Insolventie
Hoofdstuk 1 Inleidende opmerkingen
Het faillissement is een algemeen beslag op de goederen van een schuldenaar ten behoeve van
zijn gezamenlijke schuldeisers. Alle goederen worden geëxecuteerd en de opbrengst wordt
onder aftrek van de faillissementskosten uitgekeerd.
Surseance van betaling heeft tot gevolg dat een schuldenaar gedurende enige tijd niet tot
betaling van zijn schulden kan worden gedwongen. De verplichting is dan voor enige tijd
opgeschort. Na verloop van enige tijd zou hij best in staat kunnen zijn om zijn schuldeisers
genoegdoening te verschaffen. Ook kan hij proberen met hen een afbetalingsregeling te
treffen, een akkoord. Weet de schuldenaar dat niet te bewerkstelligen, dan loopt de surseance
in de regel uit op een faillissement.
De schuldsanering biedt de schuldenaren (enkel natuurlijke personen art. 284 lid 1 Fw, want
rechtspersonen worden na faillietverklaring ontbonden) de kans om na verloop van zekere tijd
met een schone lei te beginnen: de vorderingen van de schuldeisers worden omgezet in
natuurlijke verbintenissen, art. 358 Fw. Het kan niet worden verleend aan particulieren art 214
lid 4 Fw.
Het faillissement wordt ingeluid door het vonnis van faillietverklaring, art. 1 Fw. De regeling
van publicatie is geregeld in art. 14 lid 3 Fw, en de regeling voor het register in art. 19, 19a,
222a en 294 Fw. De schuldeisers krijgen na faillietverklaring van hun schuldenaar de
gelegenheid om hun vorderingen bij de curator aan te melden. De hoegrootheid van die
vorderingen, de vraag of zij opeisbaar zijn, in hoeverre er voorrang bestaat, dit alles wordt
vastgesteld in een zogenaamde verificatievergadering. Slechts de geverifieerde vorderingen
(ook wel ‘lijst van erkende schuldeisers’) kunnen worden verhaald op de opbrengst van de
onder het faillissementsbeslag vallende goederen van de schuldenaar.
De verificatievergadering vormt het omslagpunt van de conservatoire naar de executoriale
fase van het faillissement. In deze vergadering worden de schulden van de gefailleerde
vastgesteld en vastgelegd in een proces-verbaal.
Als de schuldenaar op de vergadering geen akkoord aanbiedt, verkeert de boedel van
rechtswege in staat van insolventie, art. 173 Fw. Dat heeft tot gevolg dat het faillissement in
de executoriale fase overgaat: goederen worden uitgewonnen en opbrengst verdeeld.
Als de schuldenaar wel een akkoord met zijn schuldeisers treft, treedt de staat van insolventie
niet in. In de regel komt het er op neer dat de schuldeisers met gedeeltelijke betaling van hun
vordering tegen finale kwijting genoegen nemen. De rechtbank dient dit akkoord goed te
keuren. Zodra het definitief is, eindigt het faillissement, art. 161 Fw. Het faillissementsbeslag
is dan niet in executoriaal beslag overgegaan. Het is dan gebleven bij een conservatoir beslag.
Anders dan een failliet heeft een in surseance van betaling verkerende schuldenaar niet de
beschikking over zijn goederen verloren. Hij heeft voor daden van beheer of beschikking de
medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerder nodig, art. 228 lid 1 Fw. De
bewindvoerder kan de rechtbank verzoeken de surseance in te trekken, art. 242 Fw.
Bij de schuldsaneringsregeling verliest de schuldenaar de bevoegdheid om over de tot de
boedel behorende goederen te beschikken en ten aanzien van die goederen feitelijke
handelingen te verrichten en toe te laten, art. 296 lid 1 Fw. Onder toezicht van de R-C wordt
een bewindvoerder – onder meer – belast met het beheer en de vereffening van de boedel, art.
, 314 en 316 lid 1 Fw. Zodra de toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken
verkeert de boedel in staat van insolventie en moet de bewindvoerder overgaan tot vereffening
en tegeldemaking, art. 347 Fw. Zie art. 349 lid 2 Fw voor de verdelings-regeling.
Faillissement en surseance sluiten elkaar uit. Indien beiden gelijktijdig worden aangevraagd,
dient eerst het surseanceverzoek in behandeling te worden genomen, art. 218 lid 6 Fw. Dat
betekent dat de surseance dadelijk voorlopig wordt verleend, art. 215 lid 1 Fw. daardoor kan
een schuldenaar althans tijdelijk een faillissementsaanvraag frustreren.
Surseance werkt ingevolge art. 232 Fw niet ten aanzien van vorderingen waaraan voorrang is
gebonden.
Krachtens art. 16 Fw kan de R-C de opheffing van het faillissement uitspreken.
Hoofdstuk 2 Insolventierecht
Met insolventierecht wordt bedoelt het complex van regels dat de verhouding van door
financieel onvermogen in betalingsmoeilijkheden verkerende schuldenaren tot hun
schuldeisers regelt.
Ingevolge art. 20 Fw omvat het faillissement het gehele vermogen van de schuldenaar ten
tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft. Het
begrip vermogen in art. 20 Fw ziet enkel op de activa en niet op het meer gangbare begrip
vermogen als geheel van bezittingen en schulden. Zie voor de schuldsaneringsregeling art.
295 lid 1 Fw. Aansluitend daarop bepaalt art. 23 Fw dat de schuldenaar door de
faillietverklaring van rechtswege de beschikking over het beheer over zijn tot het faillissement
behorend vermogen verliest. Art. 296 voor de schuldsaneringsregeling. Art. 24, resp. art. 313
jo. 24 Fw) bepaalt dat voor verbintenissen van de schuldenaar, na de faillietverklaring of de
toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan, de boedel niet aansprakelijk is dan voor
zover deze tengevolge daarvan is gebaat. Bij beide staat ook de paritas creditorum regeling
centraal.
Het faillissement
De gefailleerde heeft door de faillietverklaring het beheer en de beschikking over zijn
vermogen verloren, art. 23 Fw. Daar wordt de curator mee belast, art. 68 Fw. De curator
wordt bij het vonnis van faillietverklaring aangesteld, art. 14 lid 1 Fw. Daarin wordt ook een
r-c benoemd om de rol van toezichthouder op het beheer en de vereffening te vervullen, art.
64 Fw. In grotere faillissementen wordt door de rechtbank soms een controlerende commissie
uit de schuldeisers benoemd, art. 74. De curator moet het advies van de commissie inwinnen,
art. 78 Fw.
De schuldsaneringsregeling
De bewindvoerder is belast met het beheer en de vereffening van de boedel en ook met het
toezicht op de naleving van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen
van de schuldenaart, art. 316 Fw. De r-c houdt toezicht op de bewindvoerder, art. 314 Fw.
Surseance van betaling
Hier is ook een bewindvoerder, maar de gesurseëerde heeft niet het beheer en de beschikking
over zijn vermogen verloren. De gesurseëerde heeft wel de machtiging of medewerking van
de bewindvoerder nodig, art. 228 lid 1 Fw. De rechtbank kan een r-c benoemen teneinde de
bewindvoerdersop hun verzoek van advies te dienen, art. 223a Fw.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SamenvattingPlaza. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.