Samenvatting Hoofdstuk 12 van Biology a Global Approach 11th edition
Samenvatting Hoofdstuk 8 van Biology a Global Approach 11th edition
Samenvatting Hoofdstuk 7 van Biology a Global Apprach 11th edition
All for this textbook (58)
Written for
Hogeschool van Amsterdam (HvA)
Bachelor Tweedegraads Docent Biologie
Evolutie
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
romebalm
Reviews received
Content preview
Samenvatting evolutie
Week 1 – Ontwikkeling van de evolutietheorie H21.1 & 21.2
Hoofdrolspelers evolutie: Dragen de ideeën aan waar Darwin op voortbouwt.
Denken na hoe de aarde zich heeft ontwikkeld over de jaren heen (miljarden). Biologen hadden
niet veel kennis van de dieren die op de wereld rondlopen. Dieren lijken ongeloofwaardig (olifant
voor iemand die deze nog nooit heeft gezien).
- Aristoteles (384-322 BC): Ontwierp een ladder met toenemende perfectie. Diersoorten
kunnen niet veranderen, ze zijn perfect en permanent. Kwam overeen met het oude
testament.
- Carolus Linnaeus (1707-1778): Zweedse arts en botanist. Creëerde het binomiale
systeem voor het benoemen van dieren (bijv. homo sapiens). Maakte ook het begin voor
het classificatiesysteem. Soorten kunnen niet veranderen. Voor ieder soort was een
voorbeelddier, alle dieren die daar op lijken is dat soort. Had een groeiende kennis van
dieren en soorten uit andere werelddelen. Soorten vermeerderen
door verschillen in milieu, maar vooral door hybridisatie.
- Graaf Buffon (1707-1788): Zag niets in het classificatiesysteem van
Linnaeus. Dieren van hetzelfde soort kunnen met elkaar
voortplanten, maar soorten zijn niet absoluut gescheiden.
Veranderingen in diersoorten zijn mogelijk door klimaat en voedsel
en kunnen worden doorgegeven aan het nageslacht.
- James Hutton (1726-1797): Geoloog.
- Jean-Baptiste de Lamarck (1744-1829): Hoogleraar wormen en
insecten. Spontane generatie: Het leven ontstaan vanzelf. De
ontwikkeling tot complexere vormen gaat volgens een voor-
gedetermineerde route.
o Use and disuse: Delen van het lichaam die vaak gebruikt
worden, worden groter en sterker.
o Overerving van verworven eigenschappen: Dieren passen
zich aan tijdens het leven, het nageslacht erft deze
verworven lichaamsstructuur over (giraffe). Wat dieren
aanleren kunnen ze niet doorgeven aan hun kinderen. Ze
kunnen er wel meer aanleg voor hebben.
- Georges Cuvier (1769-1832): Paleontoloog. Kwam erachter dat oudere fossielen van
dezelfde diersoort minder op het soort lijken dan nieuwere fossielen. Diersoorten sterven
uit, maar dit komt door plotselinge gebeurtenissen zoals overstromingen.
- Charles Lyell (1797-1875): De omgeving verandert continu. Bijvoorbeeld valleien die
worden gevormd door rivieren. Soorten zijn geschapen op een bepaalde tijd en plaats
(verschillende soorten niet op 1 plaats). Vanuit dat punt migreren soorten.
- Thomas Malthus (1797): Econoom. Door de voortplantingscapaciteit zal bevolking de
neiging hebben om sneller te groeien dan het voedselaanbod. Darwin: Strijd om het
bestaan vond plaats binnen de individuen van een soort.
- Gregor Johann Mendel (1822–1884)
- Charles Robert Darwin (1809-1882)
- Alfred Russel Wallace (1823-1913)
Reis van Darwin: Vertrok in 1831 op de Beagle (schip) om de kustlijn van Zuid Amerika te
schetsen. Darwin besteedde zijn tijd om planten en dieren te verzamelen aan het land. Hij kwam
erachter dat:
- Soorten die in bepaalde klimaten leven, leken op de soorten die in hetzelfde klimaat op een
ander werelddeel leven.
, - De fossielen die hij vond, leken op de dieren die daar leefden.
- Vogels die op de galapagoseilanden leefden op elkaar leken, maar niet hetzelfde waren.
Hypothese: Vogels waren vanuit het vaste land naar de eilanden gekomen en leidden tot
nieuwe soorten.
Aanpassing: Eigenschappen die zijn geërfd waarbij de kans op overleving en reproductie groter
wordt in specifieke omstandigheden.
Natuurlijke selectie: Door bepaalde eigenschappen kunnen individuen langer leven en/of beter
voortplanten dan andere individuen.
Theorie van Darwin:
1. Principe van variatie
2. Principe van de strijd voor het
bestaan: Er worden meer
organismen geboren dan kunnen
overleven.
3. Principe van de variatie van
aanpassing: Een deel van de
variatie betreft eigenschappen die
het vermogen tot overleving en
voortplanting beïnvloeden.
4. Principe van overerving
5. Principe van natuurlijke selectie:
Eigenschappen die bijdragen aan de overleving en voortplanting worden in volgende
generaties algemener.
Week 2 – Evolutietheorie als wetenschappelijke theorie H 21.3 &
22.1-22.3
Toen Darwin The Origin of Species publiceerde was er nog veel onduidelijk over evolutie.
Bepaalde belangrijke bewijsstukken ontbraken. Dit is in de loop van tijd aangevuld. De
evolutietheorie is niet een soort van hypothese, maar een toetsbaar model ter verklaring van
waarnemingen van de werkelijkheid. Dit wordt pas geaccepteerd na extensief en breed testen.
Ondersteunende data zijn: directe observaties, vergelijkende anatomie, fossielen en biogeografie.
Directe observaties: Sinds het onderzoek naar evolutie, gebeurt het voor ons neus.
1. Soapberry bug: Een insect waarbij de ideale lengte van de snuit (om te eten) net zo dik is
als de schil van het fruit waar ze van eten. Bij introductie van fruit met andere dikte, past
lengte van de snuit hier op aan.
2. Virussen en bacteriën: Bacteriën worden resistent tegen medicijnen/antibiotica (bijv.
penicilline).
3. Berkenspanner: Een mot die dezelfde lichte kleur had van een berk (gunstig voor
camouflage). In de industriële revolutie lag er een laagje as op de berk Mot werd steeds
donkerder door aanpassing aan de omgeving.
Vergelijkende anatomie:
1. Embryologie: Embryo’s van verschillende gewervelden
dieren lijken erg op elkaar. Alle gewervelden hebben in
een embryonale fase waarbij er een post-anale staat
ontstaat.
2. Rudimentaire organen: Onderdelen van een dier dat
geen functie heeft, maar dit wel had in voorouders.
Bijvoorbeeld een stuitje (staartwervel) of een blinde darm.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romebalm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.