S25221 Biologische grondslagen: neuropsychologie e
Institution
Open Universiteit (OU)
Book
Klinische neuropsychologie
Samenvatting van de leerstof uit het boek "Klinische neuropsychologie", de reader 'farmacologie' en de diverse verplichte artikelen, zonodig vertaald vanuit het Engels en de opdrachten uit het digitaal werkboek. Dus een complete samenvatting met alle tentamenstof voor dit vak.
Alle tentamenstof, te weten hoofdstuk 1,2,4,5,6,8,9,10,14,15,16,19,21,24,25,26.
August 9, 2015
September 2, 2015
160
2014/2015
Summary
Subjects
pdf
s25221
psychofarmacologie
klinische neuropsychologie
open universiteit
ou
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Open Universiteit (OU)
Psychologie
S25221 Biologische grondslagen: neuropsychologie e
All documents for this subject (1)
15
reviews
By: pennyraemen • 3 year ago
By: yves_en_natascha • 6 year ago
By: edvv70 • 6 year ago
By: alias • 7 year ago
By: lijong • 7 year ago
By: bolijn • 7 year ago
By: martinefolsche • 7 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
dimphyloes
Reviews received
Content preview
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina1
, DEEL 1
INLEIDING IN DE
NEUROPSYCHOLOGIE
Inhoudsopgave
Algemene en neurofarmacologie
Klinische neuropsychologie Hoofdstuk 1
Klinische neuropsychologie Hoofdstuk 2
Klinische neuropsychologie Hoofdstuk 4
Klinische neuropsychologie Hoofdstuk 5
Het menselijk brein, een overzicht van de belangrijkste gebieden uit het digitaal werkboek
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina2
,Korte samenvatting reader algemene en neurofarmacologie
Farmacologie:
Dit is het bestuderen van de effecten van toediening van een stof aan een levend organisme. Het
gaat om 4 groepen effecten:
• Hoofdeffect
• Bij-effect
• Toxisch effect
• Placebo-effect
Algemene farmacologie
1. Farmacie = produceren van een farmacon
2. Farmacokinetiek = bestuderen van de gevolgen van toediening van een stof en het verloop
in de tijd.
3. Farmacodynamiek = bestuderen van de werking van een farmacon op het organisme.
Toediening en absorptie
Opnameprocessen:
• Passief = transport in de richting van een lagere concentratie. Dit is van toepassing bij
lipofiele stoffen (in vet oplosbaar) en hydrofiele stoffen (in water oplosbaar).
• Actief = bepaalde stoffen passeren selectief de celwand. Voorbeelden zijn opname van
neurotransmitters en transport van aminozuren en glucose door de darmwand.
Toediening:
• Enteraal = via het spijsverteringsstelsel.
• Parenteraal = buiten het spijsverteringsstelsel, waardoor presystemische afbraak wordt
vermeden.
Enteraal
Buccaal / Goed in vet oplosbaar Afbraak in het maag-darmkanaal wordt vermeden.
oromucosaal / Belangrijk voor farmaca die in de lever snel
sublinguaal gemetaboliseerd worden
Oraal Orodispergeerbaar bij Bij maagzuurresistente middelen wordt de
slikproblemen of bij werkzame stof pas in de darmen afgegeven.
dwangverpleging Peptiden en eiwitten worden bij orale toediening in
de maag afgebroken en zijn dan niet meer
werkzaam. Als de stoffen zijn opgenomen in het
bloed, vindt er in de lever chemische omzetting
plaats = biotransformatie. Er komen dan ook
metabolieten vrij (niet werkzame stoffen). Afbraak in
het maagdarmkanaal of lever noemen we gastro-
intestinale of hepatische presystemische afbraak of
first-pass metabolisme
Rectaal Vindt plaats bij kinderen, Afbraak door spijsverteringsstelsel wordt
brakende patiënten of voorkomen. Onderste deel van het rectum is niet
bewusteloze patiënten. aangesloten op het poortaderstelsel, waardoor de
stoffen niet eerst worden blootgesteld aan de
metabole processen in de lever.
Parenteraal
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina3
,Subcutaan Vooral waterige oplossingen. Soms worden depotpreparaten ingespoten.
Bij musculaire inspuiting is de absorptie sneller, vanwege de goede doorbloeding
van spieren.
Intraveneus Een lagere dosering is nodig dan bij orale toediening, omdat er geen sprake is
van presystemische afbraak
Spinaal Intrathecaal of epiduraal, vaak voor pijnstillende doeleinden
Slijmvliezen Door maag, longen of neus
Transdermaal Lipofiele farmaca.
Verdeling naar weefsels en organen
Grote cellen, zoals bloedeiwitten, blijven binnen de bloedbaan.
Vetoplosbare stoffen kunnen door de celmembraan heen naar de intracellulaire ruimten.
Wateroplosbare stoffen kunnen als ze klein genoeg zijn ook door de celmembraan.
Binnen het CZS is er sprake van een bloed-hersenbarrière. Alleen lipofiele stoffen kunnen de
wanden van de bloedvaten goed passeren.
Eliminatie
1. Biotransformatie: de lever zet lipofiele farmaco om in hydrofiele metabolieten, omdat de
nieren alleen in water oplosbare stoffen uit kan scheiden. Dit gebeurt door enzymen (P450
MAO / COMT). De eliminatie door enzymatische omzetting heet metabole klaring. De
snelheid waarmee dit gebeurt bepaald de halfwaardetijd. Als de metabolieten ook
biologisch actief zijn, noemen we de oorspronkelijke stof een precursor of prodrug. Er zijn
trage en snelle metaboliseerders. De dosis is hiervan afhankelijk. Niet afbreekbare
lipofielen worden in vet opgeslagen, zoals insecticiden, PCB's en dioxinen.
2. Uitscheiding via de nieren = renale klaring.
Dosis-effectrelatie
De therapeutische breedte van een farmacon is het gebied tussen twee drempels: de toxische
drempel en de drempel waaronder het farmacon geen effect heeft.
ED50 = een bepaalde dosis van een product vertoont bij 50% van de patiënten een effect.
LD50 = de letale dosis voor 50% van de onderzochte populatie.
Niet iedereen reageert even sterk op een farmacon. Dit is afhankelijk van:
• toedieningsweg
• genetische factoren, zoals biotransformatie
• sekse. Heeft te maken met vet-waterverhouding. Vrouwen hebben meer vet en lipofiele
stoffen kunnen dus over een groter volume verspreid worden.
• Leeftijd. Ouderen hebben een slechtere nierhuishouding en de vet-waterverhouding
veranderd.
• gewicht
• algemene nier- en leverfunctie (door leeftijd, alcohol en medicijngebruik)
• gewenning en tolerantie. Soms ontstaat er kruistolerantie. Tolerantie berust op
verschillende processen; farmacokinetische tolerantie, waarbij enzyminductie optreedt en
dus een verhoogde afbraak. Farmacodynamische tolerantie, door afname van de
receptoren of afname van gevoeligheid. Soms is er sprake van differentiële tolerantie,
waarbij er wel tolerantie is voor het hoofdeffect, maar niet voor de bij-effecten.
• interactie met andere farmaca of voeding, waarbij verzwakking of versterking van effecten
kunnen optreden. Er kan sprake zijn van farmacokinetische of farmacodynamische
interactie.
• Placebo-effect, zoals dosisafhankelijkheid, afhankelijkheidsverschijnselen, fysiologische
veranderingen in de hersenen.
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina4
,Afhankelijkheid
• Psychologisch
• Fysiologisch. Hierbij ontwikkelt zich ook een farmacodynamische tolerantie
• Verslaving. Synoniem voor psychologische en fysiologische afhankelijkheid.
Neurofarmacologie
Communicatie wordt gevormd door:
1. Synaptische communicatie = overdracht door neuronen onderling door middel van
neurotransmitters.
2. Parasynaptische communicatie = ook wel paracriene of volumetransmissie genoemd. Dit
gebeurt over een grotere afstand.
3. Endocrien door hormonen.
Farmacon-receptorinteractie
Receptoren zijn gespecialiseerde eiwitten waar de chemische neurotransmitters aankomen. Dit
leidt tot een biologisch effect.
Ligand = als een neurotransmitter zich bindt aan een receptor.
Affiniteit = binding van een stof aan een receptor, welke niet perse een effect hoeft te hebben.
Intrinsieke activiteit = Het effect van de activering van de receptoren door een
conformatieverandering.
Agonisten = Activeren de receptor en hebben een exciterende of inhiberende werking. Er zijn
volledige en partiële agonisten. De partiële agonist kan als een volledige agonist werken als er nog
vrije receptoren zijn.
Inverse agonisten = Als de stof een tegengestelde werking heeft als de agonist. Voorbeeld is de
werking van benzodiazepinen op de GABAA receptor.
Antagonisten = Ze hebben affiniteit, maar geen intrinsieke activiteit. Er zijn reversibele en
irreversibele antagonisten.
Desensitisatie = het afnemen van de gevolgen van receptoractivatie
Sensitisatie = activatie geeft een groter effect en is het tegenovergestelde van tolerantie. Een
belangrijke rol bij desensitisatie en resensitisatie spelen down=regulation (afname van het aantal
receptoren), up-regulation (toename van het aantal receptoren) en verandering van de
gevoeligheid van receptoren.
Neurotransmissie
Enzymen maken neurotransmitters, welke worden opgeslagen in synapsblaasjes.
Door de instroom van calciumionen treedt er een actiepotentiaal op, waardoor er neurotransmitter
door de synapsblaasjes wordt afgegeven aan de synaptische spleet. De afgifte kan geremd
worden door de autoreceptoren en kan geremd of bevorderd worden door heteroreceptoren.
Metabotrope of ionotrope postsynaptische receptoren worden geactiveerd. De transmitter wordt
afgebroken of weer opgenomen. Door volumetransmissie in de extracellulaire vloeistof kunnen
transmitters ook receptoren op het cellichaam of nabijgelegen neuronen bereiken.
Receptoren = Een neuron ontvangt zijn informatie via receptoren (presynaptische of
postsynaptische receptoren). Als een transmitter een postsynaptisch neuron bereikt, veranderd de
membraanpotentiaal, wat mogelijk weer een nieuwe actiepotentiaal oplevert. De postsynaptische
receptoren komen op diverse plaatsen op een neuron voor:
1. cellichaam = axosomatische synaps
2. dendrieten = axodendritische synaps
3. axonen = axoaxonische synaps.
Presynaptische receptoren = onderverdeeld in auto- en heteroreceptoren
Autoreceptoren = receptoren geactiveerd door de eigen neurotransmitters.
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina5
,Heteroreceptoren = receptoren die geactiveerd worden door andere neurotransmitters, zoals het
geval is bij de axoaxonische synaps.
Ionotrope neurotransmissie
• korte latentie
• korte werkingsduur
• door ionen (CA++, Na+, K+, CL-) veranderd de membraanpotentiaal, welke in rusttoestand
-70mV is. Of er een exciterende of inhiberende werking zal zijn hangt af van het ion wat
binnenstroomt. Als er positieve ionen binnenstromen, neemt de negatieve
membraanpotentiaal af, wat we depolarisatie noemen. Er ontstaat een exciterend effect.
Als er negatieve ionen binnenstromen, ontstaat een inhiberend effect. De negatieve
membraanpotentiaal wordt vergroot = hyperpolarisatie. (GABA). Welk effect ontstaat hangt
af van de receptor en niet van de transmitter.
Metabotrope neurotransmissie
• indirect
• Aan Guanine-eiwitten gekoppelde receptoren zijn hierbij betrokken.
• Metabole processen worden op gang gebracht, waardoor via tussenstappen met enzymen
(een stimulerend of inhiberend eiwit) een tweede boodschapperstof ontstaat.
• Verloopt langzamer dan de ionotrope transmissie en houdt langer aan.
Beïnvloeding van de neurotransmissie
• Afbraakremming: Relevant is bijvoorbeeld de remming van MAO en COMT.
• Remming van heropname in het presynaptische neuron. Bijvoorbeeld
serotonineheropnameremmers.
• Toediening van agonisten en antagonisten aan postsynaptische receptoren.
Neurotransmitters
Neurotransmitter Receptoren Psychofarmacologisch Plaats
belang
Acethylcholine Nicotinegevoelige ionotrope Alzheimer Komt veel voor in korte
en muscarinegevoelige (cholinesteraseremmer) verbindingen in de hele
metabotrope receptoren. en Parkinson (cholinerge hersenen.
antagonisten)
Catecholaminen, Transmissie is metabotroop Behandeling van Noradrenerge
zoals dopamine en verloopt via G-eiwitten psychotische stoornissen neuronen bevinden
en noradrenaline (antagonisten ) en zich in de hersenstam
Parkinson (agonisten), (locus coeruleus).
depressie en ADHD Dopamine in diverse
(heropnameremmers) gebieden in de
hersenen.
GABA Metabotrope auto- en Heeft vooral een Alle neuronen in CZS.
heteroreceptor. De GABAa- inhiberende werking. Wordt gemaakt uit
receptor is samengesteld uit Wordt gebruikt bij angst glutamaat.
5 subeenheden: en spanning
• GABA (benzodiazepinen),
• Barbituraten slaapmiddel en als
• Ethanol anestheticum. Een van
• Picrotoxine de metabolieten is GHB.
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina6
, • neurosteroïden en
anestethische
gassen
Glutamaat. Is Gemaakt uit glucose. Er zijn Heeft een exciterende Komt voor in neuronen
een aminozuur ionotrope en metabotrope functie. Speelt een rol bij vanuit de cortex naar
receptoren. leerprocessen, subcorticale structuren.
psychotische Is een precursor voor
verschijnselen en GABA.
Parkinson.
Histamine H1, H2, H3 receptor. H3 is H1 is sederend en
zowel een auto- als gewichtstoename komt
heteroreceptor. voor. H2 is van belang
voor afgifte van
maagzuur.
Serotonine is 5 HT1 tot 5 HT7 Werkt zowel exciterend Darmwand en
ook een receptoren.De 5HT3 als inhiberend. Wordt bloedplaatjes en in de
aminozuur. receptor is ionotroop. De gebruikt bij angst en raphe nucleus in de
rest is metabotroop. depressie. (SSRI's) hersenstam. Het werkt
Reguleert ook pijn, bloedvatvernauwend.
slaap, seksueel gedrag
en visuele waarneming.
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina7
, HOOFDSTUK 1
KLINISCHE NEUROPSYCHOLOGIE: EEN HISTORISCHE SCHETS
Tot en met paragraaf 1.6 geen toetsstof.
Paragraaf 1.7 Luria: een globaal model
Luria (1902-1977) probeerde alle bestaande feiten en theorieën te integreren met zijn klinische
waarnemingen bij soldaten met hersenletsel. Hij was één van de eersten die zich intensief met de
revalidatie bezighield van patiënten met functiestoornissen. Hij liet zich hierbij leiden door
neuropsychologische theorie en diagnostiek.
Luria zag de hersenen als één complex functioneel systeem dat flexibel en adaptief is. Hierbinnen
leveren subsystemen een eigen bijdrage aan de gezamenlijke activiteit. De subsystemen ontstaan
tijdens de ontwikkeling. Daarnaast worden andere strategieën gevolgd als iemand zijn doel niet
meer kan bereiken door een stoornis. Hierdoor is het niet mogelijk om conclusies te trekken over
de verantwoordelijke subsystemen voor een bepaalde gedragsstoornis of over de intactheid of
beschadiging van specifieke hersenregionen.
Luria was ook een lokalisationist. Hij vatte de functionele architectuur van de hersenen samen aan
de hand van 3 globale indelingen. Bij iedere mentale activiteit zijn alle drie genoemde functionele
eenheden betrokken.
1. 3 voortdurend
interacterende functionele
eenheden (units). Het omvat
de subcorticale (activatie),
posterieure (input) en
anterieure (output)
hersengebieden. De
subcorticale eenheid dient
voor de regulatie van
waakzaamheid en
aandacht. Stoornissen
worden veroorzaakt door
letsels in de hersenstam,
diëncephalon en de mediale
gebieden van de grote
hersenen. De posterieure
eenheid dient voor de
cognitieve
informatieverwerking.
Stoornissen daarin worden
veroorzaakt door letsel
achter de centrale fissuur;
de posterieure gebieden van
de laterale cortex. De
anterieure eenheid dient
voor de organisatie van
gedrag. Stoornissen treden
op bij letsel vóór de centrale
fissuur; de (pre)motorische
en prefrontale cortex.
2. 3 hiërarchisch geordende
Klinische neuropsychologie en farmacologie; Dimphy Vermeulen Pagina8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dimphyloes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.