Samenvatting Geschiedenis Tijdvak 1 tot en met Tijdvak 8, inclusief kenmerkende aspecten uitgelegd
43 views 1 purchase
Course
Geschiedenis
Level
VWO / Gymnasium
Een samenvatting van Tijd voor Geschiedenis, tijdvak 1 tot en met tijdvak 8. Alle tijdvakken zijn aan de hand van de kenmerkende aspecten toegelicht, alle stof wordt dus gekoppeld aan een kenmerkend aspect. Bevat ook een kenmerkende aspectenlijst en 2 bijlages onderaan.
GESCHIEDENIS SAMENVATTING TIJDVAK 1 T/M TIJDVAK 4
TIJDVAK 1: DE TIJD VAN DE JAGERS EN BOEREN
De eerste families in de steentijd hadden weinig bezit, wat logisch is aangezien ze een nomadisch
volk waren; ze trokken rond van plaats naar plaats. Het bezit dat ze hadden hebben ze zelf gemaakt.
Groepen waren ongeveer 30 man groot en ontmoetten elkaar om dochters uit te wisselen, om incest
te voorkomen. Er waren kleine sociale verschillen maar er was wel een biologische taakverdeling. De
Jagers en verzamelaars worden door hun afhankelijkheid aan de natuur een natuurvolk genoemd.
K1: De levenswijze van jagers en verzamelaars
De eerste landbouw ontstond in de vruchtbare halve maan, ofwel Mesopotamië (ποταμος = rivier).
Door de ontdekking van de landbouw ontstond een sedentaire levenswijze, mensen woonden op één
plek. Door een voedseloverschot was er bevolkingsgroei en ontstonden de eerste steden. Deze
overgang van jagen en verzamelen naar landbouw noemen we de neolithische revolutie. Deze
samenlevingen heten agrarische samenlevingen. In deze samenlevingen waren er nog steeds weinig
verschillen in macht en rijkdom, deze samenlevingen werden dan ook egalitair genoemd.
K2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
De voedselproductie bleef groeien door nieuwe landbouwtechnieken zoals irrigatie. Nu konden
sommigen boeren zich gaan specialiseren in andere beroepen, zoals het maken van manden of
kleding. Zo ontstond ambachtsnijverheid, handwerkslieden konden gemaakte spullen ruilen tegen
andere producten. Rond 6000 voor Christus begonnen sommige dorpen muren te bouwen ter
bescherming, mensen uit de omgeving trokken naar deze ommuurde dorpen en zo ontstonden de
eerste steden. Er zijn 4 verschillen tussen stad en dorp:
1. In een stad leven mensen dichter op elkaar.
2. Landbouw is niet het belangrijkste middel van bestaan.
3. Een stad heeft een regionale functie, ze handelen.
4. Er ontstaat een hiërarchie, een rangorde met verschillende rangen.
Deze steden noemen we landbouw-stedelijke samenlevingen, of agrarisch-urbane maatschappijen.
De twee belangrijkste gebouwen in deze steden waren tempels en paleizen. In de tempels werden de
goden aanbidt en vanuit de paleizen werd voedsel ontvangen als belasting en weer verspreid
vervolgens. Dit noemen we een paleiseconomie.
De prehistorie eindigt met de uitvinding van het schrift, maar elke stam vond op een andere tijd het
schrift uit. Daarom is het lastig te zeggen wanneer de prehistorie nou precies eindigde.
K3: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
TIJDVAK 2: DE TIJD VAN DE GRIEKEN EN ROMEINEN
Socrates, Plato en Aristoteles waren drie Griekse denkers die verklaringen zochten voor alledaagse
fenomenen. Deze filosofen zochten hun verklaringen niet in het mythisch denken (goden) maar in
het wetenschappelijk denken. Griekenland was geen land in de oudheid maar een lappendeken van
verschillende stadstaten, of poleis. Stadstaten hadden eigen wetten en regels en bestuursvormen. In
een Griekse Democratie (δεμος: het volk) kon een deel van de bevolking (man, geen slaaf,
legerdienst gedaan, burger van de stad) meedoen in de volksvergadering (εκκλεσια). Belangrijke
rollen in de polis werden door middel van loting aangewezen (τυχη) Een andere bestuursvorm is de
aristocratie (αριστος: de beste); in een aristocratie hadden alleen de mannen met veel geld en de
filosofen de macht. Een derde bestuursvorm is de oligarchie (ολιγος: weinig), dan hebben alleen de
rijksten de macht, dat waren minder mensen dan in een aristocratie. Een laatste bestuursvorm was
de tirannie; dan was één leider aan de macht gekomen door een staatsgreep. In de oudheid was een
goede tiran effectiever dan een democratie en dus lang niet altijd slecht.
K4: De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek
in de Griekse stadstaat.
,Alle tempels en andere gebouwen uit de oudheid, maar ook de beeldhouwkunst en andere
kunstvormen waren deel van de klassieke vormentaal. Klassiek betekent in deze context niet alleen
dat het uit de oudheid komt maar het staat ook voor ‘’tijdloze kwaliteit’’. Kenmerken van de Griekse
vormentaal zijn symmetrie en idealisme en de romeinen voegden bogen, realisme, gewelven,
trappen en funderingen en andere grote elementen toe. Waar Griekse theaters op heuvels gebouwd
werden, werden Romeinse amfitheaters losstaand gebouwd.
K5: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
Het Romeinse Rijk begon met het kleine Rome aan de rivier de Tiber. Vanuit Rome groeide het
Romeinse Imperium snel door haar sterke leger dat zo succesvolle was door slimme oorlogsvoering
en grote discipline. Ook legden de Romeinen wegen aan waardoor ze snel voorraden legers konden
verplaatsen, ook dit gaf strategische voordelen. Deze groei wordt de Romeinse expansie genoemd.
Tijdens deze expansie hebben ze onder andere Griekenland veroverd, veel Griekse cultuur werd door
de romeinen overgenomen. Griekse slaven waren dan ook de duurste slaven. Vandaar dat in de
klassieke vormentaal veel Griekse kenmerken door de Romeinen werden overgenomen, liever goed
gestolen dan slecht bedacht was het motto. Een grote uitdaging was het vormen van een grens in het
Noorden van Europa, deze grens werd de limes genoemd. Langs de hele limes werden mijlpalen
gezet. Naar deze nieuwe provincies brachten de Romeinen veel cultuur en andere delen van hun
samenleving, deze overdracht van gewoonten, gebruiken en cultuur wordt romanisering genoemd.
K6: De groei van het Romeinse Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde.
In Frankrijk, Duitsland en Nederland woonden in de oudheid verschillende stammen die de
Romeinen probeerden te veroveren. Een van die volken waren de Germanen. De Germanen
bestonden uit vele verschillende stammen. Vanwege de primitieve levensstijl werden ze barbaren
genoemd. De Romeinen keken neer op hun levenswijze maar waren onder de indruk van hun
vechtkunsten. Na een nederlaag in het Teutenburgerwoud werd de Rijn als grens genomen. De limes
mocht dan niet meer verplaatsen, maar cultuur werd wel door stammen aan de andere kant van de
grens overgenomen. Toen de grenzen eindelijk bepaald waren kwamen de Romeinen in een periode
van vrede; de Pax Romana. Toch ging het steeds slechter met het Romeinse rijk. Uiteindelijk viel het
grote rijk dan ook door de volgende oorzaken:
1. Het Romeinse rijk was zo groot dat het moeilijk te besturen was. Uiteindelijk werd het rijk dan ook
in tweeën gesplitst, het oost- en West-Romeinse rijk.
2. Om het leger te voorzien van soldaten werd gebruik gemaakt van mannen uit Germaanse
stammen. Deze soldaten waren trouwer aan hun generaals dan aan de Romeinse keizer.
3. Tijdens het veroveren van nieuwe gebieden werden slaven genomen. Omdat er niet meer
veroverd werd kwamen er weinig nieuwe slaven en daalde landbouwproductie.
4. Door de dalende landbouwproductie werd de prijs van eten hoger en werd geld minder waard.
Deze inflatie probeerde keizers met hogere belasting op te lossen, dit faalde.
5. Door de opkomst van Attila de Hun vanuit Azië waren er grote volksverhuizingen die chaos in het
Romeinse rijk brachten.
6. Het Christendom verzwakte de ooit harde en strenge denkwijze van de Romeinen.
7. Vandalen in Noord-Afrika vernietigden graanvelden waardoor hongersnoden ontstonden.
Uiteindelijk viel het Romeinse rijk dan en vielen de Germanen en andere stammen overal Romeinse
steden binnen. Toch werd lang niet alles vernietigd omdat de Germanen grote bewondering voor de
verfijnde Romeinse samenleving kende. Zo werd het latijn, het christendom en het Romeinse
wetboek bewaart.
K7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa.
, De Romeinen hadden net zoals de Grieken een polytheïstisch geloof. Naast de verering van goden
werd ook de keizer vereerd, het vereren van een keizer noemen we keizercultus. De Romeinen
waren tolerant tegenover andere godsdiensten, zelf hadden ze ook bijna al hun goden van andere
godsdiensten overgenomen. Door deze andere groepen met andere geloven werd de keizercultus
zonder problemen geaccepteerd, behalve door de Joden. Het jodendom is monotheïstisch, vanaf de
vernietiging van Jeruzalem hebben de Joden zich over de hele wereld verspreid, dit is de diaspora.
Vanaf de eerste eeuw na Christus ontstond een nieuwe beweging, het Christendom, dat zich had
laten inspireren door de jood Jezus van Nazareth. Jezus zou de Messias zijn, de persoon die de relatie
tussen god en mens komt herstellen en vrede op aarde brengt. Het Christendom legt de nadruk op
naastenliefde, iets wat in contrast stond met de ieder voor zich mentaliteit van de Romeinen. Na de
dood van Jezus verspreidde het geloof zich over het Romeinse rijk. De Romeinse keizers waren niet
blij, de Christenen weigerde mee te doen aan de keizercultus. Hoewel de Joden ook niet meededen
aan de keizercultus betaalde zij belasting en werden ze dus met rust gelaten, de christenen weigerde
deze belasting te betalen. Als gevolg werden de Christenen vervolgd en gedood in onder andere
amfitheaters.
Na een tijd waren zo veel mensen christenen dat keizer Constantijn zich liet dopen tot Christenen en
zo werd het de staatsgodsdienst onder keizer Theodosius. Deze overgang van godsdienst had veel
gevolgen.
1. Mensen hebben meer tijd om te werken omdat er nu minder feestdagen zijn, eerst was er voor
elke god een eigen feestdag.
2. Er hoeft minder geld uit te worden gegeven aan offers, want er is maar één god om aan te offeren.
3. Er is meer gelijkheid door de nieuwe naastenliefde.
4. Tempels worden kerken.
5. Alle andere geloven worden vervolgd, wat vreemd is aangezien eerst de Christenen zelf werden
vervolgd.
6. Naaktheid werd uit de openbaarheid gehaald, badhuizen werden dus gesloten.
7. Amfitheaters en de Olympische Spelen werden stopgezet.
K8: De ontwikkeling van het christendom en het jodendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
TIJDVAK 3: DE TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS
Het Christendom was in het begin van de Middeleeuwen nog maar een klein geloof na de val van het
Romeinse rijk. In het Christendom bestaat een duidelijke hiërarchie, de Paus was de baas en werd
geadviseerd door kardinalen en bisschoppen wie weer de leiding hadden over kloosters. Gelovigen
die hun hele leven aan god weidde en in een klooster gingen wonen waren monniken, hun moto was
ora et labora (bid en werk). Een klooster met al haar inwoners heet een kloosterorde. Monniken die
poging deden tot het verspreid van het geloof heten missionarissen, de Germanen en andere
stammen werden als heidenen (niet-Christelijk) gezien. Na de val van het Romeinse rijk ontstond een
machtsvacuüm waarin Germaanse stammen zo veel mogelijk grond wouden hebben, het besturen
van een groot rijk was lastig dus veel koningen besloten zich door de missionarissen te laten dopen.
Dit had de volgende voordelen:
1. De koning gebruikt de kerk om zijn gezag te bevestigen. De koning zou nu goedkeuring van god
hebben zo kan hij zijn heerschappij dus verklaren.
2. De koning gebruikt de kerk om opstanden te voorkomen. Als je in opstand tegen de koning zou
komen kom je in opstand tegen god, want die heeft de koning gekozen.
3. De koning gebruikt de koning voor het uitoefenen van gezag. Kloosters nemen stukken grond en
besturen daar het gebied.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jaspersegers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.24. You're not tied to anything after your purchase.