Materiële hulpverlening
Wat zijn de ontwikkelingen als het gaat om geld?
Maakt geld echt gelukkig?
Hoofdstuk 1 – Ontwikkelingen van geld
Geld is een betaalmiddel. Het is daarnaast ook een waardemiddel dat je kunt sparen om later een
grotere uitgave te doen. Verder is het een rekeneenheid waarmee je kunt bepalen hoe duur iets is
waardoor je het kunt vergelijken met andere producten.
1.1 Geld door de jaren heen
In eerste instantie vond er ruilhandel plaats op kleine schaal. Zo konden eieren geruild worden tegen
brood. Deze vorm van handelen werd lastiger, omdat niet alle middelen om mee te ruilen even
houdbaar waren. Daarnaast was de vraag naar producten niet altijd gelijk en waren zware producten
om te tillen niet praktisch. Producten die waardevast waren en niet gevoelig waren voor inflatie –
zoals schelpen en vee – werden gebruikt als valuta en goederengeld genoemd.
Eén van de universele betaalmiddelen was zout. Het Latijnse woord voor zout is ‘sal’ waar het woord
salaris vandaan komt. Naast zout handelde men ook in schelpen, metalen en kruiden.
Langzamerhand kregen kostbare metalen als goud en zilver meer een functie als ruilmiddel dat ook
internationaal te verhandelen was. Met verschillende munten betalen was geen probleem, zolang
het gewicht maar gelijk was. Bij grote bedragen zaten er risico’s aan transacties met goud. Bij het
vervoeren is een kans op een overval groot. Daardoor kwamen de eerste banken die het goud voor
mensen bewaarden. Je kon goud inwisselen voor waardepapier waarop stond hoeveel goud je te
goed had.
De bankbiljetten die we nu kennen, kwamen halverwege de achttiende eeuw in de omloop. Deze
werden in eerste instantie niet gebruikt, omdat mensen er geen vertrouwen in hadden. Napoleon
Bonaparte zorgde ervoor dat er nog maar één munteenheid mocht worden gebruikt. Hierdoor werd
in 1901 de gulden het enige wettige betaalmiddel in Nederland. Tot 1967 waren de Nederlandse
munten van puur zilver, maar daarna van nikkel. De waarde van zilver steeg enorm waardoor de
munt meer waard werd dan het bedrag wat erop stond.
Door de jaren heen werden nieuwe vormen van betalen in gebruik genomen. In 1950 werd de eerste
creditcard in Amerika geïntroduceerd. De creditcard van Diners Club was er om
restaurantrekeningen te kunnen betalen. Zo kon een klant zonder contant geld op zak eten in elk
restaurant dat creditcards van Diners Club accepteerde. Diners Club betaalde het restaurant en de
creditcardhouder betaalde Diners Club op een later moment terug.
Vanaf 1990 werd het pinnen als betalingssysteem in Nederland uitgerold. Via een betaalpas met een
pincode, een betaalautomaat en centrale computers konden mensen hun eerste elektronische
betalingen doen. Voordat men kon pinnen, werkte men met betaalcheques als er grote bedragen
moesten worden afgerekend of moest je naar de bank om contant geld te halen.
In 2002 werd de Nederlandse gulden vervangen door de euro. Door de invoering van één Europese
munt moest er een eind komen aan de schommelende wisselkoersen die lastig waren voor de
internationale handel. Een Tikkie versturen, contactloos betalen of via de app digitaal geld
overmaken is tegenwoordig heel normaal. Voor de coronacrisis werd nog slechts 32% van de
aankopen contant afgerekend. 96% van de winkeliers accepteren contant geld.
,1.2 Armoede door de jaren heen
In de prehistorie zien we dat mensen binnen families leefden en rondtrokken op zoek naar voedsel.
Men was afhankelijk van de groep en als er te weinig voedsel was, werd de hele groep getroffen.
Later gingen mensen zich vestigen op een vaste plek en begon met het aanleggen van gewassen zoals
graan. Om de vijf jaar verhuisde men naar een andere plek om nieuwe grond te gebruiken.
Vanaf de vroege middeleeuwen bleven de families op één plaats wonen. Het huis en de akkers
eromheen waren in bezit van een boer. Dit stuk land moest beschermd worden en dit werd gedaan
door een heer. Deze personen kregen meer macht en vroegen geld aan de boeren om hun gebied te
beschermen. Godsdienst speelde een grote rol in de samenleving waardoor veel rijken aalmoezen
aan de armen gaven, zodat ze zeker waren van een plek in de hemel. In de middeleeuwen ging men
ervan uit dat God had bepaald wie rijk en machtig werd en wie te maken zou krijgen met armoede.
Men moest zijn plek in de samenleving aanvaarden. Het was een sociale plicht om armen in de
samenleving te helpen.
Later in de middeleeuwen kwam er steeds meer armoede voor. Mensen kwamen om van de honger
door een slechte oogst of door oorlogsgeweld. Door deze manier van leven was er ook sprake van
slechte hygiëne en kregen mensen te maken met ziekten. Er ontstond criminaliteit zoals straatroof of
afpersing. Ouders lieten kinderen achter, omdat ze niet de juiste middelen hadden. Het overlijden
van de man binnen het gezin kon voor grote problemen zorgen, omdat de vrouw geen inkomen had.
Er waren gastgezinnen die arme gezinnen onderbracht waarvoor ze geld kregen.
Tijdens de Verlichting werd de dwangarbeid ingevoerd om armoede te voorkomen. De rol van
godsdienst werd minder waardoor de zorg voor de armen bij de staat kwam te liggen en niet bij de
kerk. Door mensen te leren werken, zoude ze onderdeel van de maatschappij kunnen zijn en geld
verdienen zonder criminaliteit te plegen. Dit was onsuccesvol, omdat deze mensen van stad naar
stad trokken.
Ondertussen werden meer tuchthuizen opgericht. Hier werden mensen geplaatst na een vonnis van
de recht, omdat de burgermeester landlopers en dronken mensen oppakten, en werden er kinderen
door hun ouders geplaatst die volgens hen brutaal waren en niet luisterden. Het regime was hier
streng.
Begin 19e eeuw is er veel armoede in Nederland en worden er landbouwkolonies opgezet voor arme
gezinnen. Deze kregen een eigen huisje met een stukje grond.
Doel: ze werken binnen de kolonie om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien.
Ze moeten 1 cent per week betalen voor hun verzekering en krijgen gratis medische hulp. De
huishoudens staan onder streng toezicht. Naast het verplicht werken, moeten ze ook naar de kerk.
Als je dit niet doet, krijg je een boete. De dagindeling en wat men eet wordt hogerhand bepaald.
Overtredingen zoals dronkenschap, vloeken en vechten worden bestraft met een boete of opsluiting
in de strafkamer waar je alleen water en brood krijgt. Naast vrije koloniën waar deze gezinnen
terechtkomen, worden er ook strafkoloniën opgericht waar bedelaars, criminelen en wezen naartoe
worden gestuurd. Het regime is hier nog strenger. Wanneer je je in de vrije kolonie niet aan de regels
houdt, kom je terecht in een strafkolonie.
In 1854 werd de Armenwet ingevoerd. Deze wet bepaalde dat de overheid zich met de armenzorg
zou bezig houden als vanuit de kerk en particuliere zorg meer hulp nodig was met als doel de
openbare orde te kunnen blijven handhaven. Door de industrialisatie verloren steeds meer mensen
hun baan en kwam er binnen steeds meer huishoudens armoede voor. De nieuwe Armenwet in 1870
,bepaalde dat de gemeente waar men woonde verantwoordelijk was voor de kosten van de
armenzorg en de hulp die aan gezinnen werd geboden. Veel ouders besloten hun kinderen te laten
werken, omdat ze te maken hadden met armoede. Met het Kinderwetje van Van Houten werd in
1874 geprobeerd de kinderarbeid van kinderen onder de 12 jaar te stoppen. In 1901 werden ouders
verplicht om hun kinderen naar school te sturen met de leerplicht.
De Eerste Wereldoorlog zorgde ervoor dat veel mensen te maken kregen met armoede,
werkloosheid en gebrek aan voedsel. Er waren tijdens de oorlog veel mannen gesneuveld waardoor
er meer werkplekken waren waardoor de werkloosheid onder de armen daalde. De sociale wetten
zoals een uitkering, een werkongevallenverzekering en de kinderbijslag zorgden ervoor dat de
oorzaken van armoede steeds meer werden bestreden. Na een korte periode van welvaart leidt de
beurskrach van 1929 in New York ook in Nederland tot een economische crisis. De werkloosheid
steeg en armoede werd een groter probleem. De overheid deed in eerst instantie weinig om de
werkloosheid tegen te gaan, maar zette later duizenden werklozen aan het werk binnen grote
werkverschaffingsprojecten.
Na de Tweede Wereldoorlog stond armoede hoog op de politieke agenda. De overheid was bang dat
er weer een economische crisis zou kunnen volgen met hoge werkloosheid tot gevolg. In de jaren
1950 en 1960 ontstond het sociale zekerheidsstelsel deze bestaat uit sociale voorzieningen en
sociale verzekeringen. In 1957 werd de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingevoerd. In 1965 werden
de Armenwetten vervangen door de Algemene Bijstandswet (Abw).
Hiermee ontstond de verzorgingsstaat en lukt het de overheid om het socialezekerheidsstelsel te
bekostigen. Vanaf begin jaren 1970 kwam hier verandering in en werden veel mensen werkloos.
Aangezien deze allemaal recht hadden op een werkloosheidsuitkering moest er opnieuw gekeken
worden naar alle regelingen om dit betaalbaar te houden. Hierdoor werd er steeds meer nadruk
gelegd op de plicht die burgers hebben om werk te zoeken en te accepteren of andere taken uit te
voeren om hun uitkering te behouden. Er ontstond een verschuiving van de verzorgingsstaat naar de
participatiemaatschappij waarin burgers zelfredzaam moeten zijn en eerst hun eigen sociale
netwerk moeten inschakelen om problemen op te lossen.
1.3 Recente ontwikkelingen
Door de komst van de participatiemaatschappij is de zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid bij de
burger neergelegd, ook als het gaat om financiën. Deze toenemende verantwoordelijkheid,
ingewikkelde regels, diversiteit van financiële producten en digitalisering zijn zaken die ook bepaalde
vaardigheden eisen.
1. We zien dat mensen steeds meer financiële beslissingen moeten nemen
- Bijvoorbeeld: het betalen van een opleiding, het zelf regelen van toeslagen, het regelen van
een zorgverzekering en de verhoging van de pensioenleeftijd
o Bij 1 op 5 mensen zorgt dit soms ook tot verlies van overzicht als het gaat om
geldzaken
2. Er is door de digitalisering een andere manier van omgaan met geld ontstaan.
- Oorzaak: mensen doen steeds meer betalingen via online bankieren of pinnen waardoor geld
minder tastbaar is geworden.
- Het online winkelen zorgt voor meer uitgaven omdat men minder grip en overzicht heeft op
het beschikbare geld.
3. Jongeren moeten steeds vroeger financiële beslissingen nemen die van invloed zijn op de
rest van hun leven.
- Bijvoorbeeld: studiefinanciering
, - Zonder goede financiële vaardigheden kunnen jongeren beslissingen nemen die op een
negatieve manier van invloed zijn tot ver in de toekomst
4. Er zijn steeds meer huishoudens in Nederland met betalingsachterstanden
- 33% van de huishoudens heeft een betalingsachterstand
- 614.000 huishoudens waarbij er sprake is van schulden die tot problemen leiden
Tegenwoordig zijn er vormen van digitale criminaliteit. Oplichting via Whatsapp bijvoorbeeld.
NUDGING
Nudging is het onbewust beïnvloeden van de keuzes die mensen maken door de omgeving te
veranderen. Het is gebaseerd op het feit dat mensen de meeste keuzes op een snelle en
automatische manier maken.
Bijvoorbeeld: mensen kopen vaker producten in de supermarkt die op ooghoogte liggen.
Doordat je tegenwoordig makkelijk kan pinnen, online bestellen of achteraf betalen, is het geld
uitgeven een stuk makkelijker geworden. Men is zich minder bewust van de handelingen om tot
de aanschaf van een product te komen. Hierdoor komen mensen gemakkelijker in de schulden.
1.4 Digitalisering
Digitaal betalen is minder belastend voor het milieu en veiliger, maar er zijn ook zorgen. Contant geld
zorgt voor meer mogelijkheden voor het witwassen van geld, het kunnen uitgeven van vals geld en
fiscale fraude.
Chartaal geld is het geld in onze portemonnee. Giraal geld is het geld op onze bankpas. Giraal geld is
efficiënter. Bij chartaal geld is er sprake van ‘’pain of paying’’. Hierbij ben je je meer bewust van het
geld dat je uitgeeft, omdat het zichtbaar is. Met contant geld kunnen ze beter het overzicht houden
over het beschikbare geld wat ze nog te besteden hebben. Dit wordt voornamelijk gedaan door
mensen met een laag inkomen.
Contant geld wordt dus veel gebruikt door groepen die we als kwetsbaar omschrijven zoals mensen
met een laag inkomen.
- Andere voorbeelden: ouderen, visueel gehandicapten, laaggeletterden en mensen met een
lage digitale vaardigheid
Mensen zonder verblijfsvergunning hebben geen toegang tot betaalrekeningen en zijn afhankelijk
van contant geld. Ook coffeeshops zijn afhankelijk van contant betalingen, omdat de verkoop van
softdrugs niet door internationale betaalnetwerken wordt ondersteund.
Er zijn ook andere reden waarom mensen contant geld gebruiken;
1. Keuzerecht voor alle Nederlands, omdat het een wettig betaalmiddel is
2. Privacy
3. Pinstoringen
4. Toeristen met buitenlandse passen die vaak niet in winkels geaccepteerd worden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller angelinesegers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.