Inhoudsopgave
Diabetes Mellitus type 1.......................................................................................................................................2
Ondervoeding en decubitus...............................................................................................................................12
(Onder)voeding bij oncologie: maagcarcinoom & darmcarcinoom...................................................................20
(Onder)voeding bij oncologie: mammacarcinoom en longcarcinoom...............................................................28
(Onder)voeding bij oncologie: hoofd-hals kanker..............................................................................................34
Neurologische aandoeningen: CVA, Parkinson en Dementie.............................................................................40
,Diabetes Mellitus type 1
De DIO kan gegevens van de cliënt methodisch registreren.
Diëtistische anamnese:
- Begin met het vaststellen van de hulpvraag: wiens initiatief was het voor het consult,
beleving van de klachten, inzicht relatie tussen leefstijlfactoren en klachten, inzicht in
relatie tussen klachten en voeding, persoonlijke effectiviteit, emoties,
verwachtingen/wensen met betrekking tot het hulpaanbod en eerdere
dieetervaringen.
- Verzamel aanvullende medische gegevens: medicatiegebruik, eventuele
laboratoriumuitslagen, lichamelijke klachten, gegevens van andere hulpverleners en
aanwezige risicofactoren (zoals familiaire belasting, roken en alcoholgebruik).
- Formuleer een eerste hulpaanbod en houd rekening met verwijzing, hulpvraag en
eigen mogelijkheden.
Diëtistische anamnese: aanvullend diëtistisch onderzoek:
- Ga na of aanvullend diëtistisch onderzoek nodig is.
- Stel vast in welk stadium van gedragsverandering de cliënt zich bevindt.
- Vraag gegevens na met betrekking tot de leefomgeving.
- Bepaal de mate van lichamelijke activiteit.
De DIO kent de methodiek van het ICF en gebruikt deze bij het formuleren van de
diëtistische diagnose en de behandeldoelen.
Met het ICF schema kan je het functioneren van een cliënt in kaart brengen.
Ziekten / aandoeningen: plaats hier informatie over de ziekten en aandoeningen die de
cliënt heeft, dit kan ook de verwijsdiagnose zijn.
Functies / anatomische eigenschappen: hier gaat het zowel om het fysiek als het mentaal
functioneren van het lichaam.
Voorbeelden mentale functies: angst of depressie.
Voorbeelden fysiologische functies: labuitslagen, antropometrische metingen en
lichamelijke klachten. Ook de voedingsbehoefte van de cliënt valt hieronder.
,Activiteiten: hier komt informatie over de activiteiten en de beperkingen die de cliënt hierin
ervaart. Dit kunnen dingen zijn zoals sporten, hobby’s, koken, boodschappen en het
huishouden. Ook de uitslag van de voedingsanamnese (energie-inname) komt hier.
Participatie: hiermee wordt de deelname van de cliënt aan de maatschappij bedoeld of de
problemen die daarbij worden ervaren. Denk aan een baan, werkeloosheid, vrijwilligerswerk,
vereniging of een commissie.
Externe factoren: hier vallen bijvoorbeeld de thuissituatie, woonomgeving, beschikbaarheid
van gezonde voeding, sociale steun en relaties, medicatie, houding en kennis van familie,
gezin en vrienden over voeding en beweging onder.
Persoonlijke factoren: hier komt informatie over voedingsgewoonten en -voorkeuren,
taalbeheersing, bewegingsgewoonten, sociaaleconomische status, ervaren kwaliteit van
leven, hulpvraag, fase van gedragsverandering en de eigen effectiviteit.
Als al deze onderwerpen zijn ingevuld is de volgende stap het leggen van verbanden tussen
de items in het schema, dit door pijlen te trekken van oorzaak naar gevolg.
Als alle mogelijke pijlen zijn getrokken, kan je de pijlen gaan verwoorden in tekst.
Tenslotte voeg je alle gevonden verbanden samen tot een conclusie over de
gezondheidssituatie van de cliënt in de diëtistische diagnose.
Op basis van deze diagnose kan voorafgaand aan de behandeling een behandelplan worden
opgesteld. De doelen die voor het behandelplan worden opgesteld moeten SMART zijn. Bij
het opstellen van behandelplan formuleer je behandeldoelen voor de kernproblemen uit de
diëtistische diagnose. Deze doelen komen tot stand in samenspraak met de cliënt.
De DIO kent de NDF voedingsrichtlijn diabetes 2015 en kan deze toepassen op alle fases
van het diëtistisch consult bij een patiënt met diabetes mellitus type 1.
Bij mensen met diabetes type 1 ligt de nadruk op de afstemming tussen het
voedingspatroon, de koolhydraatverdeling en het insulinewerkingsprofiel om een optimale
diabetesregulatie na te streven en daarmee complicaties te voorkomen of uit te stellen.
De aanbevelingen in de NDF Voedingsrichtlijn Diabetes sluiten aan bij het algemene doel van
de diabetesbehandeling. Het gaat hierbij om:
- Het beperken van acute klachten van hypo- en hyperglykemie
- Het uitstellen of voorkomen van aan diabetes gerelateerde complicaties
- Het zorgen voor en behouden van een optimale voedingstoestand
Koolhydraten hebben de meeste invloed op de glucoseregulatie en bloedglucosespiegel. De
nadruk wordt gelegd op de kwaliteit van de koolhydraatbronnen. Ongeraffineerde
koolhydraatbronnen (volkoren) bevatten kwalitatief goede koolhydraten. Deze producten
zorgen voor minder fluctuaties in de bloedglucosespiegel.
Mensen met diabetes type 1 zijn genoodzaakt om insuline toe te dienen. Door te rekenen
met koolhydraten, kan de insulinedosering worden aangepast aan de maaltijden.
, Aanbevelingen:
- Beperken van geraffineerde voedingsmiddelen en producten die veel vrije suikers
bevatten levert het meeste bewijs voor het verbeteren van de
bloedglucoseregulering.
- Indien er sprake is van (neiging tot) overgewicht, kan ervoor gekozen worden om de
hoeveelheid koolhydraten te verlagen en daarmee de energie-inname te beperken.
De DIO weet wat de insuline-koolhydraat ratio is.
Koolhydraat-insuline ratio (KIR): is individueel bepaald en kan per maaltijd en per
tussenmaaltijd variëren. De diëtist gespecialiseerd in diabetes kan de patiënt begeleiden om
de individuele verhouding tussen koolhydraten en insuline te bepalen.
Het gebruik van de KIR is met name geschikt voor mensen met diabetes type 1 en mensen
met diabetes type 2 zonder eigen aanmaak van insuline. De KIR kan alleen worden berekend
bij mensen die gebruik maken van insulinepomptherapie of van (ultra)kortwerkend insuline
bij de maaltijden i.c.m. 1-2 maal daagse (middel)langwerkende insuline.
Er zijn meerdere manieren om de KIR te berekenen. De meest nauwkeurige bepaling gebeurt
op basis van een uitgebreid voedingsdagboek, dat bij voorkeur 3-5 dagen wordt
bijgehouden. Het dagboek dient minimaal het volgende te bevatten:
- Voedingsmiddel: tijd, soort, hoeveelheid, gewicht en hoeveelheid koolhydraten in
grammen.
- Bloedglucosewaarden voor de drie hoofdmaaltijden, 1,5 tot 2 uur na de drie
hoofdmaaltijden, voor het slapen gaan en de volgende ochtend nuchter.
- Bij gebruik van tussendoortjes moeten de bloedglucosewaarden voor en 1,5 tot 2 uur
na de tussendoortjes eveneens gemeten worden, de glucosewaarde 1,5 tot 2 uur na
het tussendoortje is dan de glucosewaarde voor de volgende hoofdmaaltijd.
- Het is in eerste instantie betrouwbaarder om ratio’s voor de hoofdmaaltijden te
berekenen met een eetpatroon zonder tussendoortjes, later kan bij het nuttigen van
tussendoortjes gemeten en berekend worden welke ratio hierbij gebruikt moet
worden.
- Insulinedosering en aantal eenheden.
- Activiteiten en bijzonderheden zoals stress, ziekte etc.
Om de verhouding tussen de koolhydraten en insuline te kunnen bepalen wordt per
(tussen)maaltijd gekeken naar de verhouding tussen de gemiddelde hoeveelheid
koolhydraten die daarbij geconsumeerd is en de toegediende hoeveelheid insuline. Om de
ideale dosis te bepalen, wordt zo nodig een theoretische correctie op basis van de te hoge of
te lage postprandiale glucosewaarde op de gegeven dosis insuline gedaan m.b.v. de
insulinegevoeligheidsfactor. Bij het bereken wordt bij gebruik van de postprandiale
glucosewaarden (1,5 tot 2 uur na de maaltijd) uitgegaan van een normale stijging van 2-3
mmol/l. Hierbij wordt het gemiddelde genomen van min. 5 dagen.
Voor een goede diabetesinstelling tussen de 4 en 10 mmol/l is het nodig om voor de maaltijd
een bloedglucosespiegel van onder de 7 mmol/l te meten en na de maaltijd van onder de 10
mmol/l.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hildef. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.