator.
Hypothese = Een toetsbare verwachting of voorspelling van hoe het gedrag of de interactie zal lopen
in een gegeven situatie.
2
, Celestin & Celistin – Observeren en rapporteren
2.2 Wanneer en wat observeren?
Voordat je begint met observeren: wanneer is observeren de meest geschikte methode? Welk
gedrag is observeerbaar? Observatie minder geschikt:
Als het gedrag zich niet op het moment zelf afspeelt of weinig frequent/
onvoorspelbaar is
Als je informatie wil over een groot aantal personen
Als je een weinig toegankelijk onderwerp hebt (intieme of taboeonderwerpen)
Bij cognities en emoties als de afstand tussen het waarneembare gedrag en het
innerlijke proces waarover je informatie zoekt groter is.
Observatie wel geschikt:
Als je informatie wil over het gedrag waar mensen niet bij stilstaan of maar deels
zicht op hebben.
Bij personen die om diverse redenen verbaal beperkt zijn of als er sprake is van
taalverschillen.
Wanneer je verwacht dat personen hun gedrag onnauwkeurig, onvolledig of onjuist
in een gesprek of vragenlijst zullen beschrijven, door cognitieve, emotionele of situationele
eigenschappen of beperkingen.
Bij verbaal of non-verbaal gedrag, dat bij voorkeur zo direct mogelijk waarneembaar
blijft.
2.3 Hoe maak je gedrag meetbaar? Van
psychologische eigenschappen tot
observatie
De relatie tussen geobserveerd gedrag en innerlijke processen
is meervoudig. Observatievragen moeten vaak eerst
geoperationaliseerd worden. Operationaliseren kan via
inductieve en deductieve denkweg. Figuur 2.1a is inductief.
2.2b is deductief. Inductief gebeurt vooral in onsystematische
observatie en kan samengaan met vele subjectieve indrukken.
Deductief gaat vaak gepaard met systematische observatie. Er
is een continuüm van gedragsniveaus, waarbij macroniveau en microniveau de uitersten zijn.
Construct (psychologisch) = Innerlijke en uiterlijke eigenschappen, verzameld onder één term
(bijvoorbeeld ‘agressie’).
Operationaliseren = Het werkbaar of meetbaar maken van de psychologische begrippen die je wilt
observeren door ze te vertalen naar gedrag dat je wel direct kunt waarnemen.
Inductieve denkweg = Manier van denken om uit de concrete gedragswaarneming af te leiden welke
onderliggende eigenschappen deze vertegenwoordigt.
Deductieve denkweg = Manier van denken om een onderliggende eigenschap (bijvoorbeeld agressie)
te vertalen naar direct waarneembaar gedrag (bijvoorbeeld schelden, roepen, stampen).
2.3.1 Observatie op
macroniveau
De ruime betekenisvolle
gedragseenheden (agressief gedrag)
zijn niet direct fysiek waarneembaar,
het vereist meer waarnemingen en
interpretatie dan bijvoorbeeld
‘geeuwen’, wat bestaat uit enkele deelgedragingen met duidelijke fysieke kenmerken. Het startpunt
van macro-observatie is dus weinig concreet.
Macro-observatie (of observatie of macroniveau)/Molaire observatie = De waarneming van ruime
betekenisvolle gedragseenheden bij individuen of groepen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DTV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.