Samenvatting Ethiek
Artikel 1: Moraal en Ethiek – Rothfusz (2017)
Technisch-instrumentele professionaliteit houdt in dat dat een professional deskundig is en
beschikt over de juiste competenties. Hij is in staat om gesprekken te voeren, diverse
methodieken toe te passen en mensen te ondersteunen. Professionals die beschikken over de
juiste kennis, kunde en professionele vaardigheden zijn effectief in het bereiken van hun
doelen. Maar ook als een professional hierover beschikt, moet hij zich altijd afvragen of hij
zijn werk goed doet: draagt zijn werk bij aan de centrale waarden van zijn beroep.
In sociaal werk is het echter belangrijk dat je ook beschikt over normatieve professionaliteit:
nadenken over de waarden in je werk en zorgen dat die waarden de leidraad in je handelen
vormen. Respect voor de ander staat hierbij centraal. Het gaat erom dat je je bewust bent van
de morele vragen die je in je werk tegenkomt. Vervolgens gaat het erom hoe je met deze
vragen omgaat, waarbij kennis van de eigen moraal, de moraal van anderen en de ethiek
noodzakelijk is.
Iedere sociaal werker moet steeds opnieuw bekijken hoe zijn technisch-instrumentele en
normatieve professionaliteit integreert met zijn persoonlijke competenties in zijn persoonlijke
professionaliteit. In het sociaal werk spelen waarden en normen op drie niveaus:
1. Wetgeving en contractuele afspraken van organisaties om bepaalde doelen te halen
2. Deskundigheidsnormen de sociaal werker moet beschikken over kennis, kunde en
vaardigheden
3. Waarden en normen die binnen de cultuur zijn verankerd, zoals het belang van
persoonlijke ontwikkeling of integriteit
Morele vragen gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten
leven. Een essentiële voorwaarde voor moraal is dat mensen de vrijheid hebben om te kiezen
en dat zij dus verantwoordelijk zijn voor hun keuzes.
Morele opvattingen zijn een antwoord op de vraag hoe men zich als mens goed en
verantwoordelijk kan gedragen.
Bij moraal gaat het over waarden en normen. Waarden en normen zijn opvattingen over wat
waardevol is in het leven. Ze zijn niet af te leiden uit de werkelijkheid, maar verbonden aan
een levensvisie, aan idealen over hoe het leven zou moeten zijn en wat mensen zouden
moeten doen. Met normen en waarden kunnen mensen richting geven aan hun leven en
kunnen zo mensen helpen om te bepalen wat ze in een concrete situatie moeten doen.
Mensen kunnen rationeel nadenken over morele vragen, maar ze kunnen ook moreel handelen
op basis van intuïtie en emoties. Iemand kan bijvoorbeeld zijn vriend in nood helpen omdat
hij er goed over heeft nagedacht dat dit een juiste handelswijze is. Maar iemand kan ook zijn
vriend helpen omdat het goed voelt om dat te doen. Moreel gedrag kan ook deels verklaard
worden vanuit biologische processen en vanuit de evolutie. Er zijn dus verschillende redenen
waarom mensen hun eigen gedrag en dat van anderen goed- of afkeuren. Er kunnen vier
intuïtieve moralen onderscheiden worden:
1. De hechtingsmoraal: regelt hoe we omgaan met mensen met wie we verbonden zijn.
Hierbij gaat het over hechting en empathie. Mensen kunnen zich inleven en mensen
met wie ze een band hebben en ze hebben veel voor hen over. Als iemand een vriend
helpt zonder dat hij daar zelf beter van wordt, of als hij meeleeft met het lijden van een
ander, komt dit voort uit de hechtingsmoraal. De hechtingsmoraal is wel beperkt tot de
‘in-group’: mensen zijn eerder geneigd om hun vrienden en familie te helpen, dan om
iets te doen voor vreemden.
2. De geweldmoraal: een moreel systeem dat regelt hoe we met bedreigende situaties
omgaan. Als mensen het gevoel hebben dat hun eigen groep bedreigd wordt, kan dit
ertoe leiden dat ze het gerechtvaardigd vinden om zich, soms met geweld, te
, verdedigen. Ook als er sprake is van schaarste of van de keuze tussen doden of gedood
worden, kunnen mensen het noodzakelijk vinden om geweld te gebruiken om te
overleven. Aangezien geweld wordt gezien als immoreel, kost het mensen vaak veel
moeite om geweld te gebruiken. De geweldmoraal speelt een grote rol in
oorlogssituaties, waar beide partijen het idee hebben dat ze hun land verdedigen tegen
het kwaad, maar waarbij veel militairen er toch moeite hebben als ze voor het eerst
een vijand neer moeten schieten.
3. De reinigingsmoraal: regelt dat mensen reinheid koppelen aan het goede en
besmetting aan het kwaad. Mensen verweren zich tegen vreemde stoffen. Als ze in
aanraking komen met letterlijke of symbolische ‘vreemde smetten’ roept dat
instinctief walging op. Door reinigingsrituelen proberen ze hun omgeving hiervan te
ontdoen. Vrouwen die in WOII bijvoorbeeld een relatie hadden gehad met de bezetter
werden geschoren en schoongespoten.
4. De samenwerkingsmoraal: speelt een rol in de manier waarop mensen met elkaar
samenwerken en omgaan met mensen die de samenwerking bedreigen. Mensen
werken met elkaar samen om daar beter van te worden. Hierbij is vertrouwen zeer
belangrijk.
Al deze moralen zijn instinctief. Ze bepalen ons gedrag en onze opvattingen over goed en
kwaad, maar ze geven ons geen argumenten. Ethiek doet dat wel. We spreken van ethiek als
mensen op een systematische manier naar redelijke argumenten zoeken om te onderbouwen
waarom een handeling goed of fout is.
Micro-, meso- en macroniveau
Moraal is niet statisch. Morele opvattingen kunnen variëren afhankelijk van tijd en plaats.
Morele kwesties spelen ook op verschillende niveaus:
- Op microniveau gaan morele vragen over de manier waarop je van mens tot mens met
elkaar zou moeten omgaan. Morele vragen spelen een rol in alle menselijke relaties.
Ze kunnen bijvoorbeeld ingaan op de vraag wanneer je een ander helpt. Mensen
ontwikkelen in de loop van hun leven opvattingen over dergelijke vragen.
- Op mesoniveau maken organisaties morele keuzes, die onder meer hun neerslag
vinden in de visie van de instelling. Hierbij gaat het om opvattingen over de missie
van een instelling en de manier waarop ze daaraan wil werken.
- Op macroniveau gaan morele vragen over de manier waarop de samenleving moet
worden ingericht. Dit zijn politieke keuzes.
Als we zeggen dat iets een waarde is, zeggen we dat het iets is om na te streven. Als we
stellen dat mensen rechten hebben, gaan we nog een stapje verder. Het gaat dan niet alleen om
een ideaal, maar we stellen dan ook dat ieder mens recht heeft om dit te krijgen.
De verschillende niveaus staan niet los van elkaar.
Waarden en normen
Waarden zijn (abstracte) begrippen die omschrijven wat mensen waardevol vinden en
waarnaar zij streven. Het zijn idealen die wezenlijk zijn voor de kwaliteit van het leven. Ze
geven aan hoe mensen willen werken en wat ze verstaan onder een goed leven. Een waarde
wordt vaak omschreven in één woord. Voorbeelden: (sociale) rechtvaardigheid,
verantwoordelijkheid, integriteit, respect, deskundigheid, zelfbeschikking, participatie,
vrijheid, autonomie, gezondheid, vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid.
,Normen zijn handelingsvoorschriften, die laten zien hoe je moet handelen. Als we het over
een morele norm hebben, bedoelen we een richtlijn die aangeeft hoe iemand zou moeten
handelen, of die gebruikt kan worden als maatstaaf om het gedrag te beoordelen.
Een waarde kan op verschillende manieren worden vertaald in een norm. De waarde
‘naastenliefde’ kan voor de ene persoon bijvoorbeeld betekenen dat hij zijn zieke vader
dagelijks moet bezoeken, en voor de ander dat hij zorgdraagt voor deskundige hulp.
Als er meningsverschillen zijn over normen, kan het nuttig zijn om uit te zoeken wat de
achterliggende waarde is. Soms blijkt die hetzelfde te zijn, waardoor er ruimte ontstaat voor
wederzijds begrip. Als mensen zich sterk op normen richten, ontstaat er verstarring. Mensen
richten zich dan op regels en vergeten waarom die regels er zijn.
Normen kunnen zich ontwikkelen en worden vaak aangepast aan veranderende contexten.
Niet alle omgangsnormen zijn morele normen. Er zijn ook fatsoensnormen, bijvoorbeeld
opvattingen over het op tijd komen voor afspraken of de vraag welke kleding in de
werksituatie wel of niet gepast is. Binnen verschillende groepen zijn er soms ook andere
gedragsregels. Fatsoensnormen zijn dus conventies, goede manieren, die vastleggen wat wel
en niet hoort. Dit wordt ook wel kleine ethiek of etiquette genoemd. De grens tussen
fatsoensnormen en morele normen is niet scherp. Toch zijn er wel vier criteria te
onderscheiden bij het verschil tussen fatsoensnormen en morele normen:
1. Ernst: een morele normovertreding (Jan steekt zijn vinger in het oog van Klaas als hij
het antwoord niet weet) is ernstiger dan de overtreding van een fatsoensnorm (Jan
steekt zijn vinger niet op in de klas als hij iets wil vragen)
2. Straf: de straf voor een morele normovertreding is zwaarder
3. Regelcontingentie: morele normen zijn niet/minder afhankelijk van ‘toevallige’ regels.
Stel dat het schoolreglement het gedrag van Jan (kijk punt 1) toestaat, dan blijft het
toch een onjuiste handeling.
4. Autoriteit: morele normen zijn niet/minder afhankelijk van de goedkeuring door een
autoriteit. Stel dat de juf het gedrag van Jan (kijk punt 1) goedkeurt, dan blijven de
andere kinderen uit de klas van mening dat het niet mag
Er zijn ook juridische normen. Juridische regels sluiten meestal aan op opvattingen over wat
een goede maatschappij is en op morele regels die veel mensen delen. De morele regel ‘Gij
zult niet doden’ is bijvoorbeeld vastgelegd in een wet. Het is echter ook mogelijk dat een
handeling tegen de wet in gaat, maar wel door veel mensen als moreel juist wordt gezien.
Deugden
De juistheid van het moreel handelen kan afgemeten worden aan de waarden en normen die
daarbij zijn gevolgd, of aan de persoonlijke eigenschappen van waaruit de persoon heeft
gehandeld. Een vaste, goede eigenschap van een persoon, die ertoe leidt dat hij moreel juist
handelt, noemen we een deugd. Voorbeelden van deugden zijn: moed, zorgzaamheid,
naastenliefde, hoop, respect en integriteit. Veel deugden komen overeen met waarden of zijn
aan waarden te koppelen. Waarden zijn echter abstracte cognitieve begrippen, terwijl deugden
aan een specifieke persoon zijn gekoppeld. De waarden zijn een onderdeel geworden van het
karakter van een persoon.
Ethiek
Ethiek is een systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten.
Moraal kan gebaseerd zijn op intuïtie. Als mensen afstand nemen van hun instinctieve gedrag
en op een redelijke manier het verschil tussen goed en kwaad kunnen beargumenteren, komen
we op het terrein van de ethiek. Er zijn verschillende soorten ethiek:
, 1. Descriptieve ethiek: beschrijft de moraal in een gemeenschap. Hierbij gaat het over
feiten: hoe gedragen mensen zich in morele kwesties en welke argumenten gebruiken
ze hierbij. Dit kan feitelijk beschreven worden, zonder er een mening over te geven.
2. Prescriptieve of normatieve ethiek: hierbij gaat het er niet om hoe mensen zich
feitelijk gedragen of hoe ze feitelijk denken, maar om hoe mensen zich zouden moeten
gedragen. Vanuit de normatieve ethiek kun je algemene principes zoeken die je helpen
om te bepalen wat moreel juist gedrag is, bijvoorbeeld vanuit ethische theorieën. Deze
theorieën proberen te definiëren welke principes mensen moeten hanteren als ze
moreel juist willen handelen. Het gaat hierbij om een voorschrift en niet om feitelijk
gedrag.
Het is ook mogelijk om voor bepaalde beroepsgroepen specifieke morele regels
voor te schrijven. Dit noemen we beroepsethiek. Beroepsethiek kan descriptief (bijv.
een beschrijving van de morele opvattingen en keuzes van een beroepsgroep) en
prescriptief (bijv. beroepscodes) zijn.
3. Meta-ethiek: hierbij gaat het om morele vraagstukken van een hoger abstractieniveau.
Meta-ethiek reflecteert op betekenis, herkomst en geldigheid van visies op goed en
kwaad. Bijvoorbeeld de vraag hoe vrij mensen zijn in hun handelen en in hoeverre ze
dus moreel verantwoordelijk zijn voor hun daden.
Cultureel relativisme of universele waarden
Gelden voor iedereen dezelfde waarden of staan waarden altijd in een culturele context en
moeten ze vanuit die context beoordeeld worden? Bij discussies over zulke vraagstukken kun
je twee standpunten innemen. Het eerste standpunt is dat we moeten uitgaan van een absolute
standaard, van universele waarden die voor iedereen gelden. Het tweede standpunt is dat wat
moreel juist of onjuist is, volledig bepaald wordt door de culturele context = cultureel
relativisme. Dit principe gaat ervan uit dat er geen algemene universele principes zijn in de
moraal. Een bepaalde handeling wordt in de ene cultuur goed- en in de andere cultuur
afgekeurd.
Cultureel relativisme
Het cultureel relativisme is ontstaan binnen de culturele antropologie als kritiek op het
evolutionisme. Het evolutionisme gaat ervan uit dat een ontwikkeling te zien is in culturen en
dat niet-westerse culturen niet alleen anders, maar ook inferieur zijn. Het cultureel relativisme
gaat er daarentegen vanuit dat de waarden en normen van de ene cultuur niet beter zijn dan
die van een andere. Binnen het cultureel relativisme zijn er verschillende standpunten:
- Beschrijvend: feitelijk vaststellen dat er in verschillende culturen andere waarden en
normen gelden
- Normatief: waarden en normen moeten altijd contextueel bepaald zijn. Hierbij wordt
niet alleen feitelijk vastgesteld dat er verschillen zijn, maar wordt bovendien gezegd
dat moraal altijd geformuleerd moet worden in relatie tot de omgeving.
Een nog verdergaande vorm van ethisch relativisme is het subjectivisme: de opvatting dat
morele principes individueel zijn en dat een morele handeling juist is als de persoon deze zelf
goedkeurt.
Kritiekpunten op het cultureel relativisme:
- Het leidt tot morele verlamming of apathie, omdat het geen basis geeft van waaruit
morele praktijken bekritiseerd kunnen worden. Zelfs in extreme situaties (zoals het
stenigen van vrouwen als straf voor overspel) is kritiek onmogelijk, omdat deze daden
passen binnen de in die tijd en samenleving heersende opvattingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsevdveenx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.