Samenvatting Psychology of Prejudice and Discrimination, ISBN: 9781138947542 Intergroup Relations
86 views 2 purchases
Course
Intergroup Relations
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Psychology of Prejudice and Discrimination
Dit is een samenvatting van de leerstof uit het boek Psychology of Prejudice and Discrimination. De samenvatting bevat alle hoofdstukken die geleerd moeten worden tijdens het van Intergroup Relations op de RUG
Comprehensive Book Summary for Intergroup Relations (PSB3E-SP02)
Summary Psychology of Prejudice and Discrimination - Kite & Whitley 3E
All for this textbook (2)
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Psychologie
Intergroup Relations
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
taravanderveen
Reviews received
Content preview
Intergroup relations samenvatting
--------------Hoofdstuk 1 Introducing the concepts of stereotyping, prejudice, and discrimination---------
Ras en cultuur:
Ras, gender en cultuur en leeftijd zijn primaire categorieën voor het organiseren van informatie over
anderen. Dit doen we vaak automatisch.
Culturele invloeden op percepties van ras en etniciteit
Cultuur beïnvloedt stereotypering en vooroordelen omdat leden van een cultuur een aantal overtuigingen
gemeenschappelijk hebben, waaronder overtuigingen over gedrag, waarden, attitudes en meningen. Een
belangrijk concept is dat mensen binnen hun culturele context opereren, maar zich daar vaak niet van bewust
zijn. Menselijk gedrag wordt gedreven door culturele verwachtingen en ervaringen.
Group privelege: is een onverdiend bevoorrechte positie die wordt toegekend enkel op grond van iemands
ras, geslacht, sociale klasse of seksuele geaardheid. Bijvoorbeeld witte mensen hebben zo’n positie. Het
begint met herkenning dat er een andere groep een oneerlijke negatieve behandeling krijgt.
Stereotypes:
Een cognitieve voorstelling van een sociale groep die mensen zich vormen door bepaalde kenmerken met
die groep te associëren. Belangrijke concepten:
- Komen voort uit gedeelde overtuigingen die een belangrijk onderdeel zijn in een cultuur. We hebben
vaak een gedeeld beeld erover, die bv door media wordt gestimuleerd
- Er wordt veel onderzoek gedaan naar het feit of stereotypes waar zijn of niet. Waarschijnlijk hebben
stereotypen toch een kern van waarheid, aangezien ze gebaseerd zijn op observaties uit het echte leven.
- Stereotypen kunnen descriptief of prescriptief zijn. Dat wil zeggen dat stereotypen de kenmerken kunnen
beschrijven die groepsleden verondersteld worden te hebben, maar zij kunnen ons ook vertellen hoe
groepsleden volgens mensen zouden moeten zijn en doen. Naarmate stereotypen meer voorschrijvende
elementen bevatten, leggen zij meer beperkingen op aan leden van de gestereotypeerde groep.
- Stereotypen kunnen positief, negatief of neutraal zijn. Negatieve stereotypes zijn meer descriptief.
Positieve stereotypes meer prescriptief (hoe moeten targets handelen).
Prejudice:
Een vooroordeel is een houding ten opzichte van mensen omdat zij lid zijn van een bepaalde sociale groep.
Attitudes worden beschouwd als evaluaties van of emotionele reacties op een hele sociale groep of
individuen
Die lid zijn van die groep. Dit kan ook negatief en positief zijn.
Emotionele reacties op sociale groepen kunnen bijvoorbeeld voortkomen uit
- Een bedreiging voor hun eigen groep. Een bedreiging is dan als de groep de doelen van de ander
beinvloedt en er een competitie is (bv: onze banen worden afgepakt).
- Ook kan enkel het hebben van andere doelen zorgen voor een bedreigd gevoel.
- Sommige mensen zijn chronisch intolerant voor andere groepen.
Discriminatie:
Mensen anders behandelen dan anderen, hoofdzakelijk op basis van lidmaatschap van een sociale groep. Er
zijn verschillende sociale levels waarop discriminatie voorkomt:
- Interpersoonlijke discriminatie: wanneer 1 persoon de ander oneerlijk behandeld omdat hij lid is van
een bepaalde groep. Op individueel of person-to-person.
- Organizational discriminatie: Wanneer "de praktijken, regels en het beleid van formele organisaties,
zoals ondernemingen of overheids agentschappen" discriminerende uitkomsten hebben. Komt vooral
voort uit raciale en gender discriminatie op de werkplek.
- Institutionele discriminatie: Wanneer normen, beleid en praktijken die samenhangen met een sociale
instelling, zoals het gezin, religieuze instellingen, het onderwijssysteem en het strafrechtsysteem,
resulteren in verschillende uitkomsten voor leden van verschillende groepen. Ontstaat vaak door keuzes
die neutraal zijn o.b.v. ras gender etc., maar toch verschillend invloed hebben op leden van een groep.
- Culturele discriminatie: discriminatie en ongelijkheid wat is ingebouwd in onze literatuur, kunst,
muziek, taal, zeden, gewoonten, overtuigingen en ideologie, in die mate dat zij een algemeen aanvaarde
manier van leven bepalen. Bijvoorbeeld gender stereotypes in reclames, de stoere man en de liefdevolle
vrouw.
Relatie tussen stereotypering, vooroordelen en discriminatie
Complexe relaties. Het is niet makkelijk om te voorspellen of het hebben van stereotypes kan leiden tot
vooroordelen en discriminatie.
,Intersectionality:
Mensen horen bij meerdere sociale groepen in 1 keer. Dit beinvloedt de ervaring van mensen.
Theorieën van vooroordelen en discriminatie:
- Scientific racism: De interpretatie (en vaak misinterpretatie) van onderzoeksresultaten om
minderheidsgroepen in een negatief daglicht te stellen. Hoewel het nu ongebruikelijk is, is het doel van
wetenschappelijk racisme het "bewijzen" van de superioriteit van de dominante groep en het
rechtvaardigen van racistisch sociaal beleid door zich te beroepen op wetenschappelijk onderzoek.
Doordat vroeger racisme normaler was, is er een bias in bepaalde onderzoeken.
- Psychodynamische theorie: mensen handelen op basis van hun eigen frustratie gemeen tegen anderen.
Daarnaast speelt motivatie een rol, het versterkt je eigen persoonlijke identiteit en self-esteem.
- Sociocultural theory: Cultuur zorgt voor stereotypen en de patronen van deze stereotypen worden
consequent in verband gebracht met vooroordelen in alle tijden en regio's van het land. Een voorbeeld
hiervan is de sociale rol theorie: Deze theorie stelt voor dat stereotypen ontstaan uit observaties over
individuen in verschillende sociale rollen. Rollen zijn verwachtingen die geassocieerd worden met een
bepaalde sociale positie binnen een specifieke setting. Mensen generaliseren geobserveerde rollen naar
groepen.
- Intergroup relations theory: vooroordelen ontstaan uit percepties van competitie met de andere groep.
Sociale identiteitstheorie stelt dat mensen een positieve zelfidentiteit willen hebben. Omdat een groot
deel van deze identiteit bestaat uit een groepsidentiteit, kunnen mensen dit doel alleen bereiken door zich
positief te voelen over de groepen waartoe zij behoren. Een manier om dit positieve gevoel te bereiken is
het vinden van manieren om de eigen groep te onderscheiden van anderen
- Cognitive theory: stereotypering is een normaal cognitief proces om de wereld om ons heen iets
gemakkelijker te boordelen.
- Evolutionary theory: jezelf beschermen tegen de outgroup is evolutionair aangeleerd.
--------------------------------Hoofdstuk 3 Social Categorization and stereotypes----------------------------------
Social Categorization
Categorisatie is de term die psychologen gebruiken voor het proces van het vereenvoudigen van de
omgeving door het creëren van categorieën op basis van kenmerken (zoals haarkleur of atletisch vermogen)
die een bepaalde groep mensen gemeen lijkt te hebben, die mensen worden dan samen ingedeeld in een
sociale groep. Op basis van deze sociale groepen ontstaan beliefs, die toekomstige interacties met de groep
sturen. 2 belangrijke aspecten:
1. Content van de stereotype beliefs: welke eigenschappen zijn gekoppeld aan de groep, is deze
associatie consistent over de tijd en over alle groepsleden?
2. Het proces waarmee sociale categorieën worden gevormd en welke mensen dit doen. Verschillen
mensen in de mate waarin mensen worden gecategoriseerd, welke motivaties en biases beïnvloeden
dit proces?
Typen categorisatie:
- Basic social categories: De sociale categorieën ras, leeftijd en geslacht, waarover mensen een schat aan
informatie in het geheugen bezitten. Op basis hiervan worden conclusies getrokken over hoe iemand is.
Wanneer het moeilijk is om iemand in een basis categorie te plaatsen, vinden mensen dit moeilijk om
mee om te gaan (transgender).
- Subtypes: mensen nemen vaak informatie over iemands eigenschappen of sociale rollen, zoals
bekwaamheidsstatus of beroep, in aanmerking bij het categoriseren van anderen. Deze meer specifieke
categorisaties worden subtypes genoemd; mensen vertrouwen op subtypes wanneer zij een gedetailleerd
inzicht nodig hebben van een andere persoon nodig hebben. Alle basiscategorieën hebben subtypen en
binnen de basiscategorie zijn de geïdentificeerde subtypen uniek. Bv: businessman.
Factoren die categorisatie beinvloeden:
- Prototypicality: hoe prototypical is de persoon die gecategoriseerd wordt. Dit is de mate waarin de
persoon past in het concept van de sociale categorie. Hoe meer prototypisch een categorie van een
persoon is, hoe sneller en makkelijker de persoon gecategoriseerd wordt. Bijvoorbeeld met ras is dit zo,
en heet het racial phenotypical bias.
- Situational influences: de context van een omgeving waarin de persoon is kan ervoor zorgen dat een
categorisatie verschuift van een basis categorie naar een subtype. Dit kan zijn in een bepaalde omgeving,
bepaalde handeling, maar ook door bijvoorbeeld een tegengestelde groep (vrouw met allemaal mannen).
,- Level van prejudice: mensen die al een vooroordeel hebben over ras zullen hier ook sneller de aandacht
op vestigen.
Consequences of Categorization
Door categorisatie delen mensen zich in groepen in: zij en wij. Er worden ingroups en outgroups gevormd.
Deze groepen kunnen o.b.v. de meest kleine dingen gevormd worden = minimal group paradigm.
Bijvoorbeeld in een onderzoek moesten mensen iets inschatten. Vervolgens werd er verteld dat er mensen
hetzelfde deden als zij, en mensen die het hadden overschat. Al snel werd er gerefereerd naar mijn groep en
de anderen en werd de eigen groep als beter gezien.
Ingroup overexclusion:
Sommige mensen willen voorkomen dat leden van de outgroup behandeld worden alsof ze deel uitmaken
van de ingroup; Om dit te bereiken trekken zij een hechte cirkel rond hun ingroup, dit is ingroup
overexclusion
Voor deze individuen is het "veiliger" om mensen die eigenlijk tot de ingroup behoren foutief te
classificeren als leden van de outgroup (ook al betekent dit dat sommige leden van de ingroup worden
uitgesloten) dan om leden van de outgroup verkeerd te classificeren als deel van de ingroup (en zo de
ingroup privileges aan de verkeerde mensen te geven).
Origins of Stereotypes
Er zijn 3 verklaringen voor het ontstaan van stereotype beliefs:
1. The outgroup homogeneity effect:
Mensen zien leden als hun ingroup als erg verschillend van elkaar, daarnaast wordt tussen mensen in de
outgroup geen verschil gemaakt. Mensen in de outgroup gedragen zich hetzelfde, hebben dezelfde
eigenschappen etc. Waarom ontstaat dit effect:
Mensen hebben meer contact met hun eigen groep en daarom meer informatie over hun unieke
eigenschappen, ze kunnen dus makkelijk verschillen onderscheiden.
Mensen zien de ingroup veel, en er is daardoor meer kans om iedereens individuele unieke
eigenschappen te leren kennen
Mensen zijn gemotiveerd om zichzelf als uniek te zien, en willen zichzelf van hun groep
onderscheiden om hun individualiteit te behouden.
Ingroup en outgroup vergelijken worden vaak op groepsniveau gemaakt. Als de focus op eigen
groep ligt, wordt het verschil tussen individuen meer bekeken.
Cross-racial identificatie bias: voor de meeste waarnemers zien mensen van andere rassen en etnische
groepen er allemaal hetzelfde uit. Een uitleg hiervoor is dat mensen hun gelimiteerde cognitieve bronnen
gebruiken in interactie met ingroup leden omdat dit meer voorkomt en belangrijker is. Dit heeft ook invloed
op het herkennen van emoties bij andere rassen.
Ultimate attribution error: doet zich voor wanneer mensen veronderstellen dat het negatieve gedrag van hun
eigen groep kan worden verklaard door situationele factoren, maar dat soortgelijke negatieve acties van
leden van andere groepen te wijten zijn aan hun persoonlijke kenmerken
2. Social role theory:
Wanneer mensen anderen observeren letten zij op de sociale rollen die anderen vervullen, zoals hun
beroepen. Als ze kijken naar hoe mensen bepaalde taken uitvoeren, zoals vrouwen die voor kinderen zorgen,
trekken zij de conclusie dat actoren zijn wat zij doen. Dat wil zeggen, zij gaan de kenmerken van de rol
associëren met de personen die de rol vervullen.
Correspondence bias: Als alles gelijk is, geven mensen relatief weinig gewicht aan hoe situationele factoren
gedrag beïnvloeden; in plaats daarvan geloven zij dat iemands acties de persoonlijkheidstrekken van de
persoon weerspiegelen. Hieruit komt dus de biases van welke persoonlijkheden bij wel geslacht horen.
Vrouwen zijn vaker in verzorgende rollen, dus worden gezien als zorgzaam.
3. Illusory correlations:
Er wordt een relatie waargenomen tussen een groep en een eigenschap, waardoor een stereotype belief
ontstaat. De mensen hebben de neiging om de relatie tussen twee categorieën te overschatten wanneer
ongewenste informatie onderscheidend is, of opvalt, binnen de context van het oordeel. Door dit te doen,
ontwikkelen mensen illusoire correlaties - overtuigingen die twee kenmerken, zoals ras en een
persoonlijkheidskenmerk, ten onrechte met elkaar in verband brengen. Dergelijke overtuigingen zijn even
hardnekkig als juiste associaties, maar zijn toch gebaseerd op onnauwkeurige informatieverwerking.
Transmission of Stereotypic Beliefs
We weten hoe stereotype informatie ontstaat, maar hoe wordt dit onder zoveel mensen verspreid?
, - Media: laat bepaalde groepen veel minder zien. Komen veel stereotypen in voor. Zowel Hollywood als
advertenties.
- Taal: er zijn ongeveer tien keer meer uitdrukkingen die de promiscuïteit van vrouwen beschrijven dan
die van mannen, hetgeen bijdraagt tot de aanvaarding van de seksuele dubbele standaard dat het hebben
van veel seksuele partners door mannen sociaal aanvaardbaarder is dan het hebben van veel seksuele
partners door vrouwen. Dan is er ook het man-first principe, dus dat er altijd wordt gezegd broers en
zussen, koning en koningin.
Stereotype Accuracy
De schijnbaar eenvoudige vraag of stereotypen accuraat zijn, is verbijsterend moeilijk te beantwoorden.
Onderzoekers hebben manieren ontwikkeld om de nauwkeurigheid te beoordelen, waaronder metingen van
de centrale tendens, metingen van de variabiliteit en rangschikkingen. De zoektocht naar de kern van de
waarheid heeft echter ook geleid tot veel discussie over de methodologische problemen die met deze
metingen gepaard gaan en zelfs over de vraag of het wel verstandig is om dit te proberen.
-----------------------------------Hoofdstuk 4 stereotype activatie en applicatie-------------------------------------
Stereotype Activation
De mate waarin een stereotype toegankelijk is in iemands mind. Er zijn twee typen stereotype activatie
processen:
1. Automatische activation: geactiveerd door het simpelweg waarnemen van stimuli die geassocieerd
worden met de gestereotypeerde groep. Dit is zonder moeite en onbewust. Je hersenen reageren op
andere manieren op andere soorten stimuli. Een automatische verwerking ontstaat wanneer er een sterke
connectie in de hersenen is tussen 2 categorieën. Deze link kan beinvloedt worden door enkele factoren:
Prototypicality: wanneer iemand meer prototypical is, zal sneller het stereotype worden geactiveerd.
Situational context: wordt een positieve of negatieve kant van het stereotype actief, situatie speelt
een rol.
Vooroordeel: de mate waarin mensen vooroordelen hebben bepaald de neiging om steretyperende
attributen toe te schrijven aan bepaalde mensen.
Cognitive busyness: stereotype activatie kost moeite van je hersenen, dit gaat via het werkgeheugen.
Wanneer het werkgeheugen al in gebruik is, en er minder capaciteit over is voor stereotypen, dan zal
de stereotype activatie onderbroken worden.
2. Motivated activation, is geworteld in de doelen en behoeften van mensen; stereotypen zullen eerder
worden geactiveerd wanneer zij waarnemers helpen een bepaald doel te bereiken. Kan vanuit individuele
verschillen of situationele factoren ontstaan.
Comprehension: mensen willen graag de wereld begrijpen en een goede impressie vormen over
anderen, dit zorgt voor een veilig gevoel. Daarnaast begrijpen waarom mensen zich op een bepaalde
manier gedragen. Stereotypen bieden dit framework.
Self-enhancement: mensen willen zichzelf in een positief licht zien. Negatieve stereotypen helpen
mensen om anderen negatiever te zien waardoor hun eigen zelfbeeld wordt verbeterd. Wanneer
mensen geconfronteerd worden met een negatieve eigenschap van hunzelf, zullen ze zoeken naar
een stereotype die deze eigenschap ook bezit, en dan valt hun eigen mate wel mee.
Social adjusment: Wanneer mensen hun gedrag automatisch aanpassen om in situaties te passen en
zich te houden aan de normen of gedragsregels voor die omgeving, reageren zij op sociale
aanpassingsmotieven. Witte mensen passen bijvoorbeeld hun gedrag aan tegen zwarte mensen, want
het is niet de bedoeling dat je anderen beledigd.
Motivatie om vooroordelen te controleren: omdat vooroordelen worden gezien als iets negatiefs,
willen mensen het liever voorkomen dat het stereotype wordt geactiveerd.
Stereotype relevantie: als het niet nut heeft om het
stereotype te activeren in een bepaalde setting, dan zal dit
ook worden voorkomen.
Stereotype Application
Wanneer een stereotype is geactiveerd, kan deze toegepast
worden. Hier zitten wel nog enkele stappen tussen:
Motivatie om stereotypering tegen te gaan:
Ontstaan door de volgende factoren:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller taravanderveen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.