Samenvatting Orthopedagogiek: Als opvoeden niet vanzelf gaat, ISBN: 9789006978193 Orthopedagogiek
32 views 2 purchases
Course
Orthopedagogiek
Institution
Hogeschool Leiden (HSL)
Book
Als opvoeden niet vanzelf gaat
In dit document is het boek 'Als opvoeden niet vanzelf gaat' samengevat. Dit boek heb je nodig voor het vak Orthopedagogiek. Alle belangrijke theorieën, begrippen en modellen staan hierin uitgelegd. Ook worden de opvoedingsopgaven en ontwikkelingsopgaven per ontwikkelingsfase benoemt. Alles is per...
HOOFDSTUK 1
1.1
Als het opvoeden niet vanzelf gaat, of de ontwikkeling stagneert, zorgt dat voor spanningen binnen
het gezin, maar ook vaak daarbuiten. Er kan een ‘opvoedingsimpasse’ ontstaan. Het proces richting
een opvoedingsimpasse verloopt als volgt (volgens Sleutel):
1. De opvoeder constateert voor tijdstip 1 dat de ontwikkeling van het kind niet in de door hem
gewenste richting verloopt.
2. De opvoeder heeft tot op dat moment naar beste kunnen geprobeerd om de ontwikkeling
van het kind in de gewenste richting te beïnvloeden.
3. Op tijdstip 1 is de opvoeder van mening dat hij daar niet in geslaagd is.
4. De opvoeder ziet dan ook geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling van het
kind in die richting te beïnvloeden.
5. De opvoeder mist op dat moment tevens de verwachting dat hij zelfstandig, of in overleg met
medeopvoeders, binnen een acceptabele termijn bevredigende middelen zal vinden.
6. Dit besef gaat gepaard met pijnlijke emoties bij de opvoeder.
Als ouders aan de bel trekken dan zijn daar vaak vele discussies, ruzies en slapeloze nachten aan
vooraf gegaan. Ouders weten niet meer wat ze zelf kunnen doen. Soms is er een onderzoek nodig
(kijken wat er met het kind aan de hand is), maar soms moet het perspectief of moeten de
verwachtingen worden bijgesteld.
Een eenduidige definitie voor opvoeding is er niet zomaar. Wat als ‘opvoeden’ wordt beschouwd,
hangt namelijk nauw samen met factoren als tijdgeest, de cultuur of wetenschappelijke opvattingen.
Naast alleen de opvoeder neemt ook het kind deel aan de opvoeding. Er is altijd sprake van
wederzijdse beïnvloeding. Het kind ontwikkelt zich vanuit innerlijke drang, door te oefenen en te
leren. De opvoeder voedt op door zijn manier van ‘zijn’ en door hoe hij inspeelt op het kind en zijn
opvoedingsbehoeften.
Ten tweede krijgt opvoeding niet alleen vorm in een reeks doelgerichte en bewuste pedagogische
handelingen die leiden tot een bepaalde ontwikkeling bij het kind. Een belangrijk accent ligt juist bij
de invloed van de dagelijkse omgang met elkaar, de sfeer of de wijze waarop de opvoeder ‘voorleeft’
wat hij belangrijk vindt.
1.2
Volgens Kok is opvoeden ‘het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de
opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat
persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden voor
zelfontplooiing’.
Het accent in het opvoedingsdenken is na de Tweede Wereldoorlog verschoven van ‘het
opvoedingsdoel’ naar ‘de kwaliteit van de opvoedingsrelatie’. Dit is verschoven omdat er moeilijk een
eindpunt van de opvoeding te bepalen is, dit kan ook niet getoetst worden als mensen een bepaalde
leeftijd hebben bereikt. Ook is de richting waarin wordt opgevoed grotendeels bepaalt door cultuur
en is tijd- en plaatsgebonden.
Pels et al. Spreken van twee centrale opvoedingswaarden:
, - Autonomie; dit staat in de westerse samenlevingen centraal en gaat over zelfbepaling en
zelfstandigheid.
- Conformiteit; dit staat in de niet-westerse samenlevingen centraal en het betekent
aanpassing aan de eisen van de omgeving.
Het opvoedingsproces draagt eraan bij dat het kind deze eigenheid ontplooit. Hoe die eigenheid er
uiteindelijk gaat uitzien, openbaart zich volgens hem pas gedurende de ontwikkeling. Het proces
verloopt beter naarmate het kind daartoe betere kansen worden geboden en opvoeders in staat zijn
sensitief en responsief te reageren op wat het kind gedurende dit proces aan hem vraagt.
Met het ‘functionele karakter’ van de opvoeding verwijst Kok vooral naar de continue onderlinge
betrokkenheid van de deelnemers aan het opvoedingsproces. Binnen dit proces oefent de opvoeder
ook doelgericht invloed uit. Hij wil het kind iets leren, hem iets duidelijk maken of iets laten ervaren.
Het kind ontwikkelt zich dus via de interactie en in relatie met de opvoeder, in een proces dat primair
functioneel is, maar dat daarbinnen ook intentionele momenten kent.
1.3
Gedurende ontwikkeling groeit de behoefte aan vrijheid van het kind om te kunnen experimenteren
en te ontdekken. Kok spreekt van een groeiend kind perspectief bij een afnemend
opvoedersperspectief. De verantwoordelijkheid van het kind groeit en het opvoeden gaat
langzaamaan over in begeleiding.
De invloed van de sociale kwaliteit van een wijk en sterke sociale netwerken, waarin ook anderen
dan de ouders zich verantwoordelijk voelen voor het opgroeien van jeugdigen wordt ook wel de
pedagogische civil society genoemd.
Van Strien verduidelijkt de 3 niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding die elkaar
onderling beïnvloeden:
Niveau 1: Ouders, leerkrachten en andere opvoeders denken na over opvoeding en gedrag. Ze
proberen dingen uit voor alledaagse kwesties waarmee ze worstelen. De meest geslaagde pogingen
worden de geschikte aanpak, het worden de ‘standaardvoorbeelden’.
Niveau 2: Als dat niet werkt en er een opvoedingsimpasse dreigt, dan kan er behoefte ontstaan aan
een deskundige op dit gebied. Deze beroepskrachten zijn in staat om verder te gaan dan
ervaringskennis en standaardvoorbeelden. Kortom is dit het niveau van de praktijkgerichte theorie.
Niveau 3: Dit is het wetenschappelijke niveau. Er wordt onderzoek verricht dat bijdraagt aan
algemene theorievorming. Daarbij wordt een systematisch proces van denken en handelen
doorlopen, waarbij gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijk ontwikkelde instrumenten en
procedures.
Opvoeders leren doorgaans ook van het volgen van de ontwikkeling van het kind en het observeren
van zijn gedrag. Dit zorgt ervoor dat ze het gedrag van het kind leren te ‘lezen’ en de opvoeding
daarop kunnen afstemmen. Het gedrag van het kind lezen betekent, zien en kunnen vertalen wat het
door middel van zijn gedrag ‘vertelt’ en wat het ‘vraagt’ met betrekking tot zijn ontwikkeling en de
opvoeding.
1.4
Vaak zijn problemen in de opvoeding gewoon tijdelijk of horen ze bij de ontwikkeling van het kind en
van de ouders zelf. Als bezinning op de situatie en een bijgestelde aanpak niet opleveren wat ervan
verwacht wordt en de betrokkenen geen mogelijkheden meer zien om de stagnatie in het
opvoedingsproces zelf op te lossen, kan er een opvoedingsimpasse ontstaan.
,Orthopedagogiek is de wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere en specifieke opvoeding en
het in zijn ontwikkeling belemmerde kind. Het is echter niet alleen een wetenschap die
verschijnselen bestudeert, het is ook een interventiewetenschap die zich richt op het voorkomen of
terugdringen van problemen bij het opvoeden. Het richt zich dus naast beschrijven en verklaren ook
op veranderen.
Er zijn 4 gezichtspunten op de problemen die de orthopedagogiek bestudeert volgens Bleidick:
1. Het individueel theoretisch paradigma; de nadruk ligt op de beperking als medische
categorie. De opvoedingsproblemen worden toegeschreven aan bepaalde kenmerken van
het kind. Men ontleent hierbij veel termen aan het medisch denkmodel en denkt vooral in
termen van stoornissen, defecten of biologische tekorten.
2. Het interactioneel-theoretisch paradigma; een handicap wordt opgevat als etiket. De
gehandicapte voldoet niet aan de verwachtingen in de maatschappij. Degene met dit label,
krijgt daarmee een identiteit toegeschreven en wordt vervolgens bejegend volgens dit
verwachtingspatroon. Het oordeel van de omgeving staat centraal.
3. Het systeemtheoretisch paradigma; de handicap wordt gezien als consequentie van de eisen
van een (pedagogisch) systeem. Het speciaal onderwijs ontleent zijn bestaansrecht bijv. aan
het feit dat het Nederlandse onderwijssysteem niet voldoende kan afstemmen op wat het
individu nodig heeft en dit leidt dus tot uitval.
4. Het maatschappijtheoretisch paradigma; de handicap is het product van de samenleving. De
maatschappij veroorzaakt als het waren de handicap. Men plaatst bijv. gehandicapten in een
uitzonderingspositie door de nadruk die er ligt op economische eisen.
Of orthopedagogische zorg nodig is, is volgens Vliegenthart afhankelijk van:
- De aard en de ernst van een stoornis: het gaat om stoornissen die langere tijd van invloed
zijn op de ontwikkeling en de opvoeding.
- De vraag of er speciale hulpmiddelen en technieken nodig zijn om de negatieve gevolgen van
een stoornis zoveel mogelijk te boven te komen.
- De vraag of het kind hulp nodig heeft om met de stoornis te kunnen leven.
Ter Horst introduceerde het begrip Problematische Opvoedings Situatie (POS). Hij duidde daarmee
op een situatie tussen opvoeders en kind, die als nagenoeg perspectiefloos ervaren wordt en waarbij
men er niet meer in slat op die situatie perspectief biedend te maken zonder hulp van buitenaf. In
deze omschrijving zijn alle onderdelen te vinden die betrekking hebben op het orthopedagogisch
werkterrein:
- Het kind met een specifieke vraagstelling.
- De opvoeder die zoekt naar de betekenis achter het gedrag van het kind en die probeert daar
een pedagogisch antwoord op te geven.
- De situatie die gekenmerkt wordt door handelingsverlegenheid bij de opvoeders en
waarbinnen ook andere personen en/of factoren uit de omgeving invloed hebben op de
opvoeding.
In de praktijk van orthopedagogiek zien we 2 ontwikkelingen. Die ontwikkelingen lopen parallel aan
maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van opvoeden in Nederland en problemen die
opvoeders daarbij ondervinden.
Enerzijds verschuivingen in het grensgebied tussen pedagogiek en orthopedagogiek.
Het aantal jongeren in de zorgt groeit heel erg hard. Het zorgsysteem raakt zo overbelast dat er grote
wachtlijsten zijn. Hermanns wijt dit aan:
> Het ‘jeugdtolerantieniveau’ van onze samenleving. Wat vroeger werd beschouwd als
‘kwajongensstreken’, geldt nu al snel als maatschappelijke overlast en probleemgedrag.
, > De psychopathologisering van problemen: voor opvoedingsproblemen wordt veel gemakkelijker
contact gelegd met orthopedagogen, psychologen en kinder- en jeugdpsychiaters.
> De criminalisering: het problematisch gedrag van jongeren wordt door politie en strafrechtsysteem
steeds vaker beschouwd als crimineel gedrag dat moet leiden tot vervolging.
Er wordt in onze maatschappij een lagere acceptatie van risico’s gesignaleerd en een toenemende
roep om verantwoording. Dergelijke ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat in de jeugdzorg meer
de nadruk ligt op verantwoording en zichzelf indekken, dan op het zoeken naar oplossingen die het
beste werken voor kinderen en hun gezinnen. Ook wordt de maatschappij complexer. In het
onderwijs is zelfstandigheid, samenwerken en plannen erg belangrijk. Kinderen met vroeger ‘lichte’
problemen vallen tegenwoordig sneller uit de boot.
Het problematiseren van de opvoeding kan een averechts effect hebben, omdat het de onzekerheid
en afhankelijkheid van de opvoeder versterkt. De deskundige weet het immers beter, zo denkt men
veelal. In sommige gevallen is de hulp wel echt nodig. Het uitgangspunt moet dan alleen zijn dat
professionals niet de regie overnemen, maar hun deskundigheid ten dienste stellen van kinderen,
jongeren en opvoeders.
Pedagogen en orthopedagogen houden zich vanuit verschillende invalshoeken bezig met opvoeden,
waardoor ze mooi samen kunnen optrekken. De orthopedagogiek kan namelijk mooi de bijdrage
leveren van kennis en deskundigheid ter verbetering van het opvoedingsproces en om zo snel
mogelijk weer terug te gaan naar het gewone leven. Samenwerking met enerzijds disciplines als
pedagogiek, psychologie en psychiatrie en anderzijds het gezin als opvoedingssysteem en het eigen
en professionele netwerk is daarbij van belang.
Anderzijds verschuivingen in het grensgebied tussen de orthopedagogiek en de kinder- en
jeugdpsychiatrie.
Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor de toename van psychiatrische diagnoses bij kinderen
en jongeren:
- De vergrote kennis op dit gebied, waaronder de wetenschap dat tijdig onderkennen van een
stoornis belangrijk is.
- De toenemende aandacht voor de biologische achtergronden van gedrag en mogelijkheden
om dat te onderzoeken.
- Het feit dat sommige vormen van hulp en voorzieningen pas mogelijk zijn zodra een
psychiatrische diagnose is gesteld.
Het onderscheid tussen psychiatrische en niet-psychiatrische problemen is niet zo duidelijk. De
samenwerking tussen psychiatrie en orthopedagogiek kan bijdragen om erachter te komen of
problemen nadrukkelijk psychiatrisch zijn of veelal langdurend of chronisch van aard zijn.
Psychiatrie richt zich vooral op het herkennen, verklaren en behandelen van psychopathologie
binnen een (opvoedings)context, terwijl de orthopedagogiek zich juist richt op die
opvoedingscontext. De orthopedagogiek richt zich dus niet zozeer op de typering van problemen of
stoornissen, maar meer op de opvoedingsvraag die daaruit naar voren komt.
Een risico van het eenzijdig benaderen van een probleem als psychiatrisch, is dat opvoeders ervan
uitgaan dat hun eigen inspanningen in de opvoeding er niet meer toe doen en zich er dus ook niet
meer voor inzetten. Wij zijn een voorstander van een primair (ortho)pedagogische invalshoek. Alle
kinderen zijn namelijk voor hun ontwikkeling op de eerste plaats op opvoeding aangewezen, ook als
die ernstig problematisch verloopt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evivanderkooij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.