Deze samenvatting is een samenvatting van hoofdstuk 5 van het boek natuur onderwijs inzichtelijk. In mijn eerste jaar heb ik dit boek veel nodig gehad en heb ik van elk hoofdstuk een samenvatting gemaakt.
5.1 Stoffen hebben 3 verschijningsvormen. Vast, vloeibaar en gas. Een molecuul
is het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen heeft. Het gedrag
van een molecuul wordt beïnvloed door tempratuur en is bepalend voor de
verschijningsvorm van een stof. Water is een veelzijdig oplosmiddel waardoor het
een belangrijke rol speelt bij veel biologische processen. Of een voorwerp drijft of
zinkt licht aan de vorm en het materiaal. De oppervlakte spanning van water
geeft waterdruppels hun vorm en zorgt ervoor dat sommige waterdiertjes op het
water kunnen lopen. Zuivere lucht kun je niet ruiken of aankraken, het is overal
om je heen. Lucht neemt ruimte in en oefent bepaalde druk uit in alle richtingen.
Verschijningsvormen. In een vaste stof bewegen de moleculen niet veel en
trekken ze elkaar sterk aan waardoor ze dicht bij elkaar staan. Daardoor zijn
vaste stoffen hard en vorm vast. In een vloeistof bewegen de moleculen in alle
richtingen en zitten ze minder dicht op elkaar. Ze hebben geen vaste plek en
nemen daardoor de vorm aan van waar het in gedaan wordt (bijv. een glas). Bij
gas bewegen de deeltjes ook in alle richtingen. De deeltjes hebben geen
aantrekkingskracht meer waardoor er veel ruimte tussen de deeltjes komt. Lucht
of gas vult de hele ruimte. Water is een unieke stof, omdat dit in alle 3 de vormen
kan voor komen. De meeste stoffen kunnen in 2 vormen voorkomen.
Van koud naar warm. Energie toevoer komt vooral voor door verhogen van de
tempratuur of door druk verhoging. Hiermee verandert de verschijningsvorm.
Elke zuivere vaste stof (uit een soort moleculen bestaat) zal bij een normale
luchtdruk bij een bepaalde tempratuur vloeibaar worden. Dit noem je het
smeltpunt. Het smeltpunt van bevroren water is normaal bij 0 graden. Als je
bijvoorbeeld zout op bevroren water strooit zal het gaan smelten ook al is het
onder de 0 graden. Een vaste stof smelt bij 1 tempratuur. Bij bijna elke
tempratuur kunnen deeltjes ontsnappen en in een gasvormige toestand
overgaan. Dit noem je verdamping. Bij het verwarmen van een stof zoals
bijvoorbeeld water gaan de moleculen heel druk bewegen. Ze bewegen zo druk
dat ze ontsnappen uit het pannetje en in een gasvormige toetstand overgaan. Als
je water heel lang verhit heb je alleen nog maar stoom en is het pannetje leeg.
Het kookpunt van een vloeistof is de hoogste tempratuur die een vloeistof kan
halen. Daarna gaat het over in een gasvorm. Het kookpunt van water is 100 C. Bij
een hoge luchtdruk zal het water minder snel koken, omdat van buiten af harder
op de moleculen wordt geduwd waardoor ze niet makkelijk kunnen ontsnappen.
Soms gaan moleculen van vaste stof meteen over naar gas zonder vloeibaar te
zijn geweest. Dit noem je sublimatie.
Van warm naar koud. Als een gas afkoelt gaan de moleculen weer langzaam
bewegen en komen ze weer dicht bij elkaar. Het gas gaat dan weer over is een
vloeibare vorm. Het condenseert. Nabij het stollingspunt (vriespunt) gaan de
moleculen van een vloeistof een eigen vaste plek innemen en vormen een
stevige structuur. Water bevriest en wordt ijs onder het vriespunt van 0 C. Soms
verandert een gas meteen naar een vaste stof. Dit noem je desublimatie.
, Tempratuur en gewicht. Je zou ook kunnen zeggen dat de dichtheid van een
stof veranderd. Dus als je het verwarmt dat dezelfde stof minder weegt. Water is
een uitzondering. IJs blijft drijven of het water. Ook zet water uit als het ijs wordt.
Wij hebben hieraan nadelen, omdat water leidingen kunnen knappen.
Eigenschappen van water. Het bestaan van water is een belangrijke
voorwaarde van het leven op aarde. Mensen en dieren bestaan voor een groot
deel uit water. De drie belangrijkste eigenschappen van water zijn: - water als
oplosmiddel, - de opwaartse kracht van water en de oppervlaktespanning van
water.
Water als oplosmiddel. Water is een oplosmiddel. Dit is een stof waarin een
andere stof kan worden opgelost. Deze eigenschap is van belang voor veel
biologische processen. In bloed worden stoffen door het water opgelost, waardoor
ze getransporteerd kunnen worden.
Modderwater is een mengsel. Bij een mengsel zijn twee stoffen met elkaar
vermengt zonder dat ze een chemische reactie met elkaar zijn aan gegaan. Als je
een mengsel lang laat staan scheiden de twee stoffen zich weer van elkaar.
Suikerwater is een oplossing. Een oplossing is altijd een heldere stof. Het is een
vloeistof die is gemengd met gas of met een vaste stof zonder dat ze een
chemische reactie met elkaar zijn aangegaan. Bij een oplossing scheiden de twee
stoffen niet meer van elkaar.
Melk is een emulsie. Dit wordt ook wel schijnmengsel genoemd. Dit is een
troebele vloeistof waarin je denkt dat water en vet vermengd zijn. Normaal
mengt water en olie niet. In melk zit een emulgator die het vet in kleine fijne
druppels verdeelt waardoor het in de waterige substantie kan blijven zweven.
De opwaartse kracht van water. Sommige voorwerpen zinken in water en
andere drijven. Dit heeft te maken met de dichtheid van een stof. Bij een stof met
een hogere dichtheid dan water, die dus zwaar is, zinkt naar de bodem. Dit is
alleen niet altijd het geval. Een groot zwaar cruiseschip blijft drijven. Dit komt
door zijn vorm, dat weer te maken heeft met de opwaartse kracht van het water.
In het water lijkt het gemakkelijker om iemand op te tillen. Deze persoon is nog
wel net zo zwaar maar het water draagt de persoon als het ware mee. Deze
ondersteunende kracht noemen we opwaartse kracht. Als een voorwerp blijft
drijven is er een evenwicht tussen de zwaartekracht die op het voorwerp werkt
en de opwaartse kracht van het water. De vorm van een boot verplaatst veel
water waardoor de opwaartse kracht wordt verhoogd.
De oppervlakte spanning van water. Een druppel heeft een ronde vorm. Dit
komt doordat de watermoleculen elkaar sterk aantrekken. Daardoor krijg je
oppervlaktespanning. Als je aan een vol glas water nog een beetje toevoegt zie je
dat die niet meteen overloopt. Hij wordt eerst een beetje bol. Dit komt door de
oppervlakte spanning. Waterdiertjes kunnen niet op het water leven als er
afwasmiddel inzit. Het water verliest dan zijn spanning en het diertje zingt naar
de bodem.
De aanwezigheid van lucht. Als je onder water zwemt en steeds dieper gaat
voel je het water op je drukken. Ook lucht oefent druk uit op je. Dit voel je niet,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Daiszz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.