Oefententamen Genen & Omgeving
Dit tentamen bestaat uit vragen over de hoorcolleges, maar ook over het boek. Ik
heb geprobeerd om de belangrijke dingen uit het boek zo te bevragen dat je het
belangrijkste leert, zonder het hele boek te hebben gelezen. (Omdat ik weet dat
bijna niemand het boek leest). Succes!
1. Mendel’s tweede ‘law of …’ geldt … altijd.
A. segregation; niet
B. segregation; wel
C. independent assortment (onafhankelijke splitsing); niet
D. independent assortment (onafhankelijke splitsing); wel
2. Wat is een probleem van de ‘blending theory of inheritance’?
A. Dan zou er meer variatie zijn dan we nu zien
B. Dan zou er geen variatie meer zijn (na verloop van tijd)
C. Dat zou oneindig door kunnen gaan
D. Geen van bovenstaande
3. Wat is GEEN voorbeeld van epigenetica?
A. DNA methylatie
B. Genetische variatie
C. Omstandigheden als trauma
D. Non-coding RNA
4. Wat betekent pleiotropie (pleiotropy)?
A. Eén gen zorgt voor één fenotypisch effect
B. Eén zorgt voor meerdere fenotypische effecten
C. Meerdere genen zorgen voor één fenotypisch effect
D. Meerdere genen zorgen voor meerdere fenotypische effecten
5. Bas zit op hockey omdat zijn ouders hem daar op hebben gezet toen hij klein
was, dit is een voorbeld van … gen-omgeving correlatie.
A. Passieve
B. Actieve
C. Reactieve/evocatieve
D. Interactieve
, 6. Wanneer Bas later op school zit, zoekt hij vrienden op die ook aan hockey
doen. Dit is een voorbeeld van … gen-omgeving correlatie.
A. Passieve
B. Actieve
C. Reactieve/evocatieve
D. Interactieve
7. Als we praten over de omgeving (en wat voor effect dat heeft), dan hebben we
het o.a. over:
A. Familie
B. Voeding
C. Prenatale factoren
D. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
8. Een adoptie studie waarbij wordt gekeken naar de correlatie tussen de genen
van de biologische ouders en de omgeving van het geadopteerde kind,
onderzoekt:
A. Actieve gen-omgeving correlatie
B. Reactieve/evocatieve gen-omgeving correlatie
C. Zowel actieve, als reactieve/evocatieve gen-omgeving correlatie
D. Zowel passieve, als actieve en reactieve/evocatieve gen-omgeving
correlatie
9. Hieronder zijn twee figuren te zien: figuur A en figuur B. Is hier een interactie
effect te zien?
A. Bij figuur A wel, bij figuur
B B niet.
A
B. Bij figuur A niet, bij figuur B wel.
C. Bij beide figuren wel.
D. Bij beide figuren niet.
10. Het ‘vantage sensitivity’ model beschrijft een genetische aanleg om…
A. Meer positieve effecten uit een goede omgeving te kunnen halen.
B. Minder positieve effecten uit een goede omgeving te kunnen halen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maritberghuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.98. You're not tied to anything after your purchase.