100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Internationaal Privaatrecht $3.78   Add to cart

Summary

Samenvatting Internationaal Privaatrecht

 9 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het vak Internationaal privaatrecht

Preview 4 out of 41  pages

  • April 1, 2022
  • 41
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Internationaal privaatrecht

Week 1a en 1b: inleiding IPR
De drie hoofdonderdelen van het IPR zijn:
1. Het internationaal bevoegdheidsrecht
2. Het conflictenrecht
3. Het (internationaal) erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht
Het tweede onderdeel is het materiële IPR en het eerste en het derde onderdeel samen zijn het
formele IPR.

Het karakter van het IPR is dat in principe het nationaal recht is; ieder land heeft zijn eigen IPR-regels
voor internationale gevallen. De rechtsposities zijn dus afhankelijk van plaats en tijd; die positie kan
dus in verschillende landen verschillend zijn. Er is alleen behoefte aan IPR-regels wanneer het rechts
van land tot land verschilt of dit verschillend wordt toegepast.

Er zijn 2 voorwaarden voor toepassing van het IPR:
- Het recht moet verschillen; rechtsverscheidenheid
- Er moet sprake zijn van grensoverschrijdend verkeer.

Het IPR kan worden gedefinieerd als het geheel van nationale rechtsregels met een privaatrechtelijk
karakter inzake handelingen en feiten met een grensoverschrijdend karakter betreffende de volgende
vragen:
- Of een rechter in een internationaal geval bevoegd is;
- Welk recht in een internationaal geval van toepassing is;
- Of een buitenlandse rechtelijke beslissing hier kan worden erkend en zo nodig kan worden
geëxecuteerd.

Er zijn veel rechtsgebieden die op IPR lijken, maar daar volgens Nederlandse opvattingen niet toe
behoren. Het gaat hierbij om het interregionaal privaatrecht, het intergentiel privaatrecht en het
intertemporeel privaatrecht. De eerste ziet op de situatie van verschillende rechtsstelsels binnen een
land; zoals bijvoorbeeld een ovk tussen 1 van de landen Sint-Maarten, Aruba, Curaçao en Nederland.
Het intergentiel privaatrecht is afhankelijk van de regie/kasten/stam; er zijn steeds regels van een
bevolkingsgroep van toepassing (bijvoorbeeld Noord-Afrika, Suriname, etc). Het intertemporeel recht
is afhankelijk van de tijd; is het oude of nieuwe recht binnen een land van toepassing.

Ook rechtsvergelijking hoort niet bij het IPR. Het eenvorming privaatrecht ziet op de situatie dat
bijvoorbeeld een koopovk wordt gesloten tussen iemand in Nederland en iemand in Duitsland en het
kooprecht is hetzelfde in beide landen. Ook dit hoort niet bij het IPR. Daarnaast vallen het volkenrecht,
vreemdelingenrecht, nationaliteitsrecht en het EU-recht niet onder het IPR.

Er zijn een aantal bronnen van het IPR, met name boek 10 is van belang. Hiernaast bestaan tal van
verdragen, EU-verordeningen en EU-richtlijnen. Ook rechtspraak is een belangrijke bron.

Week 1b: geschiedenis van het IPR
De eerste IPR-theorie stamt uit de Griekse tijd. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen de
Grieken en niet-Grieken; die laatste hadden geen rechten. Voor het probleem tussen Grieken uit
verschillende stadstaten hadden zij het personaliteitsbeginsel ontwikkeld. De Grieken begonnen met
het ontwikkelen van regels voor het conflictenrecht.

De romeinen maakten ook een onderscheid tussen de romeinen en vreemdelingen (ius gentium voor
vreemdelingen en romeins recht voor romeinen). Toen iedereen gelijk werd, was er geen
keuzeprobleem meer, want er was geen sprake van verschillend recht. Het gevolg is geweest dat de
romeinen wel het romeins recht hebben ontwikkeld.

De ontwikkeling van de eerste IPR-theorie stamt uit de 12 e eeuw en dit is doorontwikkeld door
Italiaanse statutisten. Die hielden zich bezig met 2 vragen, namelijk:
- Kunnen eigen wetten worden toegepast op vreemdelingen en
- Kunnen eigen wetten gelden buiten de stad




1

,Zij namen hun eigen BW tot uitgangspunt en hierdoor werd het ruimtelijke toepassingsgebied bepaald.
De indeling van de rechtsregels werden in 3 klassen ingedeeld. Deze indeling is ook verder ontwikkeld
door de Franse statutisten; zij hebben categorieën verfijnd:
- Statuta personalia; gekoppeld aan de persoon
- Statuta realia; gekoppeld aan het grondgebied
- Statuta mixta; gekoppeld aan de plaats van handelen

De grondslag van het conflictenrecht kreeg pas sterke aandacht bij de Hollandse statutisten; Voet,
Huber en Voet. P Voet hecht waarde aan bovenstaande indeling en zijn grote betekenis voor het IPR
ligt vooral in de ontdekking van de comitas als de grondslag voor toepassing van vreemd recht binnen
het eigen territoir.

Huber is de schakel tussen de oude statutenleer en het huidige conflictenrecht. In zijn boek gaat het
vooral om Friese regels in andere provincies en regels van andere provincies in Friesland. Huber
creëert 3 grondregels:
1. Dat de wetten van iedere vrije provincie kracht moet hebben binnen de provincie zelf en alle
onderdanen verbinden aan die wetten, zonder uitzonderingen.
2. Onderdanen van een provincie zijn alle personen die zich in die provincie bevinden.
3. De regeringen/wetgever/bestuurders reiken elkaar de hand en respecteren dat de regels van
andere provincies ook kunnen gelden in hun provincie, zolang het maar niet in strijd komt met
regels van de betreffende provincie.

Het is een kwestie van volkenrecht en verplicht om het recht uit een andere provincie toe te laten.
Daaruit maakt Huber de conclusie op: dat alle handelingen en akten voor recht of buiten recht onder
de levenden of bij versterf, gemaakt overeenkomstig het recht van de plaats waar zij gemaakt zijn,
overal kracht hebben, tenzij zij op die plaats niet deugen in welk geval zij nergens goed zijn; dus de
plaats van handelen is beslissend. De grondslag voor het toepassen in het comitas.

Voor de persoonlijke staat geldt dat de persoonlijke staat die een persoon is toegekend voor een
plaats, ook geldt in een andere provincie. Voor het huwelijk geldt de plaats van huwelijksvoltrekking.
Voor het huwelijksvermogensrecht geldt een verwijzingsregel. Voor het contract geldt de plaats van
het sluiten van de ovk. Bij erfopvolging bij versterf geldt de plaats waar de erflater woonde.

Begin 19e eeuw kwam Johannes Voet, na P. Voet en Huber. Voet hield vast aan de driedeling van P.
Voet. Dit werd gecodificeerd in de wet van 15 mei 1829; de algemene bepalingen, art. 6, art. 7 en art.
10 Wet AB.

Midden in de 19e eeuw heeft Friedrich Carl von Savigny de theorie verbeterd. Hij heeft ook gezorgd
voor een totale omwenteling van de statutenleer. Deze theorie geldt nu nog. Zijn uitgangspunt is:
abstracte internationale rechtsverhouding. Hij brengt de rechtsverhouding thuis in een bepaald
rechtsstelsel. Bij de abstracte rechtsverhouding moet het rechtsstelsel worden gezocht waarin die
rechtsverhouding zijn “Sitz”, zijn zetel heeft, waar hij “thuishoort” en waarmee hij het nauwst is
verbonden. Hij verwerpt het comitas-begrip van de Hollandse statutenleer en de gedachte dat de
grondslag van de conflictenleer gelegen is in de afbakening van de soevereine rechten van staten.

Bij Von Savigny wordt het conflictenrecht een verwijzingsrecht, met aanknopingsfactoren, in plaats
van een afbakeningsrecht. Hij wil ook een oplossing voor het internationale rechtsverkeer; zijn hoogste
doel is de beslissingsharmonie (hij wil dat rechtens uit verschillende landen op dezelfde manier het
recht zouden vinden). Deze theorie heeft ook een aantal kenmerken. Het eerste kenmerk is neutraal;
hij had namelijk geen voorkeur voor een bepaald rechtsstelsel. Het tweede kenmerk is indirect, want
hij gaf geen directe oplossing (de statutisten gaven wel een directe oplossing). Het laatste kenmerk is
abstract; ten opzichte van de concrete omstandigheden. Ook regelblindheid want hij keek ook niet
naar de inhoud van het recht. Hij heeft in principe geen oog voor de verschillende rechtsstelsels.

De invloed van Von Savigny op het Nederlands IPR was groot. Door art. 6, 7 en 10 Wet AB was de
invloed groot, maar ook door eenzijdige (statutische) conflictregels, vooral via Asser. Deze eenzijdige
regels werden in de rechtspraak omgevormd tot meervoudige of meerzijdige verwijzingsregels. De
leer van Von Savigny geldt dus nog steeds in Europa. De Anglo-Amerikaanse rechtsstelsels zien meer
op de leer van Huber.



2

,Het grote nadeel van de leer van Von Savigny is dat er sprake is van een soort automatisme. Ook
belangen van staten bij bepaalde wetten worden helemaal niet gediend. De stroming van de
statutisten kwam weer terug; de neostatutistische stroming door Brainerd Currie: ook kijken naar de
bedoeling van de wetgever. Een andere stroming is de lex-fori-stroming en is ontwikkeld door Albert
Ehrenzweig. Dit houdt in dat de rechter zijn eigen recht mag toepassen omdat hij dit recht het beste
kent. Ook bestaat de Better law-approach en is ontwikkeld door Robert Leflar. Deze theorie gaat ervan
uit dat de rechter het beste recht toepast; kijken welk recht van de twee het meest rechtvaardigt
resultaat oplevert. Th. M. de Boer is van mening dat de Nederlandse rechter altijd Nederlands recht
moet toepassen en alleen Nederlands IPR moet toepassen als partijen in de procedure hierom
vragen.

Bij het Nederlands conflictenrecht is het uitgangspunt: het beginsel van de nauwste verbondenheid.
Het conflictenrecht lost een rechtsvraag niet meteen op, maar verwijst eerst naar een bepaald
rechtsstelsel, brengt de rechtsverhouding “thuis” en daarna is pas te bepalen wat de rechtsgevolgen
zijn.

Binnen het Nederlands conflictenrecht zijn 3 soorten conflictregels te onderscheiden:
1. Meerzijdige conflictregels
2. Eenzijdige conflictregels
3. Zelfstandige of materiële conflictregels

Een meerzijdige regels is bijvoorbeeld het verdrag inzake de wet welke van toepassing is op
verkeersongevallen op de weg of bijvoorbeeld art. 10:36 BW. Die regels zijn van toepassing op zowel
het eigen Nederlands recht als op buitenlands recht.

Eenzijdige regels geven alleen aan wanneer Nederlands recht van toepassing is; het zijn
afbakeningsregels. Voorbeeld zijn art. 10:60 lid 1 en art. 10:149 lid 1 BW. Een eenzijdige regel kan
ook een scope rule zijn. Deze zijn vaak te vinden op het snijvlak van het privaatrecht en publiekrecht.
Zij hebben vaak het karakter van een voorrangsrecht en de rechter is verplicht die voorrangsregel toe
te passen als de zaak binnen het gebied valt.

De zelfstandige regels is geen verwijzingsregel aangezien het niet naar een bepaald recht verwijst,
maar het is een regel die een probleem direct oplost.

De meerzijdige conflictregel verwijst naar de rechtsverhouding naar een bepaald rechtsstelsel en de
verwijzingsregels bestaat uit 3 elementen:
1. De verwijzingscategorie (het onderwerp)
2. De eigenlijke verwijzingsregel met daarin de aanknopingsfactor (de norm)
De plaats van handelen, de verblijfsplaats, etc.
3. Het toepasselijk aangewezen recht (het gevolg)

Bij het onderwerp moet worden gedacht aan de onrechtmatige daad, het erfrecht, de echtscheiding,
productaansprakelijkheid, huwelijksvermogensrecht, etc.

De aanknopingsfactor is een geografisch gegeven zoals nationaliteit, woonplaats, plaats van
handelen, etc. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten aanknopingsfactoren:
A. Objectieve en subjectieve aanknopingsfactoren
B. Enkelvoudige en meervoudige factoren
C. Open en gesloten aanknopingsfactoren

De objectieve aanknopingsfactoren zijn feitelijke geografische gegevens. Er is sprake van een
subjectieve aanknopingsfactor als er sprake is van rechtskeuzebevoegdheid voor partijen. Er is sprake
van een enkelvoudige aanknopingsfactor als er maar 1 aanknopingspunt is. Bij meervoudige
aanknopingsfactoren kunnen er meerdere varianten zijn. Zo kunnen ze cumulatief zijn samengesteld;
2 of meer aanknopingspunten. Ook kan sprake zijn van getrapt samengestelde aanknopingsfactoren;
punten in een bepaalde volgorde. Tevens kunnen de aanknopingsfactoren facultatief samengesteld
zijn; 2 of meer aanknopingspunten die facultatief toepasselijk zijn. Of sprake is van een open of
gesloten factor, hangt af in welke mate rekening is gehouden met de concrete omstandigheden van
het geval. Een voorbeeld van een gesloten factor is art. 10:163 BW. Nederlands recht kent geen open
factoren, maar wel halfopen factoren. Een voorbeeld hiervan is art. 21 Erfrechtverordening.


3

, De aanknopingsfactor voor het familierecht kan ofwel nationaliteit of woonplaats zijn. Het begrip
woonplaats in het conflictenrecht houdt de gewone verblijfsplaats in. Dit is vooral een feitelijk begrip en
hierbij gaat het om de duurzaamheid van het verblijf (oftewel de duur van het verblijf) en om de
intentie van persoon. Het gaat dus om het centrum van het leven van de persoon. Wat van belang is
bij emigreren, is dat iemand die emigreert de intentie heeft om niet terug te keren; de duur van het
verblijf is dan minder belangrijk; meer kijken naar de intentie.

Bij de structuur van de verwijzingsregels is van belang of de Nederlandse rechter verplicht is om de
conflictregels toe te passen (ambtshalve toepassen) of deze regels facultatief zijn. Redenen waarom
de Nederlandse rechter het beste Nederlands recht kan toepassen, zijn dat de Nederlandse rechter
het Nederlands recht het beste kent, het bespaart tijd en geld. In Nederland geldt echter art. 10:2 BW:
de regels van IPR en het door die regels aangewezen recht worden ambtshalve toegepast.

Uit de bepaling volgt dat ook het aangewezen recht moet worden toegepast. Dit houdt in dat de
Nederlandse rechter de inhoud van het buitenlandse recht moet vaststellen. Dit kan de rechter niet
altijd zomaar weten of vaststellen, dus dan kan de rechter het buitenlandse land vragen een rapport
op te maken met de inhoud van dat buitenlandse recht. In principe moet de rechter zelf bepalen wat
de inhoud van dat buitenlandse recht is. Als dit niet lukt, dan kan de rechter het verzoek afwijzen, of
op basis van rechtsvergelijking iets te bepalen (of door rechtsbeginselen), of door in de
rechtsgeschiedenis van het land te kijken en vanuit daar redeneren of de rechter kan Nederlands recht
toepassen. Het Nederlands recht toepassen moet echt de laatste optie zijn. De minst slechte
oplossing is, aan de hand van de rechtsgeschiedenis van het land, iets bepalen.

Op grond van art. 10:2 BW moet de Nederlandse rechter de regels van NL IPR ambtshalve
toepassen. Hiermee wordt de leer van het facultatieve conflictenrecht verworpen. In beginsel moet de
Nederlandse rechter ook de inhoud van het buitenlandse recht ambtshalve vaststellen. Als de rechter
niet in staat is om de inhoud van het buitenlandse recht vast te stellen, is er geen heersende leer. De
beste optie hierbij is het toepassen van een, wel te achterhalen, verwant rechtsstelsel.

Naar Nederlandse opvattingen heeft het buitenlandse recht de status van recht, dat meebrengt dat de
Nederlandse rechter wordt geacht dit buitenlandse recht ook te kennen en ambtshalve toe te passen.
- Uitzondering voor de HR – art. 79 lid 1 sub b RO.

Het IPR-bewijsrecht is deels ongeschreven, maar art. 10:13 BW geldt voor materieel bewijsrecht. In
geval van bewijs is de omkeringsregel van toepassing wanneer Nederlands recht een onrechtmatige
daad beheerst, maar geen rol speelt wanneer buitenlands recht van toepassing is.
- Lex fori: hoe iets vorderen
- Lex causae: welke sancties opleggen

In Nederland staat het IPR los van het privaatrecht en wordt in het kader van de kwalificatie een eigen
nationaal conflictrechtelijk begrippenapparaat gehanteerd.

Week 2a: algemene beginselen en leerstukken
Ieder land heeft dus eigen regels van IPR. De vraag hierbij is: moeten wij bij de toepassing van ons
eigen conflictenrecht rekening houden met het conflictenrecht van het als toepasselijk aangewezen
recht? Bijvoorbeeld: NL verwijst naar recht X en het andere land zegt recht Y, moet dit recht dan
worden afgestemd? Als dit gebeurt, dan is sprake van beslissingsharmonie.

De beslissingsharmonie komt het eerst aan de bij de kwalificatie. Een voorbeeld hiervan is een
Nederlander die tijdens een vakantie in Frankrijk een Amerikaanse lifter meeneemt. De auto raakt van
de weg en de Amerikaan heeft letsel. Naar Amerikaans recht zou het wellicht een onrechtmatige daad
zijn, maar naar Nederlands recht kan dit een ovk zijn. De vraag hierbij is welk IPR bepaalt tot welke
verwijzingscategorie die rechtsverhouding hoort.

Over hoe je moet kwalificeren, bestaan 3 theorieën:
1. De eerste theorie is de lex causae. Deze theorie houdt in dat het toepasselijk recht wordt
aangewezen door een verwijzingsregel (in casu is naar Nederlands IPR Frans recht van
toepassing) – herkwalificeren aan de hand van Frans recht. Het probleem is dat Frans recht


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pamela22. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

61001 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.78
  • (0)
  Add to cart