100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Geschiedenis tijdvak 8 $5.72   Add to cart

Summary

Samenvatting Geschiedenis tijdvak 8

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Een samenvatting van tijdvak 8 van geschiedenis.

Preview 2 out of 5  pages

  • March 31, 2022
  • 5
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Geschiedenis H8 Tijd van burgers en stoommachines
8.1 De industriële revolutie
Kenmerkend aspect: De Industriële revolutie die in de Westerse wereld de basis legde voor een
industriële samenleving.

Revolutie heeft enorme en onomkeerbare gevolgen.
Hoe begon de industriële revolutie?  In Groot-Brittannië werden handwerktuigen vervangen voor
machines die aangedreven werden met stoommachines (mechanisatie). Dit ging samen met een
schaalvergroting waardoor de industrie ontstond. Ingrijpende verandering van productiemethode
wordt de industriële revolutie genoemd.

Industrialisatie (uitbreiding industrie) begon in Groot-Brittannië en breidde zich daarna.
Gebeurtenissen voor ontstaan industriële samenleving:
- Boeren, landarbeiders vertrekken massaal naar steden om in loondienst in fabrieken te
werken. Zo ontstond een klasse van industriearbeiders en een klasse van kapitalisten die hun
geld belegden in de industrie en handel. Hier tussen ontstond een middenklasse, leraren,
ambtenaren, artsen.
- De Britse industriële revolutie begon met de textielnijverheid, veel nieuwe uitvindingen zoals
weefgetouwen op stoommachines. Er kon veel geweven worden. Er was er behoefte aan een
stabiele energiebron en genoeg arbeiders.
- In de landbouw in de 18e eeuw waren ook veranderingen. Betere landbouwmethodes.
Hierdoor kon je spreken van een agrarische revolutie, zorgde voor meer voedsel en een
grotere bevolking. Meer mensen = grotere vraag naar kleding, textiel. Minder landbouwers
nodig, die kunnen in de textielnijverheid gaan werken.
- In de mijnbouw simpele stoommachine die grondwater wegpompt. James Watt zorgt voor
betere en snellere stoommachine die in de mijnen gebruikt wordt. Stoommachine vervangt
waterkracht voor textielindustrie.
- Medische revolutie waardoor de gezondheidszorg verbeterde.
- Transport revolutie zorgde voor snellere en betere vervoering van producten en
grondstoffen.

Eerste industriële revolutie (1775-1850) Tweede industriële revolutie (1850-1900)
Energie: steenkool Energie: elektriciteit en olie
Materiaal voor machines: ijzer Materiaal voor machines: staal
Kunstmest waardoor de voedselproductie
enorm steeg.

Economische gevolgen:
Huisnijverheid wordt verdrongen door fabrieksarbeid. Dus geen thuisbedrijven meer  Enorme
toename productie  prijzen producten dalen.
Sociale gevolgen:
Landbouwstedelijke samenleving wordt industriële samenleving.
Kenmerken industriële samenleving:
- Voornaamste middel van bestaan: industrie.
- Snelle bevolkingsgroei en urbanisatie.
- Uitgebreide vervoersmogelijkheden.
- Grotere inkomensverschillen

, 8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Kenmerkend aspect: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme,
nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Tijdens de Franse revolutie werd de macht van de koning beperkt op basis van de verlichting. De
macht van het volk nam toe. Na 1815 werd de macht weggehaald bij de bevolking  restauratie van
de macht van de vorsten.
Verschil?
Standensamenleving  Klassensamenleving (door Franse revolutie en industriële revolutie).
Wel sociale mobiliteit, je kunt je opwerken naar boven maar ook zakken naar beneden.
1e klasse = adel + gegoede burgerij
2e klasse = burgerij (middenklasse)
3e klasse = arbeidersklasse (geschoolde arbeiders en ongeschoolde arbeiders).

Liberalisme  komt op voor de burgerij
De ideeën van de verlichting vormen de basis van het liberalisme, vrijheid staat voorop.
Doel: Vrijheid van het individu, zo vrij mogelijk om jezelf te ontwikkelen.
Politiek: Grondwet, macht van de koning beperkt + garantie van burgerrechten. Gelijkheid voor de
wet. Volksvertegenwoordiger moet koning controleren.
Economie: Particulier bezit, vrijhandel, weinig bemoeienis van de overheid.
Cultureel: Vrijheid van denken, geen censuur, tolerantie.
Nationalisme  komt op voor burgerij
Romantiek: gevoelens zijn belangrijker dan gedachtes. Het nationalisme komt daaruit voort.
Doel: Voorliefde voor het eigen volk en natie.
Cultureel nationalisme: Eigen taal maakt volk tot eenheid, ieder volk heeft eigen cultuur,
geschiedenis is belangrijk.
Politiek nationalisme: Ieder volk heeft recht op een eigen natiestaat.
Eenwording Duitsland: Tot 1871 bestaat het Duitse rijk uit losse staatjes, grootste staat is Pruisen.
Pruisen industrialiseert en wilt af van invoerrechten  1834 oprichting Zollverein, producten tussen
Duitse staten hoeven niet meer gecontroleerd te worden.
Otto van Bismarck, de kanselier van Pruisen. Hij wilt een grote Duitse staat vormen. Pruisen en
andere Duitse staatjes tegen Denemarken en Oostenrijk.  1866 Noord-Duitse bond. Duitse
eenwording na overwinning in Frans-Duitse oorlog.
Socialisme  komt op voor arbeiders
Karl Marx zag dat de arbeidersklasse het slecht had en fabrieksbazen het goed hadden.
Doel: Gelijkheid en gelijkwaardigheid voor de arbeidersklasse.
Gelijkheid door communisme: via een revolutie (radicaal).
Gelijkheid door sociaaldemocratie: via democratie (gematigd).
Confessionalisme  zit door alle klassen heen
Doel: samenleving op basis van christelijke normen en waarden.
Politiek: tegen liberale scheiding van kerk en staat.
Sociaal: grote angst dat arbeidersklasse zich losmaakt van het geloof.
Cultuur: rol van het geloof moet belangrijk blijven in de maatschappij.
Feminisme  komt op voor vrouwen, vooral uit burgerij
Mary Wollstonecraft: geen verklaring rechter van de mens en burger maar van de mens en man.
Doel: Gelijkwaardige positie van de vrouw in de maatschappij.
Politiek: gelijkheid voor de wet, kiesrecht.
Economie: gelijke kansen op arbeidsmarkt.
Sociaal: gelijke rechten op gebied van onderwijs en opleiding.
Cultuur: tegen de dubbele seksuele moraal.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisabethlaban. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.72. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78600 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.72
  • (0)
  Add to cart