Ik heb het vak strafprocesrecht in een keer afgerond met een 7. Daarvoor heb ik deze samenvatting van de literatuur, hoorcolleges en werkgroepen (geen antwoorden op werkgroepopdrachten) gebruikt in combinatie met de samenvatting van de jurisprudentie en het overzicht van de voorgeschreven artikelen...
Week 1
Het strafprocesrecht bestaat uit het geheel van regels die betrekking hebben op de toepassing van
het strafrecht in een concreet geval.
Het strafprocesrecht bepaalt op welke manier en door wie wordt onderzocht of een strafbaar feit is
begaan en door wie en naar welke maatstaven daarover en over de daaraan te verbinden
strafrechtelijke sancties wordt beslist.
Het strafprocesrecht biedt het model waarin het materiële recht tot leven komt (het strafprocesrecht
als schakel tussen feit en reactie).
Het strafprocesrecht heeft ook een eigen, zelfstandige dimensie. Rechtsbescherming neemt
daarbinnen een belangrijke plek in.
Twee aspecten:
- Bevoegdheidstoedeling; en
- Begrenzing.
Hoofddoel: verwezenlijking van het materiële recht
- Waarheidsvinding:
o Zoeken naar de materiële waarheid;
o Toepassing van het strafrecht op de werkelijk schuldigen;
- Rechtsbescherming (daarom is het legaliteitsbeginsel zo van belang):
o Bescherming van de burger tegen de almacht van de staat;
o Voor verdachten maar ook voor de burgers die zonder het te willen in het
strafprocesrecht wordt betrokken.
Intrinsieke spanning
Accusatoir vs. inquisitoir proces
- Gelijkwaardige procespartijen vs. verdachte als voorwerp van onderzoek;
- Lijdelijke rechter vs. actieve rechter;
- Formele waarheid vs. materiële waarheid;
- Mondelinge procedure vs. dominantie schriftelijke stukken;
- Admissibility rules vs. beslis- en motiveringsregels;
Nederland: wortels in inquisitoire procestraditie met contradictoire elementen (door het EHRM)
Kenmerken Nederlandse strafproces:
- Beroepsrechter, geen lekeninbreng;
- Zwaar accent op het vooronderzoek;
- Het dossier vormt de ruggengraat van de strafrechtspleging;
Gevaren:
- Onderzoek ter terechtzitting vooral gericht op verificatie (gevaren: confirmation bias
(tunnelvisie));
- Hoe voorkom je tunnelvisie als rechter:
o Bewust blijven van het feit dat je alle opties moet openhouden;
o Niet duidelijk of je het kunt voorkomen, omdat je er niet bij bent geweest;
o Kritisch blijven: waar gaat het nu eigenlijk over?
o Bewust zijn van het niet teveel meegaan in de visie van het OM of van de advocaat.
,Bronnen van strafprocesrecht:
- Het Wetboek van Strafvordering geeft het kader waarbinnen de justitiële afdoening van een
strafzaak moet worden verricht;
- Volgens 1 Sv: ‘Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.’’
(Legaliteitsbeginsel formeel strafrecht);
- Andere bronnen:
o Bijzondere wetten;
o EVRM, EU-recht en (andere) internationale verdragen;
o AMvB’s en beleidsregels;
o Beginselen van een goede procesorde;
o Jurisprudentie.
Algemene ontwikkelingen:
- Technologische vooruitgang en digitalisering;
- Internationalisering van criminaliteit en de aanpak daarvan;
- Bezuinigingen en druk op de rechtspraak;
- Afdoening buiten de rechter om;
- Modernisering van het Wetboek van Strafvordering.
Fasen van het strafproces
Indeling 1:
1. Voorbereidend onderzoek (132 Sv);
2. Hoofdonderzoek/behandeling van de zaak (268 e.v. Sv).
Voorbereidend onderzoek (132 Sv)
‘Onder het voorbereidende onderzoek wordt verstaan het onderzoek hetwelk aan de behandeling van
de terechtzitting voorafgaat’
- Verkennend onderzoek (126gg Sv);
- Opsporingsonderzoek (132a Sv);
- Onderzoek door de rechter-commissaris (181 Sv).
Opsporingsonderzoek (132a Sv)
‘Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de
OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen’
Vervolging
- Het vervolgsbegrip is door de wetgever niet duidelijk omlijnd;
- Teloorgang van het gerechtelijk vooronderzoek (GVO) en de invoering van de
strafbeschikking hebben geleid tot verwatering van het klassieke vervolgingsbegrip;
- Betekenis vervolging na afschaffing GVO?
- EVRM kent autonoom vervolgingsbegrip: criminal charge.
Berechting
‘Onder berechting in strikte zin wordt verstaan het op basis van het onderzoek ter terechtzitting op de
grondslag van de tenlastelegging beraadslagen en beslissen over de vragen van 348 en 350 Sv’
, - Overgang van het voorbereidend onderzoek naar het onderzoek ter terechtzitting niet helder
geregeld;
- Modernisering WvSv: meer nadruk op voorbereidend onderzoek en contradictoire karakter
van het strafproces.
Tenuitvoerlegging
- 553 Sv: ‘De tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen geschiedt door het Openbaar
Ministerie dan wel op voordracht van deze door het Onze Minister’’;
- Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen:
o Overheveling regeling van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen van het
WvSr naar het WvSv;
o Coördinatie van de feitelijke tenuitvoerlegging centraal belegd bij een
uitvoeringsdienst van het Ministerie van J&V;
o OvJ niet langer formeel verantwoordelijk voor tenuitvoerlegging, maar de Minister
van J&V.
De fasen van het strafprocesrecht zijn niet goed van elkaar te onderscheiden.
Personen en organen:
- Verdachte (natuurlijke persoon en rechtspersoon);
- Raadsman/vrouw;
- Openbaar Ministerie;
- Zittende magistratuur;
- Politie;
- Slachtoffer;
- Tolk en vertaler;
- Getuigen;
- Reclassering;
- De minister van J&V (aanwijzingen);
- Etc.
Iedere verdachte heeft recht op een berechting by an independent and impartial tribunal established
by law (6 EVRM). Drie elementen:
1. Het gerecht moet established by law zijn;
De bevoegdheid van de rechter om te oordelen moet gebaseerd zijn op het geldende recht (een wet
in formele zin). Dit is ook vastgelegd in de Grondwet (11, 113 lid 1 en 116 GW) en uitgewerkt in de
Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) en het Wetboek van Strafvordering.
2. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter;
Bij de onafhankelijkheid gaat het vooral om de staatsrechtelijke positie van de rechterlijke macht. Die
rechtelijke macht moet organisatorisch gezien los staan van andere overheidsinstanties zodat zij haar
taak zonder inmenging van buitenaf kan uitoefenen. Bij de eis van onpartijdigheid gaat het vooral om
het voorkomen van vooringenomenheid bij de rechter. Ook de schijn van partijdigheid moet worden
vermeden. De rechter heeft de mogelijkheid zich te verschonen (517 Sv). De verdachte en het OM
kunnen de rechter wraken (512 Sv).
3. De toegang tot de rechter.
De verdachte heeft recht op een beoordeling door een onafhankelijke, onpartijdige en door de wet
bevoegd verklaarde rechter.
De rechterlijke macht
De berechting van strafbare feiten is opgedragen aan de rechterlijke macht (113 lid 1 GW). De wet
dient daarbij aan te wijzen welke gerechten tot de rechterlijke macht behoren (116 lid 1 GW) en
, voorts de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van die rechterlijke macht te regelen (116 lid 2
GW). In 2 Wet RO worden de gerechten aangewezen.
Elk gerecht heeft zijn eigen rechtsgebied. Een rechtsgebied van een hof heet een ressort, een
rechtsgebied van een rechtbank een arrondissement. Elk ressort bestaat uit een aantal door de wet
aangewezen arrondissementen. Een arrondissement bestaat uit een aantal door de wet opgesomde
provincies en/of gemeenten. Er ontstaat een piramidale structuur. De rechtbanken oordelen in
eerste aanleg (45 lid 1 Wet RO), de hoven oordelen in hoger beroep (60 lid 1 Wet RO) en de Hoge
Raad oordeelt in cassatie (78 Wet RO).
De piramide wordt ingewikkeld door:
- Deconcentratie: de rechtbanken en hoven mogen op verschillende plaatsen zitting houden
(recht dichtbij de burger);
21b lid 1 Wet RO bepaalt dat voor elk gerecht bij AMvB zittingsplaatsen worden aangewezen. De
zittingsplaatsen dienen gelegen te zijn binnen het rechtsgebied van het desbetreffende gerecht. 21
lid 1 Wet RO verplicht het bestuur van elk gerecht om een zaaksverdelingsreglement vast te stellen
waarin per zittingsplaats wordt vermeld welke categorieën zaken aldaar worden behandeld. De Raad
voor de rechtspraak moet hiermee in stemmen (21a Wet RO).
- Functionele differentiatie: een interne werkverdeling die gebaseerd is op de aard van de te
behandelen zaken.
Het bestuur van het gerecht vormt voor het behandelen en beslissen van zaken enkelvoudige en
meervoudige kamers. Een meervoudige kamer bestaat uit drie rechters (6 lid 2 Wet RO).
Twee redenen voor deconcentratie en differentiatie:
- De behoefte aan specialisatie en deskundigheid;
- Efficiency.
De besturen van de gerechten hebben geen onbegrensde vrijheid bij de vorming van de kamers (50
e.v. Wet RO) en ook niet bij het toewijzen van zaken aan meervoudige of enkelvoudige kamers (268
lid 1 Sv).
Bestuur
De samenstelling en benoeming van het bestuur zijn geregeld in 15 Wet RO. Het bestuur is belast
met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het gerecht (23 lid 1 Wet RO). Het
bestuur moet tevens een bestuursreglement vaststellen (20 lid 1 Wet RO). Dit reglement wordt
gepubliceerd in de Staatscourant (21a lid 3 Wet RO).
Raad voor de rechtspraak
De Raad voor de rechtspraak is tussen het Ministerie van Justitie en de gerechten geplaatst. De taken
van de raad zijn te vinden in 91 Wet RO. De Raad kent jaarlijks een budget toe aan elk gerecht (91
sub b jo. 29 lid 1 Wet RO). De op basis van dat budget door het bestuur vastgestelde begroting moet
door de Raad worden goedgekeurd (32 Wet RO).
Onderscheid:
- Absolute competentie: welk soort gerecht is bevoegd?
- Relatieve competentie: welke van de absoluut competente gerechten is in concreto
bevoegd?
Absolute competentie
De rechtbanken zijn bevoegd om alle strafzaken in eerste aanleg te berechten (45 lid 1 Wet RO). De
enige uitzondering is dat de Hoge Raad bevoegd is verklaard om in eerste instantie, tevens in hoogste
ressort, kennis te nemen van ambtsdelicten begaan door parlementariërs en bewindslieden (76 Wet
RO).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Julietmaaike. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.66. You're not tied to anything after your purchase.