1. Inleiding........................................................................................................................................1
2. Inductieve afleiding van beleidsredenen van de wetgever...........................................................1
2.1 EERSTE EIS: HET OPVANGEN VAN DE ONKUNDE VAN DE DIENSTBEHOEVENDE...............................................................1
2.2 TWEEDE EIS: HET DOEN ONTSTAAN VAN EEN ANALYSEBEHOEFTE WAAR NODIG.............................................................2
2.3 DERDE EIS: DE BEVREDIGING VAN ANALYSEBEHOEFTEN VAN DERDEN MOGELIJK MAKEN OP DISCRETE WIJZE.......................3
3. Vermag het gemeen recht niet aan die beleidsredenen tegemoet te komen?..............................3
3.1 DE SELECTIE VAN EEN DIENSTVERSTREKKER ONDER EEN TOESTAND VAN GEMEEN RECHT.................................................3
3.1.1 Zijn de normale kwaliteitssignalen ontoereikend?................................................................................3
3.1.2 In welke mate kan het gemeen recht de ontoereikendheid van de normale kwaliteitssignalen helpen
bijsturen?........................................................................................................................................................4
3.2 DE BEOORDELING VAN DE KWALITEIT VAN DE DIENST ONDER EEN TOESTAND VAN GEMEEN RECHT...................................4
3.2.1 De onbetrouwbaarheid van het normale kwaliteitssignaal..................................................................4
3.2.2 In welke mate kan het gemeen recht het ontoereikend karakter van het normale kwaliteitssignaal
op het niveau van de dienst helpen bijsturen?...............................................................................................5
3.3 PRIJS ONDER EEN TOESTAND VAN GEMEEN RECHT..................................................................................................5
3.3.1 Prijsvorming...........................................................................................................................................6
3.3.2 Kan het gemeen recht bijdragen tot een matige en transparante prijsvorming?................................6
4. De hoe-vraag en de keuze van het reguleringsniveau. De keuze tussen dienst en
dienstverstrekker als platform om het gemeen recht bij te sturen...................................................6
4.1 KAN DE WETGEVER VOLSTAAN MET EEN REGLEMENTERING VAN DE DIENST ALLEEN?.....................................................7
4.1.1 Foutloze of objectieve aansprakelijkheid..............................................................................................7
4.1.2 Het verschuiven van het bewijsrisico.....................................................................................................7
4.1.3 Aansprakelijkheid zonder schadevereiste.............................................................................................7
4.1.4. Het verhogen van de schadeloosstelling..............................................................................................7
4.1.5. Besluit...................................................................................................................................................7
4.2 DE KEUZE VAN DE REGLEMENTERING VAN DE DIENSTVERSTREKKER: EEN PROFESSIONEEL RECHT MET MONOPOLIE OF
TITELBESCHERMING................................................................................................................................................8
4.2.1. Bespreking van de keuze tussen titel- en monopoliebescherming.......................................................8
4.2.2. Bespreking van de andere kwaliteitssignalen naast titel en monopoliebescherming.........................9
4.3 PRIJS ONDER EEN GEREGLEMENTEERDE TOESTAND................................................................................................10
4.3.1. De erkenning als huisarts of specialist in het kader van de RIZIV-reglementering............................10
4.2.2. De rol van de Orders in het prijsvormingsproces...............................................................................10
5. De wie-vraag: de beroepsuitoefeningsvoorwaarden en de keuze tussen beroepsvereninging en
overheid om de voorwaarden te verwoorden en te sanctioneren..................................................11
5.1 INHOUD EN AARD VAN DE BEROEPSUITOEFENINGSVOORWAARDEN...........................................................................11
5.2 TOEWIJZING VAN DE BEVOEGDHEDEN IN ZAKE DE REDACTIE EN SANCTIONERING VAN DE
BEROEPSUITOEFENINGSVOORWAARDEN ....................................................................................................................13
5.3. EVALUATIE VAN HET BELGISCH RECHT...............................................................................................................15
6. Besluit.........................................................................................................................................15
,
,1. Inleiding
ü Vrij beroep: niet goed te definiëren, maar herkenbaar in concrete en verscheiden vorm
ü Vrij beroep heeft afwijkende morfologie, maar nergens criteria van “de” afgrenzing ervan
ü Hoe “vrij beroep” invullen?
- Deductief (vrij beroep > wetgeving)
o Begrip benaderen vanuit versch hulpwetenschappen (sociologie, law and eco,
rechtshistoriek, psychologie, moraal, natuurrecht...), maar geen van de hulpwets
mag het vrij beroep als categorie voor zich alleen opeisen
wetgeving is ook resultaat van alles samen
o Invulling kan ook benaderd worden vanuit de intuïtie (ontleend aan rede en natur
der sache), MAAR nadeel: deductie wordt voorafgegeaan door inductie en bij
intuïtie is dit nauwelijks geëxpliciteerd (uitgaan van waardeoordelen, dan van
wetenschappelijke gefundeerde definitie)
- Inductief (wetgeving > vrije beroep)
= uitgaande van het recht zelf, om de bijzondere juridische situ van het vrije beroep te
helpen verklaren
= pendelbeweging tussen deductief en inductief (deductief baseert zich op iets dat inductief is
vooropgezet)
in eerste instantie uitgegaan van inductieve wijze
ü Vraag: wrm heeft wetgever vrij beroep geregeld? Wrm voor vrij beroep bijzonder en soms
afwijken professioneel recht?
= algemene recht niet toereikend om bekommernissen wetgever over vrij beroep te voldoen
ü Te behandelen vragen
1. Wat zijn de bekommernissen van de wetgever?
2. Kan het gemeen recht niet tegemoet komen aan deze bekommernissen?
3. Op welke wijze heeft de wetgever het gemeen recht moeten aanvullen of ervan afwijken?
4. Wie is bevoegd om reglementering uit te vaardigen.
2. Inductieve afleiding van beleidsredenen van de wetgever
ü Tussenkomst van de wetgever in geneeskunde, advocatuur, architectuur en bedrijfsrevisoraat <
zekere waarden en belangen in deze sectoren (bekommernissen:)
2.1 Eerste eis: het opvangen van de onkunde van de dienstbehoevende
ü Sectoren kenmerken zich door graag van ingewikkeldheid = getrapte behoeftevorming en -
bevrediging: analyseren consulteren uitvoeren controleren (p141)
- Waardoor gemiddelde dienstbehoevende niet in staat zelf bevrediging te realiseren
(PROBLEEM 1)
- Gemiddelde gebruiker is ook niet in staat graad van deskundigheid van dienstverstrekker
in te zien (kennisachterstand over kwaliteit dienst, waardoor bekwaamheid verstrekker
niet in te schatten) en wetgever vreest dat dit invloed zal hebben op dienstkwaliteit
(PROBLEEM 2)
DUS gemeen recht zou dienstbehoevende en evt derde belanghebbenden genoeg moeten
beschermen tegen onkundige dienstverstekkers en onbehoorlijke dienstprestaties
EN prijs mag geen beletsel vormen wnr men beroep wilt doen op dienstverstrekker
ü Oplossing via dubbel plan
- Reglementeringsniveau: van de dienstverstrekker
o i.e. een professioneel recht, NIET tav dienst wnr selectieonvermogen tav
dienstverstrekker verholpen (waardoor dienstkwaliteit vooruit), zal
beoordelingsvermogen tav dienst overbodig zijn
, o professioneel recht obv
Titelbescherming: een bepaalde kwaliteitssignaal, de titel, wordt
voorbehouden aan dienstverstrekkers die aan reeks
bekwaamheidsvoorwaarden voldoen
Monopolie: verrichten van bepaalde diensten wordt voorbehouden aan
dienstverstrekkers die aan reeks bekwaamheidsvoorwaarden voldoen
- Persoon van de regelgever: wie mag deze voorwaarden ^ in regels gieten? Hoofdzakelijk
zelfreglementering door beroepsbeoefenaars men moet lid worden en blijven van de
door de wetgever opgerichte Orde of Instituut van beroepsbeoefenaars
o Lid worden: voldoen aan door wetgever opgestelde toetredingsvoorwaarden die
betrekking hebben op bekwaamheid kandidaat-dienstverstrekker (toepassing
aka toezicht hierop is voor Orde/instituut)
o Lid blijven: nakomen van aantal lidmaatschapsverplichtingen voortdurend
blijk geven van drietal morele hoedanigheden:
Loyaliteit: hoe groter kennisvoorsprong dienstverstrekker, hoe meer
dienstbehoevende kan gemanipuleerd worden en hoe meer het gevaar
op overtollige diensten (waarbij andere belangen zullen primeren op dat
van behoevende) DUS bekwaamheid moet volledig ten dienste van
behoevende stellen
Maatschappelijke verantwoordelijkheidszin: slechte dienstkwaliteit die
gevolg kan zijn van onkunde van dienstbehoevende raakt aan aantal
algemeen aanvaardde, beschermenswaardige maatschappelijke
waarden
Confidentialiteit: loyaal zijn veronderstelt dat men vertrouwelijke
gegevens cliënt geheim houdt bereiken optimaal dienstresultaat
2.2 Tweede eis: het doen ontstaan van een analysebehoefte waar nodig
ü Analysebehoefte veronderstelt probleembewustzijn en intentionele gerichtheid weten en
willen weten
ü Kloof tussen probleembewustzijn en probleemkennis wordt overbrugd door analysebehoefte
MAAR van iets dat zo ingewikkeld is dat men het zelf niet kan kennen, is men onvoldoende
bewust om het te willen kennen
DUS gemeen recht moet bijdragen aan ontstaan van analysebehoefte (wnr gewenst vanuit
algemeen aanvaarde maatschappelijke waarden en beschermenswaardige belangen van derden)
ü Als analysebehoefte moet ontstaan, moet bevrediging ervan in correcte diagnose resulteren (zo
niet kan ook aan waarden en belangen raken) geldt ook voor voortvloeiende consultatie,
uitvoering en controle
ü Prijs mag geen beletsel vormen voor correcte bevrediging analysebehoefte
ü Ontstaan van analysebehoefte kan worden afgeleid uit wettelijke verplichtingen die aan
vraagzijde van betrokken dienstenmarkten worden opgelegd om in bep
omstandigheden/periodieke tijdstippen beroep te doen op deskundige
ü 2 types situaties:
SITUATIE 1: de analyse- of controlebehoefte brengt meteen het ontstaan van de betrokken
typesituatie met zich mee
- Controletypesituaties: vanuit belangen of waarden is de controle (door een deskundige)
absoluut, waardoor de wetgever hem oplegt uit de vrees voor het niet ontstaan van de
eraan voorafgaande behoefte OF via preventieve maatregel (kost: ten laste OH of derde)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CharlotteWeynants. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.