Week 1
Centrale vraag in de rechtseconomie: welke invloed oefent het recht uit op het gedrag van
individuen?
De vraag welke invloed het recht nu precies uitoefent is om twee redenen van belang:
1. Het is relevant om te weten of het geldende recht ook de beoogde effecten heeft.
2. Het is interessant om te weten of een eventuele verandering van het recht tot betere
resultaten zou kunnen leiden.
Efficiëntie: de hoogst haalbare (maatschappelijke) welvaart
Welvaart: nut/welbevinden
Onderscheid:
1. Efficiëntie: hoe kan de maatschappelijke welvaart optimaal worden gediend door de
inrichting en handhaving van regels?
Pareto-criterium: er is sprake van een toename van de maatschappelijke
welvaart indien het nut van een of meer leden van de samenleving groter
wordt zonder dat het nut van enig ander lid van de samenleving kleiner
wordt.
Hicks-Kaldor-criterium: er is sprake van een verbetering van de
maatschappelijke welvaart, indien er sprake is van een verandering waarbij de
winst van de winnaars zo groot is dat zij het verlies van de verliezers zouden
kunnen compenseren (de grootte van de koek en niet de verdeling ervan).
2. Rechtvaardigheid
Hier houden wij ons niet mee bezig, omdat er geen algemeen aanvaarde maatstaf
beschikbaarheid is.
Onderscheid:
1. Welbevinden of nut (individu): de mate van behoeftebevrediging van het individu
(materieel en immaterieel).
2. Welvaart (samenleving): het welbevinden of nut van alle individuen gezamenlijk
(materieel en immaterieel).
a. Pareto-criterium
b. Hicks-Kaldor-criterium
Mensen gedragen zich nutsmaximaliserend: zij zullen het voor hun beste alternatief kiezen
uit de ter beschikking gestelde keuzemogelijkheden
Veronderstellingen over voorkeuren van individuen:
1. Consistente voorkeursordening: de persoon in kwestie weet wat hij het liefst wil.
2. Realistische beperking keuzemogelijkheden: hij weet duidelijk wat de alternatieve
zijn waaruit hij kan kiezen en waardoor ze worden beperkt
3. Optimale keuze: hij is in staat vrij en weloverwogen uit de gegeven alternatieven dat
alternatief te kiezen dat hem het hoogste nutsniveau oplevert.
Wanneer er niet aan een van deze voorwaarden is voldaan, zal dat waarschijnlijk in een van
de volgende situaties het geval zijn:
1
, 1. Handelingsonbekwaamheid (1:234 jo. 1:378 jo. 1:381 BW)
2. Discrepantie tussen wil en verklaring (3:33 BW)
3. Wilsgebreken (3:44 jo. 6:228)
a. Bedreiging: de beslissingsvrijheid van een contractpartij wordt aangetast.
b. Bedrog: de onjuist voorstelling van zaken is veroorzaakt door opzettelijk
misleiden door de tegenpartij
c. Misbruik van omstandigheden: de beslissingsvrijheid van een contractpartij
wordt aangetast.
d. Dwaling: er is een verkeerde voorstelling van zaken die min of meer per
ongeluk is ontstaan.
Edgeworthbox:
- Twee verschillende indifferentiecurven
- Wanneer men op z’n eigen indifferentiecurve blijft zitten, verandert je geluk niet
- Hoe verder je van de oorsprong weggaat, hoe gelukkiger je wordt
Indifferentiecurve: de weergave van de goederencombinaties waartussen een individu
indifferent is (dalend verloop).
Het budget en de goederenprijzen bepalen gezamenlijk de keuzemogelijkheden van het
individu.
- Budgetlijn: de weergave van de goederencombinaties die een individu kan
aanschaffen in hij zijn gehele budget besteedt.
2
, De nutsmaximaliserende keuze is de plek waar de budgetlijn de indifferentiecurve raakt.
Wederzijds voordelige ruil: een ruil waarbij allebei de partijen erop vooruitgaan. Elke
verandering die op grond van wederzijds voordelige ruil tot stand komt is een Pareto-
verbetering (omgekeerd niet). Dit is in onderstaande grafiek de plekken tussen curve ACD en
ABD (ook wel het oog van Pareto):
In bovenstaande grafiek zijn punt B en C Pareto-optimum. De curve die door deze punten
loopt noemt men de contractcurve.
Interpersonele nutsvergelijking: het nutsverlies van de een dient te worden afgewogen
tegen de nutswinst van de ander. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee schalen:
1. Ordinale schaal: er wordt alleen betekenis gehecht aan het groter of kleiner zijn van
getallen (2 is kleiner dan 10).
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Julietmaaike. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.60. You're not tied to anything after your purchase.