Paragraaf 1- Inleiding
Internationaal recht bevat een reeks bijzondere voorschriften die het ruimtelijk bereik van
nationale strafwetten beïnvloeden.
Daarnaast stelt internationaal recht grenzen aan het ruimtelijk bereik van nationale strafwetten
(aan bepaalde personen en organisaties komt volkenrechtelijke immuniteit toe)
Het ruimtelijk bereik van de nationale strafwet is in elk land afzonderlijk geregeld. De regeling
ervan wordt uiteenlopend gerangschikt en daarbij worden verschillende benamingen
gehanteerd.
Rechtsmacht wordt ook wel aangeduid als jurisdictie. Rechtsmacht kan doelen op:
1. De toepasselijkheid van de nationale strafwet
2. De bevoegdheid van een internationaal of nationaal gerecht om een feit te berechten
In Nederland wordt die bevoegdheid (nationale rechtsmachtverdeling) meestal aangeduid met:
- Absolute competentie = welke soort gerecht is bevoegd
- Of relatieve competentie = welke van die gerechten is bevoegd/in welke stad
Met rechtsmacht kan ook worden gedoeld op de bevoegdheid of de mogelijkheid om gezag uit te
oefenen (feitelijk of formeel)
- Lotuszaak: “een staat is niet bevoegd zijn gezag uit te oefenen op het grondgebied
van een andere staat” territoriale rechtsmacht
- In de betekenis van de feitelijke mogelijkheid om gezag uit te oefenen wordt
rechtsmacht gebruikt in verdragsverplichtingen om een verdachte van bepaalde
misdrijven te vervolgen. feitelijke rechtsmacht
Rechtsmacht wordt in de literatuur vaak in drie categorieën verdeeld:
- Jurisdiction to prescribe / legislative juridsdiction
= de bevoegdheid regels te stellen (regelstellende rechtsmacht, ipv wetgevende
rechtsmacht, aangezien regels niet alleen in wetgeving maar ook in en d.m.v.
rechtspraak worden gesteld)
- Jurisdiction to adjudicate / judicial jurisdiction
= rechtsprekende rechtsmacht
- Jurisdiction to enforce / executive jurisdiction
= de handhavende rechtsmacht
- Voorgesteld: jurisdiction to prosecute (om het optreden van politie en OM tijdens de
opsporings- en vervolgingsfase te onderscheiden van de rechtsprekende rechtsmacht)
Wanneer het begrip rechtsmacht wordt gebruikt is het niet alleen om praktische redenen van
belang vast te stellen welke vorm van rechtsmacht dan wordt bedoeld.
Het uitoefenen van die rechtsmacht is vanuit internationaal perspectief vooral van
belang omdat rechtsmacht een manifestatie is van staatsgezag en daarmee een
manifestatie van soevereiniteit.
Afhankelijk van welke rechtsmacht in het geding is en de wijze waarop die rechtsmacht
wordt uitgeoefend moet de vraag worden beantwoord of een inbreuk wordt gemaakt op
de soevereiniteit van een andere staat.
1
,Met regelstellende rechtsmacht wordt geen inbreuk op de soevereiniteit van een andere staat
gemaakt, als de regels nog niet zijn ingezet is de soevereiniteit van een andere staat niet in het
geding.
Om een inbreuk te maken op de soevereiniteit van een andere staat moet er sprake zijn van
enige dwang of dreiging van dwang (de dwang die nodig is om een concrete verdachte aan het
strafproces te onderwerpen). Dit moet van geval tot geval beoordeeld worden.
- Uitgangspunten zijn te geven maar er moet onderscheid worden gemaakt tussen
twee situaties:
1. Het geval waarin overheidsfunctionarissen van de ene staat zelf fysiek opereren
op het grondgebied van een andere staat.
Is in strijd met de soevereiniteit, tenzij de andere staat ermee heeft ingestemd.
Territoriale rechtsmacht
2. Het geval waarin overheidsfunctionarissen zelf fysiek op hun eigen grondgebied
functioneren.
Zouden via tussenpersonen of technische hulpmiddelen ook op het
grondgebied van een andere staat kunnen opereren.
Negatief rechtsmachtconflict = wanneer het strafrecht van geen enkele staat op een concreet feit
van toepassing is terwijl het wel beantwoordt aan een nationale delictsomschrijving van een of
meerdere staten.
Absoluut negatieve rechtsmachtconflicten doen zich bijna niet voor.
Voorbeeld = Als twee statelozen elkaar mishandelen terwijl ze in een rubberboot op
open zee zitten.
Relatief negatief rechtsmachtconflict: dat de verdachte niet kan worden gebracht voor
de rechter van de staat waarvan het strafrecht van toepassing is terwijl evenmin een
alternatief voorhanden is. Als verstekvonnissen in de bevoegde staat onmogelijk zijn,
blijft berechting noodgedwongen achterwege.
Positief rechtsmachtsconflict = wanneer op een concreet strafbaar feit en de betrokkenen daarbij
de strafwet van meerdere staten van toepassing is.
Abstract: twee of meer staten kunnen in abstracto een geval vervolgen volgens hun
rechtsmachtregeling (bijv. drugs smokkelen en in verschillende staten opereren)
Concreet: dat zij van dit recht concurrerend daadwerkelijk gebruik maken.
Bij positieve rechtsmachtconflicten dreigen rechtsmachtsgeschillen tussen staten, wat kan
resulteren in een onacceptabele cumulatie van strafvervolgingen en sancties. Om dit te
vermijden is in EU-verband voorzien in:
- Vooraf verplicht rechtstreeks overleg tussen de vervolgende autoriteiten van
lidstaten die voornemens zijn hetzelfde feit te gaan vervolgen
- Achteraf voorschriften die een veroordeelde tegen hernieuwde vervolgingen
beschermt (ne bis in idem)
Voor het antwoord op de vraag of rechtsmacht met terugwerkende kracht mag worden gevestigd,
zijn van belang de redenen die tot indeling van de rechtsmacht in een van beide categorieën
leiden.
- Kijken of de rechtsmacht bij het formele of materiële strafrecht hoort ivm de
grondslag dat het verbod van terugwerkende kracht wel geldt voor bepalingen van
materieel strafrecht maar niet voor bepalingen van formeel strafrecht.
- In Nederland behoort de rechtsmacht tot het materiële strafrecht en daarom is het
verbod van terugwerkende kracht van toepassing. Daarmee is niet gezegd dat het
met terugwerkende kracht vestigen van extraterritoriale rechtsmacht geheel is
uitgesloten.
2
, Uitzonderingen zijn namelijk:
1. Het verbod van terugwerkende kracht wordt niet geschonden indien met terugwerkende
kracht extraterritoriale rechtsmacht wordt gevestigd over een gedraging die op het
betreffende moment strafbaar was op de plaats waar het werd begaan of naar het recht
van de staat waartoe de verdachte behoort.
2. Art. 7 lid 2 EVRM universele rechtsmacht over genocide
Paragraaf 2 - Kompetenz-kompetenz: de bevoegdheid rechtsmacht vast te stellen
Een staat heeft het recht een strafwet toepasselijk te achten op feiten die binnen zijn grenzen
zijn begaan Vloeit voort uit de interne soevereiniteit van een staat: de staat bepaalt welke
gedragingen in een concreet geval worden vervolgd en welke niet.
Andere aanknopingspunten naast grondgebied kunnen zijn: nationaliteit van dader of
slachtoffer; nationaal belang.
Een staat kan niet zijn eigen recht uitstrekken over alle ongewenste gedragingen, dus de vraag is
tot hoever kan een staat zijn rechtsmacht uitbreiden?
Drie benaderingen.
1. Een staat is volkomen vrij zijn strafrecht van toepassing te verklaren op alle soorten
gedragingen gepleegd in binnen- en buitenland.
2. Een staat heeft de vrijheid om zijn jurisdictiebeginselen naar eigen goeddunken te
formuleren, met als uiterste grens aan deze vrijheid een volkenrechtelijke verbodsnorm.
Deze verbodsnormen hebben vrijwel steeds betrekking op in het buitenland begane
strafbare feiten.
Voor feiten gepleegd op het eigen territoir van een staat vormen de immuniteiten een
uitzondering.
3. Een staat mag zijn strafwet slechts uitstrekken over in het buitenland gepleegde feiten
indien het volkenrecht daartoe machtigt.
(Door Nederland lange tijd aangehangen)
(Vierde benadering: in de literatuur en rechtspraak lijkt een terughoudende benadering t.a.v. het
vestigen van extraterritoriale rechtsmacht te worden voorgestaan die ook door wetgevers wordt
beleden. Lijkt niet helemaal dezelfde te zijn als de derde benadering waarin de nadruk ligt op het
bestaan van een volkenrechtelijke machtiging)
PHIJ Lotuszaak = gekozen voor de opvatting dat staten vrij zijn hun rechtsmacht uit te breiden
totdat zij stuiten op een volkenrechtelijke verbodsregel.
IGH Arrest Democratische Republiek Congo t. België (Arrest Warrant) = uitgangspunt dat staten
inderdaad nog steeds over grote vrijheid beschikken bij het vestigen van hun rechtsmacht en
met name is een uitdrukkelijke volkenrechtelijke basis voor vestiging van universele
rechtsmacht niet vereist.
Opinie Fitzmaurice bij IGH Barcelona Traction zaak = Internationaal recht brengt voor iedere
staat de verplichting mee om matigheid en terughoudendheid in acht te nemen bij het vestigen
van rechtsmacht t.a.v. feiten met een buitenlands element.
Sinnfol Anknopfungpunkt = er moet een verband bestaan tussen het feit en de verdachte
waarover rechtsmacht wordt gevestigd en de staat die het op grond daarvan wil berechten en er
moet reden zijn waarom dit wordt gedaan naast of in plaats van de staat met een mogelijk
sterker verband met dat feit of met de desbetreffende verdachte.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lamsterdam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.