Metajuridica
Tentamenstof compleet
Eerste onderwijsstroom
Onderwijsbijeenkomst 1
De eerste bijeenkomst was een informatieve bijeenkomst. Het betrof een inleiding in hoe
om te gaan met filosofische teksten. We hebben een tekst gelezen van Plato. Het betrof de
dialoog ‘Meno’, waarbij gesprekken tussen Meno en Socrates plaatsvonden omtrent de
uitleg van een begrip. Plato komt nog geregeld terug in dit blok, en is voor deze bijeenkomst
dus niet belangrijk. De stof van bijeenkomst 1 hoeft dan ook niet geleerd te worden.
Onderwijsbijeenkomst 2 – staatsvorming en ontwikkelingen binnen de
staat
In de tweede bijeenkomst ging het om staatsvorming. Hierin stonden de teksten van
Chengdan, van Caenegem en Sabetti centraal. Het ziet op staatsvorming vanuit een
historisch perspectief; hoe zijn staten ontstaan? Welke ontwikkelingen heeft dat
doorgemaakt? De huidige criteria voor staatsvorming zijn de volgende:
- Er moet sprake zijn van een territorium met vastgelegde grenzen;
- Er moet sprake zijn van een onpersoonlijk ambtelijk apparaat.
- Er moet sprake zijn van een bestuur die een onpersoonlijke, abstracte juridische
entiteit moet zijn.
- Er moet sprake zijn van een bestuur dat soeverein is over het territorium. Dit ziet
op interne en externe soevereiniteit. De buurlanden moeten de soevereiniteit
respecteren.
- Er moet sprake zijn van een bevolking binnen het territorium die het
bestuur/centrale gezag erkent. Erkenning is een twijfelachtig criterium, omdat
dat niet overal als streng criterium voor staatsvorming wordt aangenomen.
Die criteria zijn echter niet altijd zo geweest. Vroeger werd er bijvoorbeeld niet eens
gesproken van staten, maar ging het om grondgebieden. De staatsvorming heeft een
langdurige ontwikkeling doorgemaakt, hetgeen in deze bijeenkomst centraal stond. Ik zal
een tijdlijn vormen waarin alle ontwikkelingen worden besproken. Staatsvorming ging in
totaal door 4 fasen heen;
- Fase 1 is de feodaliteit
- Fase 2 is de absolute monarchie
- Fase 3 is de oligarchie
- Fase 4 is de moderne staat
Alle fasen zullen stapsgewijs worden doorlopen.
400 – De Frankische periode
,De tijdlijn wordt gestart in het jaar 400, waarin de Frankische periode zijn oorsprong vond.
De Franken maakten onderdeel uit van verschillende Germaanse koninkrijken. De
Germaanse stam bestond uit veel verschillende koninkrijken, en het Frankische koninkrijk
was daar een van. De verschillende Germaanse stammen waren opgebouwd uit een aantal
families, die gezamenlijk een geslacht vormden. Die geslachten gezamenlijk vormden dan
het volk, zoals de Franken. Op die wijze zijn alle Germaanse koninkrijken opgebouwd. Een
Germaans koninkrijk werd als volgt bestuurd:
- Bovenaan stond de koning. De koning stond echter niet alleen; hij liet zich
bijstaan door:
- Een Raad van Voormannen (denk aan: geslachtshoofden, grondbezitters etc.).
Deze raad stond de koning bij in het bestuur van het koninkrijk en gaven hem
adviezen.
Het type bestuur in de Germaanse koninkrijken was conservatief van aard. De koning was
erop gericht vrede te bewaren in zijn bestuur. Hij werd dan ook gezien als een soort
scheidsrechter over het volk. De koning had het recht om te bannen, bevelen uit te sturen,
te straffen, maar had ook de plicht om de wetten, normen en waarden uit de
gemeenschap/binnen het koninkrijk te garanderen en te bewaren.
De koning was kortom de leider van het volk. De koning was niet de leider over het
volk. Een leider over het volk mag ook zelf nieuwe wetten maken en op die wijze het gedrag
van zijn volk besturen. Gewoonterecht en andere normen en waarden worden daarmee
geschonden. Dat was dus niet het geval in de Germaanse koninkrijken; de koning was een
leider van het volk, die het volk beschermde, normen en wetten garandeerde en het
voortouw nam inzake oorlog, jurisdictie en religie.
Wie tot koning verkozen werd in de Germaanse koninkrijken, was afhankelijk van
militaire successen. Wie militaire successen had behaald, kon gekroond worden tot koning.
Intern was het doel dus: de status quo behouden en vrede bewaren. Extern was het voeren
van oorlog dan wel baanbrekend voor wie als koning bekroond kon worden.
De eerste ontwikkelingen ten aanzien van staatsvorming vonden in deze tijd plaats. Doordat
oorlog zo’n grote rol speelde in deze periode, maakten de Franken daar goed gebruik van.
Gedurende de jaren werd een groot deel van West-Europa door hen veroverd. Dit duurde
tot aan de 9e eeuw na Christus. Na die veroveringen werd er namelijk gesproken van het
Frankische Rijk (ook wel: het Karolingische Rijk) onder leiding van Karel de Grote. Het was
een enorm rijk geworden gedurende de jaren, waardoor enkele problemen ontstonden. Hoe
ging Karel de Grote het voor elkaar krijgen dat al die nieuwe onderdanen zich aan Karel
wilde binden? En hoe zou Karel dat gigantische rijk in zijn eentje moeten gaan besturen?
Beide problemen werden opgelost aan de hand van één instrument: de invoering
van het feodalisme/leenstelsel (FASE 1).
500 tot 1500 – De middeleeuwen
Gedurende de middeleeuwen speelde de feodaliteit een grote rol. Van moderne staten kon
in dat geval nog niet gesproken worden. Immers, Volgens Chengdan moet, om van een
moderne staat te kunnen spreken, sprake zijn van twee belangrijke factoren. Ten eerste
,moet er sprake zijn van staatssoevereiniteit en ten tweede moet er sprake zijn van
nationale integratie van de bevolking. In de middeleeuwen was er van beiden geen sprake,
want zoals ik zojuist al zei had Karel de Grote vanwege het grote territorium geen
staatssoevereiniteit en was de bevolking nog heel erg verdeeld. Van moderne staten was in
deze tijd kortom geen sprake. Van feodaliteit/feodalisme wel.
De feodaliteit was een koppeling van twee zaken die reeds bestonden:
- Het beneficium
Het beneficium is een beloning die iemand toentertijd kon krijgen wanneer hij zich
verdienstelijk had gedragen ten overstaan van een ander. Denk bijvoorbeeld aan inkomsten
van een bepaald stuk land die verkregen werden als iemand zich verdienstelijk had
gedragen.
- De commendatio
Dit is een contract waarbij iemand die zodanig in moeilijkheden is gekomen dat hij
zichzelf/zijn familie niet meer kan onderhouden, zich aan iemand anders kan binden in ruil
voor zijn gehoorzaamheid, trouw en dienstbaarheid. De persoon in moeilijkheden krijgt dan
bescherming en onderhoud aangeboden door de persoon aan wie hij zich bindt.
In het feodalisme worden het beneficium en de commandatio gecombineerd, waardoor er
toentertijd gesproken werd van het feodale contract. Het feodale contract werd gesloten
tussen twee vrije mannen en geschiedde vrijwillig. Het contract hield zowel rechten als
plichten in voor beide partijen. De leenheer moest de leenman bescherming en onderhoud
bieden. De leenman moest de leenheer gehoorzaamheid, trouw en dienstbaarheid bieden.
Daarbij moest de leenman de leenheer raad geven en hem militaire steun verlenen in tijden
van oorlog. Het contract werd voor levenslang afgesloten en eindigde met de dood. In het
beginstadium was er bij het feodale contract nog geen sprake van een mogelijkheid tot
erving van het contract. Het contract was tevens exclusief; je kon je slechts binden aan één
leenheer.
Aan het contract werd meestal een bepaald materieel element toegevoegd. De
leenman krijgt door het contract een soort leen in handen. Dat kan inhouden de volle
eigendom over een stuk grond of vruchtgebruik van een stuk grond. Het betreft dus het feit
dat de leenman gezag krijgt ten aanzien van een bepaald territorium. Op dit grondgebied
dat de leenheer in leen heeft gegeven aan de leenman, mocht de leenman eigenlijk alles
doen en laten wat hij maar wilde. De leenheer had hier weinig inspraak op, waardoor de
leenheer een zwakkere positie had. De leenman kon zijn stuk grond tevens ook in ‘subleen’
geven, waardoor de zeggenschap van de leenheer en dus het feodalisme compleet kon
versnipperen.
Hoewel een feodaal contract voor het leven werd afgesloten, was er wel een
mogelijkheid om het contract tussentijds op te zeggen. Bilateraal, dus samen, afspreken om
het contract op te zeggen was altijd mogelijk. Unilateraal opzeggen werd tevens mogelijk
door een Capitularium van Karel de Grote, nummer 77 van 802/803. Karel de Grote gaf
hierin een aantal redenen waarom een leenman alleen mag beslissen het contract met zijn
, leenheer te ontbinden en vice versa. De leenman mocht dit unilateraal doen op grond van
de volgende redenen:
1. De leenheer heeft een poging ondernomen om jou te vermoorden.
2. De leenheer heeft jou met de stok geslagen
3. De leenheer heeft een poging ondernomen om jouw vrouw/dochter aan te randen
of overspel te plegen
4. De leenheer heeft jouw persoonlijke bezittingen aangetast of geprobeerd zich deze
toe te eigenen
5. De leenheer heeft van jou een horige geprobeerd te maken waardoor jouw vrijheid
verloren zou gaan
6. De leenheer heeft zijn plicht om jou te beschermen onvoldoende nagekomen.
Dat houdt het feodale contract dus in op grond waarvan territoria werden verdeeld
gedurende de middeleeuwen. Het was een complex systeem, dat ook niet voor altijd stand
ging houden. De feodaliteit had immers twee belangrijke consequenties, die niet per se
positief waren.
Ten eerste was alle grond verdeeld over verschillende leenheren en leenmannen die
het allemaal weer versnipperden naar andere leenheren en leenmannen; van centrale
macht/centralisatie was daarom alles behalve sprake. Machten versnipperden, en er werd
niet gesproken over staten, maar over ‘geografisch land’ dat dus gedecentraliseerd verdeeld
was over de leenheren en leenmannen.
De tweede consequentie van de feodale contracten was dat de verdeling van de
macht onafhankelijk was van de nationale identiteit van degene die de macht mocht
uitoefenen. De verdeling van de macht was afhankelijk van trouw, eer en gehoorzaamheid.
Met nationaliteit had dat niks te maken. Er was geen verbinding tussen het recht om over
een gedeelte van een territorium macht uit te oefenen en de plicht om de nationaliteit over
dat territorium te hebben. Het had dus ook grote nadelen.
Het feodalisme liep allemaal goed tot en met de 9e eeuw. Vanaf de 10e/11e eeuw kreeg het
toch wel wat mankementen. Er ontstond immers een situatie van grove fragmentatie; dat
ene, gigantische Frankische rijk dat zo sterk aan elkaar gebonden was, viel uit elkaar in
allemaal hele kleine stukjes door de versnippering van de macht. Rond 1180 had deze
fragmentatie als resultaat dat alle leenmannen als een soort alleenheerser over hun eigen
gebiedjes regeerden. Zij gedroegen zich als ware hun eigen koning binnen dat domein,
zonder verantwoording af te leggen aan de daadwerkelijke koning (Karel de Grote).
In deze tijd kon kortom nog niet gesproken worden van staten in de moderne zin van het
woord. Immers, kijkend naar de moderne criteria van staatsvorming voldoet het bijna
nergens aan. Fragmentatie was een groot probleem dat diende te worden opgelost.
Eveneens was Europa door deze manier van verdeling van macht een slecht ontwikkeld
gebied. Sociale en economische ontwikkelingen, die klaarstonden zich te gaan ontplooien,
werden door het feodalisme sterk belemmerd. Kortom, om zowel de fragmentatie tegen te
gaan alsmede de ontwikkelingen op gang te brengen, moest er een oplossing gevonden
worden. Op die manier kwamen de ontwikkelingen op gang.
De politieke macht, die nu zo verdeeld was, moest in handen komen van één centrale
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eefjebogaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.25. You're not tied to anything after your purchase.