H1 – Het strafbare feit
1.1 Voorwaarden van een strafbaar feit
Je spreekt van een strafbaar feit (SF) wanneer het aan de volgende voorwaarden
voldoet:
Het gaat om een menselijke gedraging.
De gedraging valt binnen een delictsomschrijving.
De gedraging is wederrechtelijk. (Element)
De gedraging is aan schuld te wijten. (Element)
1 . Menselijke gedraging: Betekend dat een persoon een gewilde spierbeweging
heeft
uitgeoefend. Gedraging kan ook bestaan uit doen of nalaten. Bij nalaten is doorslaggevend
dat de verdachte een spierbeweging kon maken, maar niet heeft gedaan.
2 . Delictsomschrijving (DO) : Hierin staat welke gedragingen strafbaar zijn, deze
moet ook
altijd wettelijk zijn vastgelegd (Legaliteitsbeginsel art. 1 Sr). Bijv.: In art. 310 Sr is
vastgelegd dat
diefstal verboden is in Nederland.
3 . Wederrechtelijkheid: In strijd met het recht. In beginsel handelt een verdachte die
een
menselijke gedraging vertoont die binnen een delictsomschrijving valt automatisch
wederrechtelijk aan het handelen. Tenzij: De verdachte zich succesvol kan beroepen op een
rechtvaardigingsgrond; deze ontneemt de wederrechtelijkheid en dan heeft de verdachte
geen strafbaar feit gepleegd.
4 . Aan schuld te wijten: De gedraging moet aan de verdachte te wijten zijn. De
verdachte
had anders kunnen handelen maar heeft dit niet gedaan. Tenzij: De verdachte zich
succesvol kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond; deze ontneemt de schuld en dan
heeft de verdachte geen strafbaar feit gepleegd.
1.2 Bestanddelen en elementen
*Wederrechtelijkheid en schuld worden elementen genoemd.
Bestandsdelen: Onderdelen waaruit een DO bestaat. Staan altijd in een tenlastelegging
en
moeten door de rechter bewezen worden verklaard.
Elementen: Ongeschreven voorwaarden om iemand te kunnen straffen. Deze worden
verondersteld.
Materiele strafrecht: Het materiële strafrecht is het geheel aan rechtsvoorschriften, dat aangeeft
welke gedragingen strafbaar zijn en welke straf op welke strafbare gedraging van toepassing is.
1.3 Verschillende strafbare feiten
Elk SF is onder te verdelen in een type delict.
1 e onderscheid:
Misdrijven (Boek 2 Sr): Delicten waarvan de wetgever vindt dat de overtreder zwaar(der)
moet worden bestraft. Op misdrijven staat altijd een gevangenisstraf.
,Overtredingen (Boek 3 Sr): Minder zware delicten waarvan de wetgever vindt dat de
strafbedreiging wat minder mag. Voor overtredingen krijgt de dader alleen een geldboete of
hechtenis.
2 e onderscheid:
Formele delicten: Delicten die het handelen strafbaar stellen. De activiteit wordt
strafbaar
gesteld en het eventuele gevolg is niet van belang.
Bijv.:
Art. 310 Sr.: Diefstal. Strafbaar is het wegnemen van een goed.
Art. 350 Sr.: Zaakbeschadiging. Strafbaar is het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen
van een goed.
Materiële delicten: Het intreden van een gevolg is strafbaar. Hoe dit gebeurd is niet
van
belang.
Bijv.: Doodslag. Vastgesteld is dat het strafbaar is om een persoon om het leven te
brengen, op welke
manier de dader dit doet is aan hem (mes, pistool, gif etc.).
*Er is ook een groot aantal delicten waarvan niet duidelijk is of het formeel of
materieel is.
3 e onderscheid:
Delicten kunnen ook worden opgedeeld in ‘handelen’ en ‘nalaten’.
Commissiedelicten: Delicten die een bepaald handelen strafbaar stellen.
Bijv.: Art. 350 Sr.
Omissiedelicten: Dit type delict stelt nalaten strafbaar. Moet wel duidelijk in de DO
staan
welk nalaten aan wie moet worden toegerekend.
Bijv.: Art. 450 Sr.
4 e onderscheid:
Gronddelict: Bepaalde gedraging is strafbaar gesteld, nulpunt.
Bijv.: Art. 287 Sr.: Doodslag. Een ander opzettelijk van het leven beroven. (Max. 15 jaar
gevangenisstraf)
Gekwalificeerd delict: Ernstiger dan het gronddelict. Gaat om hetzelfde delict maar
vaak
met een extra bestanddeel. Bestraffing altijd zwaarder dan het gronddelict.
Bijv.: Art 289 Sr.: Moord. Een ander met voorbedachten rade opzettelijk van het leven
beroven.
(Levenslang)
Geprivilegieerd delict: Minder ernstig dan het gronddelict. Een variatie op het
gronddelict.
Dit is een lichtere variant met een lagere bestraffing. Bijv.: Art. 290 Sr.: Kinderdoodslag.
H2 – Wederrechtelijkheid
Wederrechtelijk kan twee verschillende betekenissen hebben:
*Welke betekenis het bestanddeel heeft is belangrijk aangezien dit het verschil kan maken tussen wel
of niet tot een bewezenverklaring te komen.
Betekenis 1: Leer van Remmelink
, Hier heeft het bestanddeel de betekenis: ‘zonder toestemming van de rechthebbende’.
Kan gaan om een privaatrechtelijke toestemming of publiekrechtelijke bevoegdheid.
Betekenis 2: Bestanddeel is element
Hier heeft het bestanddeel de betekenis: ‘in strijd met het recht’.
Zegt dus dat de verdachte in strijd met de ongeschreven en geschreven regels heeft
gehandeld.
H3 – Opzet
3.1 Kleurloos en boos opzet
Boos opzet: Verdachte heeft willens en wetens de strafwet overtreden, verdachte is zich
bewust van het feit dat de handeling die hij verricht strafbaar is en wilt dit ook.
Kleurloos opzet: Verdachte heeft willens en wetens gehandeld. Maakt niet uit of de
verdachte wist dat zijn handelen strafbaar was. (De vorm van opzet waar de wetgever
vanuit
gaat)
3.2 Verschillende vormen opzet
*Alle vormen hebben gemeen dat de verdachte willens en wetens heeft gehandeld.
Opzet als bedoeling: Verdachte heeft een bepaalde bedoeling en pleegt een strafbaar
feit,
hij wil namelijk dat een bepaald gevolg intreedt. Overigens is niet vereist dat het gevolg
daadwerkelijk intreedt. (Naast het woord opzet komt opzet als bedoeling in een delictsomschrijving
tot uiting door het woord oogmerk).
- Oogmerk is het doel dat een verdachte heeft, bij de beantwoording of er sprake is
van oogmerk wordt gekeken naar het naaste doel en niet het uiteindelijke doel.
Opzet als zekerheidsbewustzijn: Verdachte verricht een handeling met oog op een
gevolg,
dit lijdt creëert een bijkomend maar ongewild gevolg. Verdachte wist dat deze zou intreden.
Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn: Gevolgen van het handelen van een
verdachte
zullen waarschijnlijk intreden. Gevolgen moeten dus nog intreden en het is dus ook niet
zeker dat deze zullen intreden.
Voorwaardelijke opzet (opzet als mogelijkheid bewustzijn): Verdachte heeft
zich willens
en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg intreedt en neemt
dit gevolg op de koop toe. (Lichtste vorm van opzet) (Porsche Arrest)
3.3 Opzet bewijzen
Het bestanddeel opzet kan al bewezen worden verklaard wanneer er sprake is van
voorwaardelijke opzet. Het bestanddeel oogmerk valt in beginsel niet via de constructie van
voorwaardelijke opzet te bewijzen.
H4 – Schuld
4.1 Schuld als bestanddeel
Culpa: Latijnse term voor schuld. Wordt gebruikt voor het bestanddeel schuld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annegroothuis2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.