100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Tandheelkunde selectie Radboud $11.29
Add to cart

Summary

Samenvatting Tandheelkunde selectie Radboud

 125 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting Tandheelkunde selectie Radboud

Preview 4 out of 53  pages

  • March 29, 2022
  • 53
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Tandheelkunde selectie 2022 Radboud
Hoofdstuk 1: Energie
1.1 Assimilatie en dissimilatie
Dissimilatie is de afbraak van een groot molecuul naar een klein molecuul. Het is een
verbrandingsreactie waarbij er warmte vrijkomt. De reactie is exotherm, er komt energie
vrij. Het maakt ATP.
• Zetmeel naar kleinere moleculen zoals glucose
• ADP plus losse fosfaat groep -> ATP
Assimilatie is de opbouw van een klein molecuul naar een groot molecuul. Het is een
verbrandingsreactie wat energie kost. De reactie is dus endotherm en kost ATP.
ATP-energie zit in de laatste verbinding als je die gaat splitsen komt er energie vrij.
Adenosinetrifosfaat brengt in de cellen de chemische energie over van de ene stof naar de
andere stof.

• De opbouw ATP is ADP + Pi.
• Bij de afbraak wordt ATP weer afgesplitst in ADP en Pi.



1.2 Enzymen
Enzymen zijn eiwitten die bepaalde stofwisselingsreacties uitvoeren.

• Katalysator -> niet bepalend op evenwicht, maar wel op snelheid. Versnelt reacties
door de activeringsenergie te verlagen.
• Evenwichtsreacties -> substraat + enzym = product
• Reactie specifiek -> elk enzym kan slechts een evenwichtsreactie beïnvloeden.
De naamgeving is zeer simpel. Het is namelijk de naam van het substraat met het
achtervoegsel -ase. Vb. lactose -> lactase, zetmeel -> amylase.
Sommige enzymen hebben een co-enzym nodig om een substraat om te kunnen zetten. Een
apo-enzym is een deel van het enzym met het actieve centrum erin. Het holo-enzym is het
actieve centrum met het co-enzym.

• Vitamine K co-enzym is betrokken bij stollingseiwitten. Enzym kan erg goed werken,
maar als er te weinig vitamine K is dan werkt het niet goed. Dit veroorzaakt verlengde
stolling.
• Co-enzym niet aanwezig maar het enzym wel dan gaat de reactie niet door. Het co-
enzym activeert een enzym om te binden aan een substraat. Als dit niet gebeurt is er
geen reactie.

,1.3 Enzymactiviteit
De enzymactiviteit kan je op twee manieren uitdrukken:
- Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet
- Hoeveelheid reactieproducten die per tijdseenheid ontstaat
Vooral de temperatuur speelt hier een erg belangrijke rol.

• Hierdoor is zeer hoge koorts gevaarlijk, want je enzymen denatureren waardoor dit
dodelijk kan zijn. De enzymen botsen dus te hard en dan gaan de enzymen kapot. 40
graden is heel erg en zijn de mensen doodziek, want alle processen liggen stil. De
waterstofbruggen die zich tussen de aminozuren bevinden gaan allemaal kapot
(irreversibel).
• Een stijgende temperatuur kan ook voordelig zijn. Als je van een
minimumtemperatuur naar een optimumtemperatuur gaat, worden er steeds meer
substraten omgezet.
• Onderkoeling is ook niet goed. Er zijn dan geen of zachte botsingen.
• 37 graden is het beste.
Ook de Ph speelt hier een belangrijke rol:

• De zuurgraad
• Pepsine (Ph 2) werkt het beste in een zuur milieu, waar veel H+ aanwezig is.
• De maag is erg zuur en pepsine werkt hier.
• Trypsine (Ph 8) komt voor in de twaalfvingerige darm (duodenum).
• Wanneer pepsine in de twaalfvingerige darm komt verliest hij zijn ruimtelijke
structuur.
• De ruimtelijk structuur van een enzym werkt alleen bij een bepaalde Ph. Wanneer
het veranderd kan het substraat niet meer binden.
De werking van enzymen kun je ook chemisch beïnvloeden. Sommige hormonen en
medicijnen activeren de juiste enzymen, waar anderen een remmende werking hebben.

• Concurrerende remming -> Een bepaalde receptor is geblokkeerd, waardoor een
activator niet kan binden. Hierdoor werkt het enzym dus minder goed.
• Niet-concurrerende remming -> Dan wordt de ruimtelijke structuur dusdanig
veranderd, dat er überhaupt geen binding gevormd kan worden. Deze veranderingen
zijn irreversibel en de zware metalen zijn gevaarlijk.



1.4 Aerobe dissimilatie van glucose
Aerobe dissimilatie wordt ook wel verbranding genoemd. Deze verbranding heeft zuurstof
nodig.

• De bruto reactievergelijking -> c6h12o6 + 6h2o + 6o2 -> 6co2 + 12h2o + energie
1. Glycolyse -> in het cytoplasma van cel.

, ➢ 1 glucosemolecuul wordt omgezet in 2 moleculen pyrodruivenzuur
(pyruvaat)
➢ Bij 1 glucosemolecuul komt netto 2 ATP vrij
➢ Winst : 2 ATP ( 2 gebruikt, 4 ontstaan) en 2 NADH
➢ 2 pyrodruivenzuur gaan de citroenzuurcyclus in
2. Citroenzuurcyclus -> vindt plaats in de vloeistof van de mitochondriën.
➢ De pyruvraat moleculen worden afgebroken tot CO2 en H2O
➢ Acetyl-CoA is nodig voor deze reactie. Het is een samenstelling van acetyl
en co-enzym A. De functie is het overbrengen van acetylgroep naar de
citroenzuurcyclus.
➢ De energierijke elektronen worden overgedragen aan
NAD+ en FAD
➢ Dit gebeurt 2x
➢ Winst: 8 NADH, H+, 2 ATP, 2 FADH2
3. Oxidatieve fosforylering -> in het binnen membraan van de
mitochondriën (elektronentransportketen).
➢ NADH geeft de elektronen af en komt via de matrix.
➢ H+ wordt gepompt over het binnen membraan zodat je
over het membraan een protonen gradiënt krijgt.
➢ Het bestaat uit 5 transsporters.
➢ Door ATP-synthase zakt al het H+ er doorheen bij de
vijfde transsporter. En wordt ADP -> ATP.
➢ Er is zuurstof nodig.
Netto opbrengst:

ATP NADH FADH
Glycolyse: 2 2 0
Citroenzuurcyclus: 2 8 2
Oxidatieve 0 10 2
fosforylering: (30 ATP) (4 ATP)
TOTAAL: 36
Transport over mitochondriën membraan kost 2 ATP.


Anaerobe dissimilatie is verbranding waarbij er geen
zuurstof nodig is. Dit gebeurt alleen in de glycolyse. Als er
geen o2 is of NADH dan valt het proces stil.

• Glycolyse -> glucose wordt omgezet in pyruvaat.
➢ Het lichaam zet het pyruvaat om in lactaat
(melkzuur). Zo kan er nog NAD+
aangemaakt worden, wat nodig is voor
NADH, anders zou de glycolyse stil vallen.
➢ NADH + H+ -> NAD+

, ➢ De voorraad NAD wordt uitgeput en
is beperkt. Dus het lichaam krijgt
NAD+ uit NADH door pyruvaat.
Hierdoor ontstaat er verzuring, want
door een ophoping van lactaat. Dan
stop je en krijgt het lichaam weer o2.
Het is maar van korte duur.
➢ Ook kan pyrovaat omgezet worden
in ethanol = vergisting. Dit gebeurt
niet in het menselijk lichaam.
➢ Er wordt minder ATP gevormd (maar 2) en meer afvalstoffen.
Rode bloedcellen hebben geen mitochondriën, waardoor ze alleen zuurstof kunnen
vervoeren maar niet opnemen. De verbranding van rode bloedcellen is dus altijd anaeroob.



1.5 Chemosynthese en voorgezette assimilatie
Chemosynthese = koolstofassimilatie met behulp van energie, verkregen uit de oxidatie van
een anorganische stof. Zonder zonlicht en door autotrofe bacteriën.

• Zwavelbacteriën oxideren waterstofsulfide (h2S) tot zwavel (s) en vervolgens tot
zwavelzuur (h2so4)
• Nitrietbacteriën oxideren ammoniak (NH3) of ammoniumionen (NH4+) tot
nitrietionen (NO2-)
• Nitraatbacteriën oxideren nitrietionen tot nitraationen.
Voorgezette assimilatie -> vorming van andere koolhydraten, eiwitten en vetten uit glucose.
Bij dit proces is altijd ATP de energiebron. Het zorgt voor de aanmaak van bouwstoffen,
brandstoffen, reservestoffen en enzymen.

• Monosachariden -> glucose en fructose, kunnen disachariden zoals sacharose
vormen.
Door middel van polymerisatie kunnen deze aan elkaar gekoppeld worden en kunnen er
grotere suikers ontstaan zoals zetmeel en glycogeen. Bij planten dient zetmeel aks
koolhydraatreserve, bij mensen is dat glycogeen.
Glycogeen ligt opgeslagen in de lever en voor een klein deel in de spieren.
Er zijn twintig soorten aminozuren. Sommige kan ons lichaam zelf maken (niet-essentiële
aminozuren). Het proces van vorming van deze aminozuren heet transaminering.

• Transaminering -> een zijtak van aminozuur 1 wordt ingeruild met een zijtak van een
ketonzuur, hierdoor ontstaat er een nieuw aminozuur.
• Desaminering -> proces waar overtollige aminozuren worden afgebroken. Dit gebeurt
in de lever. Bij de aminozuren wordt de aminegroep (-NH2) afgesplitst en omgezet
tot ammoniak. Het restant van het aminozuur dat overblijft na de desaminering

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jillvanderkoog. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.29. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.29  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added