Samenvatting van Medische Kennis toets 3. Alles voor de derde toets staat hierin samengevat, behalve het boek anatomie en fysiologie (die samenvatting staat wel op de oefensite van dat boek)
Het grootste deel van het brein bestaat uit de grote hersenen/cerebrum. Ze vormen het domein van
gedachten, gevoelens, bewuste functies en geheugen. Ook de aan- en bijsturing van complexe
bewegingen start in de hersenen. Het bepaalt de functies die typisch menselijk zijn; zoals denken,
geheugen en zelfbewustzijn.
De grote hersenen bestaan uit 2 helften: hemisferen. Ze overkoepelen de tussenhersenen en tussen
door lopen verbindingen, waarvan de hersenbalk het belangrijkst is. De fissura longitudinalis scheidt
de 2 helften. Alle activiteiten worden vanuit de grote hersenen aangestuurd en er bevinden zich hier
miljarden neuronen. De cellichamen van de neuronen liggen aan de buitenkant en vormen de cortex.
Deze is sterk geplooid, met een oppervlak van 0,5 m2. Binnen de cortex liggen verbindingsbanen, dit
deel wordt de medulla genoemd.
Het geplooide hersenoppervlak heeft een groot aantal sulci en gyri. De sulcus lateralis verloopt aan
de zijkant horizontaal, op 1/3e van beneden. De naar binnen gestulpte delen zijn te zien in de frontale
doorsnede, of wanneer de groeve opengesperd wordt. Dit niet zichtbare deel van de grijze stof wordt
insula genoemd. Een 2e groeve is de sulcus centralis. De gyrus voor de sulcus centralis heet gyrus
precentralis; die daarachter is de gyrus postcentralis. Beide wendingen lopen parallel aan de sulcus
centralis.
De groeven verdelen elk hemisfeer in 4 kwabben. Dit wordt een lobus genoemd. Aan de voorkant zit
de lobus frontalis, daarna komt de lobus parietalis, vervolgens de lobus temporalis en de laatste aan
de achterkant heet de lobus occipitalis.
De cortex van de hersenen bestaat uit grijze stof. Hieronder bevindt zich de medulla, die
voornamelijk bestaat uit gemyeliniseerde axonen. De medulla bestaat uit 3 delen; associatiebanen,
commissuren en (efferente en afferente) banen. Associatiebanen zijn de verbindingen binnen een
hemisfeer. Ze verbinden de verschillende schorsgebieden van een hemisfeer. Verbindingen tussen de
beide hemisferen heten commisuren, deze kruisen de mediaan wel. De belangrijkste is het corpus
callosum. Via de commisuren kan informatie tussen de hemisferen uitgewisseld worden.
Banen verbinden het cerebrum met de lager gelegen delen van het centrale zenuwstelsel. Hiertoe
behoren de banen die naar het ruggenmerg lopen. De afferente banen maken een stop in de
thalamus in de tussenhersenen, waarna ze voor een groot deel eindigen in de gyrus postcentralis. Bij
de efferente banen worden 2 typen onderscheiden: piramide en extrapiramidebanen. De neuronen
van deze banen hebben een groot lichaam en behalve de dendrieten een opvallend lang axon. De
axonen lopen in een bundel naar caudaal.
De extrapiramidebanen bestaan uit alle motorische zenuwvezels die niet tot de piramidebanen
behoren. Ze verlopen minder in bundels en ontmoeten op hun weg naar caudaal een aantal
hersencentra. Ook tussen de verschillende delen van de hersenen bevinden zich kortere, opstijgende
en afdalende banen, zoals de verbindingen tussen de grote en kleine hersenen en tussen de grote
hersenen en de hersenstam.
Bij een frontale doorsnede van de grote hersenen naast de cortex en medulla nog een aantal
structuren. In elk van de hemisferen bevindt zich een holte, dit noem je de ventriculus lateralis.
Tegen de laterale wanden van de zijventrikels bevindt zich een verzameling kernen (basale ganglia),
ze behoren tot het extra piramidale systeem. Tussen de basale ganglia en thalamus bevindt zich een
band met zenuwvezels, die breed uitgewaaierd zijn. Deze vezelband wordt capsula interna genoemd.
Het bevat de vezels van de piramidebanen en de sensibele banen.
,De grote hersenen brengen de motoriek en sensoriek tot stand, maar hebben ook de functies van
bewustzijn, dromen, emotionaliteit, verstand en geheugen. Het brein werkt in een geheel en niet
alleen met de functionele delen. Van sommige delen is een duidelijke functie bekend. Dit heet een
schorsgebied.
De schorsgebieden die gaan over de motoriek worden de motorische schorsgebieden genoemd. Ze
worden verdeeld in de primaire en secundaire schors. De primaire schors is het gebied van de gyrus
precentralis. In beide hemisferen strekt deze winding voor de centrale groeves uit. Hier liggen de
piramidevormige cellichamen van de motorische neuronen die de skeletspieren innerveren en zo de
animale motoriek verzorgen. De axonen vormen de piramidebanen, ze eindigen in het ruggenmerg.
Elektrische prikkeling van een bepaald punt op de gyrus precentralis doet altijd dezelfde spier
samentrekken. De skeletspieren blijken elk hun eigen representatie op de motorische schors te
hebben -> motorische somatotopie. Door middel van elektrische prikkelexperimenten zijn alle
deelgebieden in de schors in kaart gebracht en ontstond de motorische homunculus = een afbeelding
van lichaamsdelen op de overeenkomstige delen van de primaire motorische schors.
De secundaire motorische schors is een groot schorsgebied in de frontale kwab voor de primaire
motorische schors en word de premotorische schors genoemd. Hier liggen veel cellichamen van het
extrapiramidale systeem. Ook vindt je neuronen die actief zijn bij de coördinatie van gecompliceerde
bewegingen, waarbij veel spieren aangestuurd moeten worden.
- Motorisch spraakcentrum = brocacentrum
Vrijwel alle schorsgebieden achter de sulcus centralis hebben te maken met sensorische functies. In
het gebied van de gyrus postcentralis bevindt zich de primaire sensorische schors. Hier komt de
sensorische informatie aan vanuit een aantal zintuigen. Ook vindt er gewaarwording van spiergevoel
plaats. De lichaamsgebieden hebben hun eigen representatie van de primaire sensorische schors ->
bij het in kaart brengen krijg je een sensorische homunculus.
- Sensorische input wordt vaak gevolgd door motorische input.
Betekenis toekennen aan sensorische informatie komt tot stand door verbindingen met de
secundaire sensorische schors. Dit is het gedeelte achter de primaire sensorische schors. De
secundaire schors zorgt ervoor dat je weet wat je voelt. Een afgegrensd gebied is de primaire
auditieve schors. Hier eindigen de axonen die de gehoorprikkels uit het gehoororgaan doorgeven. Je
neemt hiermee de toonhoogte en volume van geluiden waar. Voor de interpretatie van deze prikkels
heb je de secundaire auditieve schors.
De primaire visuele schors is het gebied van het achterste deel van de achterhoofdskwab. Hierboven
bevindt zich de secundaire visuele schors die zorgt voor het begrip en de interpretatie van wat je ziet.
Ook smaak en reuk hebben aparte schorsgebieden, de smaakcortex en de olfactorische cortex. In de
buurt van de auditieve schors bevindt zich het 2 e spraakcentrum; het Wernickecentrum. Dit gebied
ontvangt informatie van alle sensorische gebieden. Het komt maar in 1 kant van de hersenen voor.
Tussen de duidelijke gebieden liggen de minder duidelijke af te grenzen associatieve schorsgebieden.
Ze zijn verantwoordelijk voor de integratie van gelijktijdig binnenkomende informatie. De informatie
komt in afzonderlijke vezels in de hersenen aan en worden met elkaar geassocieerd en geïntegreerd.
Emoties zijn de positieve en negatieve gevoelens die ontstaan als reactie op bepaalde prikkels of een
bepaalde situatie. In het centrum van de hersenen bevindt zich een groep functioneel
samenwerkende hersendelen, die betrokken zijn bij het ontstaan en het uiten van emoties. Deze
delen vormen een systeem dat het limbische systeem wordt genoemd. Dit systeem heeft complexe
zenuwverbindingen met hogere hersendelen.
,Het limbische systeem bevat de olfactorische schors, delen van de thalamus, van de hypothalamus
en van inwendig gelegen delen van de hersenschors, waaronder 2 kernen in de hersenschors: de
amygdala en de hippocampus. Onder invloed van dit systeem ontstaan emoties. Het systeem
reguleert ook je gedrag in reactie op de emoties. De prefrontale cortex is nauw betrokken bij de
werking van het limbische systeem. De prefrontale cortex speelt een belangrijke rol bij sociaal
gedrag.
Het geheugen is het vermogen om opgedane kennis en ervaringen te onthouden en op te roepen. De
geheugenfunctie wordt vaak in 2 fasen verdeeld. De eerste is het kortetermijngeheugen. Het
weerspiegelt een bepaalde waarneming die wel of niet wordt opgeslagen. Veel waarnemingen en
feiten komen hier terecht. Als je het vaker gebruikt wordt het in het langetermijngeheugen
opgeslagen. In het sensorische geheugen zijn de zintuigelijke gewaarwordingen vastgelegd. Het
motorisch geheugen omvat de motorische programma’s voor aangeleerde bewegingen.
De hersenactiviteit kan onderzocht worden door de veranderingen in de elektrische activiteit van de
hersenzenuwen te registreren -> elektro-encefalogram (EEG), ook wel een hersenfilmpje genoemd.
Op het schedeldak worden elektroden verplaatst. Als de persoon wakker is en ligt verschijnt er een
patroon van 10 Hz, dit is het alfaritme. Zodra de patiënt zijn ogen opendoet verandert dit ritme. Het
alfaritme verandert in het bètaritme. Dit is een weerspiegeling van schorsactiviteit op meerdere
plaatsen in de grote hersenen.
Als je wakker bent, neem je veel van wat er om je heen gebeurd bewust waar en kun je daarop
reageren. Als je slaapt kunnen er allerlei prikkels op je afkomen, maar je bent je van die prikkels niet
bewust. Ook tijdens het slapen gebeurd er in je hersenen van alles. Na in het inslapen gaat het
alfaritme over in het thètaritme. De golven zijn langzaam (4-7) en onregelmatig. Na enige tijd gaat de
eerste slaap via fase 2 en 3 over in diepe slaap. Dat is fase 4 van de slaap. Je ligt totaal ontspannen en
er zijn geen dromen. Tijdens diepe slaap vertoont het EEG een deltaritme. Bij remslaap toont een
EEG patronen van het bètaritme aan. Je hebt dan te maken met snelle bewegingen van de ogen,
onregelmatige ademhaling, optreden van dromen en plotselinge spiercontracties. Per nacht treedt
de remslaap ongeveer 5 keer op.
Het diemcpehalon (tussenhersenen) bevindt zich tussen de hersenstam en de grote hersenen.
Belangrijk zijn de thalamus, de hypothalamus en de epfisye. Het diencephalon bevat een derde
ventrikel. Dit is een smalle hersenholte, waarvan de zijwanden gevormd worden door de mediale
zijde van de linker- en rechter thalamus, met als bodem de hypothalamus. De epifyse is een
hormoonklier.
De thalamus is opgebouwd uit een aantal kernen. Deze vormen de schakelstations van bijna alle
afferente banen met informatie uit de zintuigen op weg naar de hersenen. De thalamus schakelt de
sensibele impulsen door naar de grote hersenen en zorgt voor dar de inkomende informatie op de
juiste plek in de hersenschors terechtkomt. De thalamus werkt als filter, hij bepaald je mate van
concentratie. Ook is het een schakelstation tussen de kleine en de grote hersenen. De kleine
hersenen helpen bij de verfijning en de coördinatie van complexe bewegingen. De thalamus maakt
deel uit van het limbische systeem en drukt een stempel op de regulatie van emoties.
De hypothalamus vormt de bodem van het 3 e ventrikel. Het bestaat uit een aantal kernen. Een deel
daarvan beïnvloedt de werking van de hypofyse, de belangrijkste hormoonproducent van het
lichaam. Hij heeft ook invloed op je emoties en gedrag. Het is ook 1 van de belangrijkste centra voor
de handhaving van de homeostase in het lichaam. Het orgaan omvat kernen die vegetatieve functies
reguleren.
, 1. Tempratuurcentrum: wanneer de tempratuur in het bloed stijgt of daalt worden impulsen
naar de bloedvaten in de huid gestuurd om verwijding of vernauwing mogelijk te maken. De
schildklier kan ook worden aangezet tot hogere activiteit.
2. Dorstcentrum: neemt de verandering van osmotische druk waar. Als het te hoog is krijg je
dorst. Ook kan er meer ADH worden afgegeven. De nieren gaan dan minder water
uitscheiden.
3. Hongercentrum; zodra insuline en glucose afnemen wordt dit centrum geprikkeld. Er komt
dan een hongergevoel op.
4. Biologische klok
De truncus cerebri (hersenstam) ligt tussen het diencephalon en het ruggenmerg, gedeeltelijk bedekt
door de grote hersenen. De hersenstam bestaat vooral uit afferente en efferente banen en korte
banen die de hersendelen verbinden. We onderscheiden 4 delen: pons, verlengde merg,
middenhersenen en reticulaire informatie.
Het mesenecephalon (middenhersenen) is een deel van de hersenstam tussen pons en
tussenhersenen. In de middenhersenen vernauwd het ventrikel zich tot een nauw kanaal, de
aqueductus mesencephali die de verbinding met het 3 e ventrikel vormt. Aan de ventrale zijde van de
middenhersenen bevinden zich 2 dikke zenuwbundels, die de verbinding met de rest van de
hersenen vormen.
Klinische pathologie H10
Neuronen (zenuwcellen) kunnen prikkels geleiden en doorgeven. Impulsen in elk neuron gaan maar 1
kant op en elke impuls is even sterk -> complex door vele zenuwcellen en onderlinge verbindingen.
- Afferent = de aanvoer van prikkels naar hersenen. Bij sensibiliteit komen prikkels uit huid of
vliezen. Bij sensorisch vanuit zintuigen.
- Efferent = motorisch = prikkels vanuit hersenen of ruggenmerg naar spieren of klieren.
Het centraal zenuwstelsel bevindt zich in de schedelholte en bestaat uit; de hersenen, hersenstam en
het ruggenmerg. Deze zorgen voor de centrale verwerking van prikkels. De cortex cerebri
(hersenschors) is nodig voor cognitieve processen. De hersenstam regelt vooral de vitale functies en
stamreflexen. Het ruggenmerg geleidt prikkels en is nodig voor reflexen. Het perifeer zenuwstelsel
bevindt zich buiten hersenen en ruggenmerg;
- 12 paar hersenzenuwen
- 31-32 paar ruggenmergzenuwen
- Sympathische grensstrengen
Het perifere stelsel geleidt afferente prikkels, ook geeft het motorische prikkels door. Sommige
hersenzenuwen zijn louter sensorisch of louter motorisch. Ruggenmergzenuwen zijn altijd gemengd.
Als ruggenmergzenuwen worden uitgeschakeld heeft dit dus ook gevolgen voor de spieren.
De grote hersenen bestaan uit een linker- en rechterdeel en een centraal deel. Beide hemisferen
bevatten lobi (kwabben), die verbonden zijn met het lichaam.
- Lobus frontalis (voorkwab); van boven de ogen tot een verticale groeve halverwege
- Lobus temporalis (slaapbeenkwab); bij het oor
- Lobus occipitalis (achterhoofdskwab)
- Lobus pariëtalis; tegen het wandbeen (tussen de andere lobi in)
Het achterste deel van de lobi frontalis is de primair motorische schors. Deze zendt prikkels naar de
spieren bij willekeurige beweging. Het voorste deel van de lobi pariëtalis is de primair sensibele
schors. Hier word je prikkels vanuit huid of vliezen gewaar. Het achterste deel van de lobi occipitales
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marritbokma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.