1. Actine (micro-) Actinefilamenten zijn opgebouwd uit actine-monomeren en zijn onder de rasterelektronenmicroscoop duidelijk te
filamenten zien als kleine strengen met een diameter van 7 nanometer. Een microfilament kan als het ware bewegen door
verplaatsing van de actine deeltjes, doordat er aan één uiteinden deeltjes afgaan en aan het andere uiteinden er
weer bij op komen. Deze filamenten bevinden zich over het algemeen in de buurt van de celmembraan en bedienen
de cel van vorm en beweeglijkheid. Microfilamenten dragen de spanning van de cel.
2. Centrosoom Onderdeel van de cel dat betrokken is bij de celdeling. Vanuit het centrosoom ontstaat in de celkern tijdens de
celdeling een netwerk van vezels. Hieraan voorafgaand is het DNA in de celkern verdubbeld. Tijdens het delen van
de cel trekken de vezels de twee DNA-kopieën uit elkaar. Op deze manier komt in iedere nieuwe cel één kopie
terecht.
3. Cholesterol Is een vetachtige stof. Niet oplosbaar in water. In het bloed vervoerd door middel van lipoproteïnen. Beinvloed
vloeibaarheid membraan. -OH groep aan uiteind.
4. Cytoskelet Het cytoskelet bestaat uit verschillende soorten polymeren van eiwitten in cellen, die samen zorgen voor
stevigheid, vorm en beweeglijkheid. En bestaat uit 3 type filamenten.:
5. Cytosolische Membraan laag wat naar het cytosol toegedraaid is.
membraanlaag
6. Exoplasmatische Membraanlaag wat van het cytosol is weggedraaid en "uitkijkt" naar de extracellulaire ruimte.
membraanlaag
7. FACS Fluorescence-activated cell sorting. Flow cytometrie. Door te meten hoeveel verstrooiing en/of fluorescentie een
cel veroorzaakt als hij in een nauw kanaaltje door een laser wordt bestraald kunnen celtypes onderscheiden
worden.
Als die informatie vervolgens gebruikt wordt om de in afzonderlijke druppeltjes naar buiten komende cellen een
verschillende lading te geven kunnen die in een elektrisch veld verschillend afgebogen en gescheiden opgevangen
worden.
Voor de grootte kijkt men naar de hoeveelheid verstrooid licht (scattering) en voor de (gelabelde) stof naar
fluorescentie.
8. Fosfoglyceride Een fosfolipide waarbij de vetzuurresten zijn veresterd aan glycerol.
9. Fosfolipide Een lipide (vet) die de belangrijkste bouwsteen van celmembranen vormt. Een verbinding afgeleid uit vetzuren,
glycerol, fosforzuur en stikstofbestanddelen. Met een hydrofiele (+) kop en een hydrofobe (dubbele) staart (-).
Hydrofiel is water liefhebbend.
10. Intergrale Dit zijn membraaneiwitten die door het membraan heensteken. Tot de integrale membraaneiwitten behoren de
membraaneiwitten transmembraanproteïnen
11. Intermediaire De intermediare filamenten bestaan uit polymeren van eiwitten die specifiek zijn voor celtypen, met een diameter
filamenten van 8-12 nanometer. Zo bestaan deze filamenten bij neuronen uit andere eiwitten dan bijvoorbeeld in rode
bloedcellen of fibroblasten. Ze verrichten verschillende functies, afhankelijk van het celtype. Evenals de
microfilamenten dragen de intermediaire filamenten de spanning van de cel.
12. Liposoom Een liposoom is een kunstmatig gesynthetiseerd deeltje dat bestaat uit een door een membraan omgeven inhoud.
De inhoud bestaat meestal uit een (waterige) oplossing.
13. Microtubuli De microtubuli zijn buisachtige structuren met een dikte van ongeveer 25 nanometer. Microtubuli zijn opgebouwd
uit ketens van tubulinedimeren die samen een buis vormen. Microtubili zijn in principe opgebouwd uit ringen.
Deze ringen bestaan uit ieder 13 monomeren. Deze filamenten zijn meestal aan 'één kant verbonden aan het
centrosoom, van waaruit verschillende tubuli in alle richtingen uitstralen. Microtubuli zijn belangrijk bij de
celdeling, waar ze de chromosomen uit elkaar trekken. Ook zijn ze erg belangrijk voor het transport van vesikels
door de cel.
14. Microtubuli Opvallend is hierbij dat in het cytoplasma duidelijk te onderscheiden centra aanwezig zijn van waaruit de groei
Organisatie geïnitieerd wordt, in tegenstelling tot de vorming van de microfilamenten waarbij initiatie niet vanuit herkenbare
Centrum (MOC) centra geregeld wordt. Deze centra hebben de naam 'microtubule organizing centre' (MTOC) meegekregen. Een
belangrijk MTOC bevindt zich in het cytocentrum van de cel, een gebied gelegen nabij de kern rondom het
centriolenpaar
15. Perifere Dit zijn membraaneiwitten die gekoppeld zijn aan een membraan maar er niet doorheen steken, zoals vetzuren.
membraaneiwitten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Cristy123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.