Samenvatting van voedingsleer jaar 2, periode 3 aan de hand van de literatuur van de handleiding.
De voedingskundige analyses zijn opgesteld.
De koppen bètacaroteen en kanker, en eiwit, fysieke activiteit en sarcopenie zijn minimaal uitgewerkt.
Inhoudsopgave
Koolhydraten en voedingsvezels bij Diabetes Mellitus Type-1............................................................................2
Ketonen en ketose...........................................................................................................................................2
Voedingsvezels.................................................................................................................................................3
Glykemische index en glykemische last...........................................................................................................3
Gluten en DM1.................................................................................................................................................3
DM1 en sport en bewegen..............................................................................................................................3
Koolhydraten, DM1 en afkomst en voedingspatronen van mensen met een migratieachtergrond..............4
Zink, fosfor en eiwit bij ondervoeding en decubitus.............................................................................................5
Zink...................................................................................................................................................................5
Fosfor...............................................................................................................................................................7
Dieetbehandelingsrichtlijnen decubitus..........................................................................................................9
Dieetbehandelingsrichtlijnen ondervoeding.................................................................................................10
Vitamine A en de carotenoïden..........................................................................................................................11
Vitamine A.....................................................................................................................................................11
Vitamine A activiteit......................................................................................................................................14
Rekenen met vitamine A activiteit................................................................................................................14
Betacaroteen en kanker.....................................................................................................................................19
Nutritional Assessment: een verdieping op het RQ............................................................................................19
Vitamine E en antioxidanten..............................................................................................................................20
Eiwit, fysieke activiteit en sarcopenie................................................................................................................22
,Koolhydraten en voedingsvezels bij Diabetes Mellitus Type-1
Ketonen en ketose
Voedingstoestanden:
- Gevoede toestand (na de maaltijd)
o Glucose is de brandstof (glycolyse citroenzuurcyclus)
o Overschot aan glucose wordt
Opgeslagen als glycogeen in lever/spier
Omgezet in triglyceriden en opgeslagen in vetweefsel of spier
- Nuchtere toestand (8 – 10 uur niets eten)
o Vetzuren zijn de voornaamste brandstof
o De weefsel die geen vetzuren kunnen verbranden zijn afhankelijk van glucose,
leverglycogeen wordt afgebroken en hiervoor gebruikt.
- Vasten (langer dan 8 – 10 uur niets eten)
o Glycogeenvoorraad is op
o Gluconeogenese (glucosevorming uit spiereiwit (glucogene aminozuren):
eerst veel, daarna minder), daarna wordt er vooral vet afgebroken.
o Als acetyl-CoA de citroenzuurcyclus in gaat is er oxaalazijnzuur nodig, dat is
afkomstig van pyrodruivenzuur van glucose (bij vasten wordt er geen
oxaalazijnzuur meer gemaakt vanuit glucose, maar via glucogene
aminozuren). Er is namelijk een constante stroom van nieuw oxaalazijnzuur
nodig in de cyclus. Als het lichaam uiteindelijk insuline resistent wordt, dan
wordt er minder pyrodruivenzuur uit glucogene aminozuren aangemaakt en
komt er ook een tekort aan oxaalazijnzuur.
o Doordat er geen oxaalazijnzuur meer beschikbaar is, moet de Acetyl-CoA (dit
kan namelijk zelf de cel niet uit) een alternatieve route nemen en deze
alternatieve route is de vorming van ketonlichamen. Ketonlichamen gaan via
de bloedbaan naar de hersens toe.
In de hersens worden ze weer terug omgezet in Acetyl-CoA, hersens
hebben nog een beetje glucose en kunnen dus nog een beetje
oxaalazijnzuur maken. Dus Acetyl-CoA kan hier nog de
citroenzuurcyclus in.
Ketonlichaamvorming treed op bij:
- Een koolhydraat-deficiënt dieet
(bijv. Atkins- en Cambridgedieet)
- Bij langdurig vasten (>4 dagen)
- Bij onbehandelde diabetes
mellitus (er zijn voldoende
koolhydraten in het lichaam, maar
dit kan de lichaamscellen niet in
door te weinig of onvoldoende
werkzaam insuline).
Gevolgen van ketonlichaamvorming:
misselijkheid, vermoeidheid, obstipatie, verhoging serumurinezuur, zure mondgeur, risico’s
voor ongeboren vrucht. Wanneer het langer aanhoudt kan uiteindelijk de dood een gevolg
zijn.
, Voedingsvezels
In de Nederlandse Richtlijn voor de vezelconsumptie wordt geadviseerd om 30 tot 40 gram
vezels per dag te consumeren. Dit geldt ook voor mensen met diabetes mellitus.
Een hoge vezelinname is geassocieerd met een lager risico op diabetes type 2.
Vezels verlagen het LDL cholesterol gehalte, maar verhogen niet het HDL cholesterol gehalte.
Vezelrijke maaltijden zorgen voor stabielere bloedglucosespiegels.
Glykemische index en glykemische last
Glykemische index: manier om voedingsmiddelen te rangschikken op basis van de
glucoserespons. De GI wordt gedefinieerd als de stijging van de glucosespiegel gedurende
twee uur na de consumptie van 50 gram koolhydraten. Dit wordt vervolgens uitgedrukt als
percentage ten opzichte van witbrood of glucose.
Een voedingsmiddel met een lage GI (<55) leidt tot een langzame en minder hoge stijging
van de glucosespiegel. Een voedingsmiddel met een hoge GI (>70) geeft een snellere en
hogere stijging van de glucosespiegel.
Bij diabetesadvisering kan uitleg worden gegeven over de GI, maar een goede interpretatie
ervan is complex. Er worden verschillende definities en berekeningen gehanteerd. Daarnaast
wordt het effect op de glucosespiegel beïnvloed door de bereiding van producten, de
combinatie met andere voedingsmiddelen en verschilt het per individu.
Glykemische last: hierbij wordt rekening gehouden met de hoeveelheid koolhydraten die
gegeten wordt.
GL = (hoeveelheid koolhydraat in een portie x GI) / 100
Een hoge GL is ≥ 20, een lage GL is ≤ 10.
Gluten en DM1
Veel mensen met diabetes type 1 hebben ook coeliakie (ze verdragen geen gluten (bepaalde
groep eiwitten) uit graanproducten). Dit komt omdat beide aandoeningen te maken hebben
met het afweersysteem. Iemand kan eerst diabetes krijgen en daarna coeliakie, of
andersom. Van alle mensen met diabetes type 1 heeft ong. 1 op de 20 ook coeliakie.
Mogelijk is diabetes bij kinderen met aanleg hiervoor uit te stellen door gluten te vermijden
in de eerste 3 maanden.
Een enzym in ons lichaam is betrokken bij zowel de afweerreactie tegen gluten als bij de
eilandjes van Langerhans die insuline maken.
Als je glutenintolerant bent en toch producten met gluten eet, dan raakt het slijmvlies van je
dunne darm beschadigd. Hierdoor kunnen je darmen minder goed hun werk doen, en daar
kan je behoorlijk ziek van worden.
DM1 en sport en bewegen
Sporten zorgt bij mensen met diabetes type 1 ervoor dat ze de bloedglucosewaardes beter
onder controle krijgen en het zorgt er bijna altijd voor dat je minder insuline en andere
medicijnen nodig hebt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hildef. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.27. You're not tied to anything after your purchase.