100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst DNA biologie voor jou 5vwo $5.35   Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst DNA biologie voor jou 5vwo

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Een complete begrippenlijst met álle begrippen uit het hoofdstuk DNA van het 5vwo max lob B boek van biologie voor jou.

Preview 2 out of 6  pages

  • No
  • Thema 4; dna
  • March 29, 2022
  • 6
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Hoofdstuk 4; DNA
Paragraaf 1; de bouw en functie van DNA
Genoom Het geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme, het
genoom is bij alle cellen in een organisme hetzelfde. Bij eukaryoten
cellen bestaat het genoom uit DNA in de celkern, in de mitochondriën en
in de chloroplasten. Bij prokaryoten cellen bestaat het genoom uit al het
DNA dat los in het cytoplasma van de cel voorkomt.
kernDNA DNA in de celkern.
mtDNA DNA in een mitochondriën.
Plasmiden Korte stukjes circulair DNA die voorkomen bij sommige prokaryoten.
Nucleïnezuur Een DNA-molecuul.
Nucleotide Een nucleotiden bestaat uit de monosacharide desoxyribose, een
fosfaatgroep en een stikstofbase. DNA bestaat uit twee ketens aan elkaar
gekoppelde nucleotiden.
Desoxyribose De monosacharide die zit ingebouwd in een nucleotide.
Adenine Stikstofbase in het DNA aangegeven met de letter A en staat altijd
tegenover thymine.
Thymine Stikstofbase in het DNA aangegeven met de letter T en staat altijd
tegenover adenine.
Cytosine Stikstofbase in het DNA aangegeven met de letter C en staat altijd
tegenover guanine.
Guanine Stikstofbase in het DNA aangegeven met de letter G en staat altijd
tegenover cytosine.
Enkelstrengs DNA- Een enkele streng van het DNA, een enkele nucleotideketen.
molecuul
5’-uiteinde Het uiteinde van enkelstrengs DNA waar zich een fosfaatgroep bevindt
en waar altijd wordt geëindigd met aflezen of kopiëren van het DNA.
3’-uiteinde Het uiteinde van enkelstrengs DNA waar een OH-groep vastzit aan het
derde C-atoom van desoxyribose. Hier wordt altijd begonnen met aflezen
of kopiëren van het DNA.
Basenparing Het proces waarbij adenine bindt met thymine en cytosine bindt met
guanine, hierdoor binden twee enkelstrengs DNA aan elkaar.
Basenparing komt tot stand door waterstofbruggen.
Dubbelstrengs DNA- Een dubbele streng DNA, twee nucleotideketens aan elkaar gebonden
molecuul door basenparing. Dubbelstrengs DNA heeft een helixstructuur.
Helixstructuur De structuur van dubbelstrengs DNA in spiraalvorm.
Chromosoom* Bestaat uit een zeer lang dubbelstrengs DNA-molecuul. Het DNA in de
celkern is verdeeld of 46 chromosomen. In totaal 23 paar waarvan 1 paar
heterosomen (geslachtschromosomen) en 22 paar autosomen).
Histonen Eiwitten waar het DNA omheen is gewikkeld.
Nucleosoom Histonen met daaromheen DNA.
DNA-sequentie De volgorde waarin nucleotiden in het DNA zijn gerangschikt.
Niet-coderend DNA DNA dat niet codeert voor eiwitten en dus eigenlijk ‘geen functie’ heeft.
Bij de mens is dit ongeveer 98,5%.
Repetitief DNA Herhalingen van korte nucleotidesequenties.
Paragraaf 2; DNA-replicatie
DNA-replicatie Het kopiëren van DNA.
S-fase De fase in de celdeling waarin het DNA wordt gekopieerd.
Helicase Een enzym dat in twee richtingen vanaf het startpunt de
waterstofbruggen tussen de nucleotidenketens verbreekt.


1

, Replicatiebel Een plek waar de twee strengs DNA de helixvorm verliezen en uit elkaar
bewegen. Er ontstaat nu een soort bel in het midden van de keten.
SSBP’s* Single-strand DNA binding proteins. Zorgen ervoor dat in de replicatiebel
geen nieuwe waterstofbruggen kunnen worden gevormd.
Primer Een kort stukje nucleïnezuur RNA dat wordt gesynthetiseerd door het
enzym primase. Dit is complementair aan een deel van de DNA-
sequentie.
DNA-polymerase Een enzym dat vanaf de primer nucleotiden vastplakt aan het
enkelstrengs DNA en zo ontstaat weer dubbelstrengs DNA. DNA-
polymerase werkt enkel van het 3’-uiteinde naar het 5’-uiteinde.
Afleesrichting De richting waarin DNA-polymerase het DNA afleest. Dit is van het 3’-
uiteinde naar het 5’-uiteinde.
Leidende streng Het deel in de replicatiebel waar DNA-polymerase achter de Helicase aan
kan gaan, omdat dit van het 3’-uiteinde naar het 5’-uiteinde gaat.
Okazaki-fragmenten De stukken DNA die afzonderlijk worden gesynthetiseerd doordat DNA-
polymerase hier van het 5’-uiteinde naar het 3’uiteinde moet. Hij
synthetiseerd dan telkens een klein stukje en springt weer een stukje
vooruit.
DNA-ligase Het enzym wat de verschillende okazaki-fragmenten aan elkaar koppelt.
Volgende streng Het deel in de replicatiebel waar DNA-polymerase niet achter de Helicase
aan kan gaan, omdat dit van het 5’-uiteinde naar het 3’-uiteinde gaat.
Hierdoor maakt hij telkens kleine ozaki-fragmenten.
Telomeer Een stukje niet coderend DNA aan de uiteinden van chromosomen om te
voorkomen dat het coderende DNA beschadigd.
PCR Plymerase Chan Reaction. Een methode om een of meerdere stukken uit
het DNA te kopiëren. Vaak is dit nodig voor onderzoek.
Sequensen Het bepalen van de nucleotiden volgorde.
Gelelektroforese Een methode waar met behulp van een gel en elektrische spanning DNA
stukken op lengte kunnen worden gesorteerd.
DNA-fingerprint Het unieke patroon dat iemands DNA heeft, het is bij iedereen anders en
je kan iemand er mee identificeren.
Loci* Enkelvoud van locus.
Restrictie-enzymen Knipt de loci met repeats uit het DNA.
Paragraaf 3; transcriptie
RNA Een meestal enkelstrengs nucleïnezuur gekopieerd van het DNA om
vervolgens de code door te geven aan ribosomen voor de aanmaak van
een eiwit.
Ribose De monosacharide in een nucleotide van RNA.
Uracil De stikstofbase die bij RNA is geplaatst in plaat van thymine, afgekort
met de letter U.
Messenger RNA Het RNA dat langs de DNA-sequentie van een gen is gevormd. Een
(mRNA) ribosoom leest het mRNA en weet dan welk eiwit het moet maken.
Ribosomaal RNA Een belangrijk bestanddeel van ribosomen.
(rRNA)
Transfer-RNA (tRNA) Bindt aminozuren in het cytoplasma en vervoert deze naar de ribosomen.
Transcriptie De vorming van mRNA aan de hand van DNA. Voordat transcriptie plaats
kan vinden moet het opgerolde DNA eerst worden uitgerold.
RNA-polymerase Het enzym dat zorgt voor het maken van RNA langs een DNA-keten. RNA-
polymerase bindt aan een specifieke volgorde van nucleotiden (de
promoter).
Promotor Een stukje in het DNA waar de transcriptie begint.

2

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joopdesteeg. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35
  • (0)
  Add to cart