In dit document vind je alle kennisclips voor het vak behandeling en interventie (2022). Dit vak wordt gegeven aan de Universiteit Utrecht in de bachelor Pedagogische Wetenschappen en de premaster Clinical Child, Family and Education Studies.
Alle kennisclips behandeling en interventie
Kennisclip 1: Functieanalyse
> Een functieanalyse is een hypothese over een mogelijke samenhang tussen gedrag en
consequenties op basis van het operante leerparadigma. Je gaat op zoek naar verklaringen
waarom het gedrag zich voordoet. Ook kan het helpen om aangrijpingspunten te vinden voor
behandeling.
Het schema van een functieanalyse:
Je start met het identificeren van het problematische gedrag (R). Het gaat om operant
gedrag = een vrijwillige gecontroleerde handeling die je uitvoert om bepaalde consequenties
te weeg te brengen. Je doet dus iets omdat het je iets oplevert.
> Functieanalyses kunnen ook gaan over het achterwege blijven van gedrag die je in een
bepaalde situatie wel zou verwachten. Het gaat dan bijv. om vermijding = doelbewust niet
uitvoeren van gedrag waarover de cliënt in principe wel beschikt. Het gaat dan vaak om niet
durven.
> Problematisch gedrag wordt vaak benoemd door de client zelf of zijn omgeving. Een
andere bron kan zijn de observaties van de therapeut. Een derde bron kan zijn
registratie/vragenlijsten gedurende de behandeling.
SR zijn de bekrachtigers. SR positief voor de positieve bekrachtigers, die het gedrag dus in
stand houden en SR negatief voor de negatieve bekrachtigers.
Bij het formuleren van de functieanalyse zoek je eerst naar de factoren die het
problematische gedrag in stand houden -> dus positieve bekrachtigers.
Deze worden aangeduid met:
+S+ > het erbij komen van een positieve consequentie
-S- > Afnemen van negatieve consequentie
oS- > uitblijven van een negatieve consequentie.
Negatieve bekrachtigers zijn:
+S- > toevoegen van iets negatiefs
-S+ > afnemen van iets positiefs
0S+ > uitblijven van iets positiefs
Tot slot wordt de context bepaald (SD) Dus de context waarin het gedrag zich voordoet. Dit
kan om externe toestanden gaan (zoals locaties) als interne toestanden (zoals stemming).
, - Informatie uit de functieanalyse kan input leveren voor de behandeling. Je wilt het
problematische gedrag veranderen dat de positieve consequenties blijven bestaan en
negatieve consequenties verminderen/verdwijnen. Je kan insteken op het gedrag zelf, de
bekrachtigers of de context.
Bij R kan je: nieuw gedrag aanleren, waarmee dezelfde positieve consequenties kunnen
worden gerealiseerd, maar met minder negatieve bijeffecten. Bijv. bij zelfverwonding op zoek
gaan naar ander gedrag om hetzelfde resultaat te behalen.
Bij SR pos: ontneem het problematische gedrag zijn functie door de cliënt te leren de door
hem ingeschatte voordelen van het gedrag anders te waarderen.
Bij SR neg: benadruk de negatieve consequenties; hiermee maak je het problematische
gedrag onaantrekkelijker.
Bij SD: context leren te vermijden of de betekenis van de context te veranderen door
herevaluatie.
Voorbeeld gedragsproblemen Achmed:
SD: in het bijzijn van anderen (bijv. als ze op visite zijn)
R: toegeven (van ouders, dit is het probleemgedrag)
SR+: +S+ Achmed is tevreden en rustig. -S- het probleemgedrag (zeuren/uitdagen) stopt.
oS- voorkomen van een woedeaanval.
Sr-: +S- op lange termijn blijft het gedrag in stand. -S+ Achmed heeft minder respect voor
ouders. oS+ ouders doen geen succeservaringen op.
Voordelen gaan vaak over korte termijn en nadelen vaak over lange termijn. Dit maakt
waarom de voordelen zo bekrachtigend zijn en het gedrag makkelijk in stand wordt
gehouden.
Na een functieanalyse volgt een betekenisanalyse. De problematische situatie of
problematische emotie wordt dan onderzocht. Vaak wordt hiervoor de oS- uit de
functieanalyse gebruikt.
Kennisclip 2: Betekenisanalyse
Als problemen sterk samenhangen met emoties die uitgelokt worden door bepaalde
gebeurtenissen, dan is het gedrag vaak via klassieke conditionering tot stand gekomen.
In de betekenisanalyse staan naast aannames over ontlokkende stimuli, vooral de
betekenis die eraan wordt toegekend centraal.
> Bij klassiek leren gaat het over de waargenomen samenhang tussen de ene gebeurtenis
en de andere gebeurtenis. Een van de bekendste voorbeelden van klassieke conditionering
is: little elbert. Dit is een jongen die niet angstig was voor dieren, maar hij is met
conditionering angstig gemaakt voor witte ratten en vervolgens ook voor andere dieren.
> Met de betekenisanalyse kan je aantonen hoe het waarnemen van een bepaalde
situatie/gebeurtenis kennis activeert over een andere gebeurtenis/situatie, die zo leidt tot een
niet bij de oorspronkelijke situatie passende emotionele reactie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudwessels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.