Samenvatting Zelfstudieopdracht 7: H5 van handboek
7 views 0 purchase
Course
Moleculaire Biologie
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
Book
Genetics and Genomics in Medicine
Het vak moleculaire biologie werkt ook met zelfstudieopdrachten. Hier vind je een samenvatting van zelfstudieopdracht 7 wat in het handboek overeenkomt met H5 Overerving. (examen 15/20)
1. Introductie: terminologie, elektronische bronnen, en stambomen
1.1 Achtergrondterminologie en elektronische bronnen met informatie over één-gen-
stoornissen
Locus (loci)= de unieke chromosomale plaats van een individueel gen of een DNA-sequentie
in ons kern-DNA die zijn positie bepaalt
Allelen en allelcombinaties
Allel = een individuele kopie van een gen of een andere DNA-sequentie die op een locus op
een enkel chromosoom aanwezig is
Wij zijn diploïd dus normaal 2 allelen op 1 chromosoom-locus (1 maternale + 1 paternaal
allel)
Genotype = combinatie van allelen die een persoon op een enkele locus (of op een aantal
loci) bezit
Als beide allelen op een bepaalde locus hetzelfde zijn: homozygoot (op die locus)
Als beide allelen verschillend zijn: heterozygoot (op die locus)
Mannen: hebben 2 soorten geslachtschromosomen (X, Y) zijn zeer verschillend qua
structuur, geninhoud DNA-sequenties op X geen direct gelijk allel op Y (en andersom)
Mannen zijn hemizygoot hebben maar 1 allel
Vrouwen: 2 allelen op elke locus op het X-chromosoom
Dominante en recessieve fenotypes
Mendeliaans: genotype op 1 locus is de belangrijkste determinant
genotype noodzakelijk om de eigenschap tot uiting te laten komen (expressie)
Betere term is monogeen: rekening gehouden met chromosomale loci + loci op het
mitochondriaal DNA
Mendeliaanse overerving van een bepaalde eigenschap is een overerving waarbij de
nakomeling van elk van beide ouders 1 genvariant (allel) ontvangt
Genetische aandoeningen zijn vaak afhankelijk van meerdere genetische loci
Dominant: monogene aandoening komt tot uiting bij heterozygoot (bevat normaal en
mutant allel)
Recessief: monogene aandoening komt tot uiting bij homozygoot (bevat 2 mutante allelen)
Co-dominant: 2 verschillende fenotypen (die het gevolg zijn van mutaties op 1 gen-locus) op
heterozygoot vertoond (bv. AB bloedgroep is co-dominante expressie van A- en B-
bloedgroepfenotypes die door verschillende allelen op de ABO-bloedgroep-locus worden
bepaald)
De overerving van mitochondriaal DNA verloopt heel anders
1
, 1.2 Onderzoek naar de familiegeschiedenis van ziekten en het vastleggen van
stambomen
Generaties: aangeduid met Romeinse cijfers, individuen binnen elke generatie: normaal cijfer
proband = familie voor het eerst vastgesteld
Sib= broer of zus
Sibship = een reeks broers en zussen
Graad van verwantheid:
- 1e graad: ouder en kind; broers en zussen
- 2e graad: grootouder en kleinkind;
oom/tante en neef/nicht; halfzussen)
- 3e graad: volle neven en nichten,
enzovoort
- Bloedverwand (consanguine): recente
voorouders gemeen hebben
2. De basisprincipes van mendeliaanse en mitochondriale DNA-
erfelijkheidspatronen
Mendeliaanse kenmerken: bepaald door chromosomale loci
- Autosoom: menselijke chromosomen 1 tot 22
- Geslachtschromosoom: X, Y)
Vrouwen: diploïd voor alle loci (22+1 paar homologe chromosomen)
Mannen: 22 autosomale homologe chrs.paren + geslachtschrs. XY (hemizygoot, maar 1 kopie)
2.1 Autosomaal dominante overerving
Dominante overerving: heterozygoten
Autosomaal dominante overerving:
ziektelocus op een autosoom
(lichaamscel)
Kenmerken
o Beide geslachten in gelijke proportie aangetast
o Geen generaties “overgeslagen”
o Verticale transmissie (overgegeven aan volgende generatie)
o Vader-zoon overerving kan voorkomen
Mensen vaak heterozygoot, kan ook homozygoot zijn (zeldzaam) uit ouders die beide
getroffen heterozygoot zijn
getroffen homozygoten een ernstiger fenotype hebben dan getroffen heterozygoten
2
, 2.2 Autosomaal recessieve overerving
Kenmerken:
o Beide geslachten in gelijke proportie aangetast
o Meestal niet aanwezig in vroegere generaties
o Ontstaat vaak uit ouders die asymptomatische
dragers zijn, heterozygoot
Herhalingsrisico: 25 % (als beiden drager zijn)
Opmerking: vaak consanguiniteit (bloedverwand) aangeduid
met dubbele streep
Mensen hebben 2 mutante allelen op de ziektelocus (1 geërfd
van elk ouderpaar
Bloedverwantschap
Kenmerk van veel recessieve aandoeningen is dat getroffen
personen vaak ouders hebben die verwante personen zijn
(consanguïne-ouders) hebben twee identieke mutante allelen
Als bloedverwantschap van de ouders bekend dan sterk wijzen op autosomaal recessieve
overerving
Als consanguiniteit niet duidelijk is alternatieve verklaringen zijn mogelijk (zie verder)
Verwantschaps coëfficiënt= het aandeel van de genen dat 2 personen delen als gevolg van
een gemeenschappelijke genetische afstamming
Inteelcoëfficiënt= het percentage loci waarop een persoon naar verwachting homozygoot zal
zijn vanwege de verwantschap van de ouders en is de helft van de verwantschapscoëfficiënt
van de ouders.
Ziekte gerelateerde fenotypes in dragers (carriers)
Bv. sikkelcelmutatie: ze zijn niet helemaal asymptomatisch (alhoewel ze enkel drager zijn van
mutatie, want heterozygoot)
sillekcel allel produceert mutant van ß-globine dat samen met het normale ß-globine tot
expressie komt
heterozygoten kunnen milde bloedarmoede hebben
sikkelcelziekte wordt recessief overgeërfd, maar de sikkeltrek is dominant (want tot uiting
bij heterozygoten)
2.3 x-gebonden overerving en inactivering van het x-chromosoom
pseudoautosomale gebieden= homologe sequenties van nucleotiden op het X en Y
chromosoom
gendosering: voor sommige genen wordt de hoeveelheid genproductie gecontroleerd
het hebben van 1 of 3 kopieën kan schadelijk zijn
Y-chrs: heeft man-specifieke functies
3
, X-chromosoom inactivatie
X-inactivatie= genen op 1 van de 2 X-chrs. inactiveren, ter compensatie voor dat mannen en
vrouwen verschillend aantal X-chrs. hebben
mannen zijn constitutioneel hemizygoot voor de meeste genen op X-chrs.
vrouwen zijn functioneel hemizygoot voor dezelfde genen
X-inactiveringsmechanisme: begint nadat alle X-chrs. geteld zijn (in elke cel van vroeg
embryo) als aantal X-chrs 2 (of meer) is:
geïnactiveerde X-chrs. vormen sterk gecondenseerd chromosoom (kan geen transcriptie
doen)= Barr-lichaam (als bv. 49,XXXXY, dan 3 Barr-lichaampjes)
genen in pseudoautosomale regio’s kunnen aan inactivering ontsnappen
Proces van welke X inactiveren (mama/papa) gebeurt random
als een cel eenmaal in het vroege embryo heeft gekozen welke X te inactiveren, wordt dat
patroon van X-inactivering voortgezet in alle nakomelingscellen.
Mozaïcisme= Als bij celdeling na bevruchting spontaan een fout (mutatie) gebeurt in 1 van de
cellen, dan wordt die fout doorgegeven aan alle cellen die uit deze cel ontstaan
Maar de cellen zonder deze mutatie geven de fout niet door
X-gebonden recessieve overerving
X-gebonden recessieve aandoeningen
Getroffen personen: vaak mannen
o Getroffen mannen geboren uit ouders die niet
getroffen zijn
o Vrouwen wel drager, maar niet aangetast
Enkel aangetast als vader aangetast is en moeder drager is (zeer
uitzonderlijk)
Geen overdracht man op man (mannen geven Y-chrs door aan zoon)
Enkel overdracht van man - man lijken te vertonen als man met afwijking en vrouw
die drager is een zoon krijgen
Manifesterende heterozygoten= vrouwen die drager zijn van mutant allen, kunnen
al erg lijden
o Komen soms voor als gevolg van niet-random X-inactivatie.
Als bv. inactivatie van het normale X-chrs ipv het gemuteerde X-chrs enig
voordeel oplevert
o Sommige vrouwen met X-gebonden aandoening toch asymptomatisch door
niet-willekeurige X-inactivatie van gemuteerd x-chrs
Vanwege de X-inactivatie zijn vrouwelijke dragers van een X-gebonden mutatie
mozaïek: sommige van hun cellen hebben het normale X-chromosoom geïnactiveerd
en andere cellen hebben het mutante X-allel geïnactiveerd
X-gebonden dominante overerving
Kunnen beide geslachten zijn
meestal is ten minste 1 ouder aangedaan.
Wel meer getroffen vrouwen dan getroffen
Mannen getroffen vrouwen: mildere
(maar meer variabele) expressie dan getroffen mannen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller VFua. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.