Sociologie: Wetenschap die menselijke betrekkingen bestudeert.
Link met sociaal werk: kijkt ook naar mens als sociaal wezen, maar zoekt vervolgens naar praktische
oplossingen, vaak met behulp van het systeem.
‘De sociologie laat zien dat menselijke betrekkingen, normen en waarden niet door God, maar door
mensen onderling is gecreëerd.’ – Augustus Comté
Functies sociologie:
Ideologie kritiek
Sociologie als wetenschap legt de werking van macht structuren bloot.
Beheersfunctie
Sociologie als wetenschap is bruikbaar om de samenleving te bestuderen.
Ordeningsfunctie
Sociologie als wetenschap legt structuren bloot in een complexe werkelijkheid.
Sociologische verbeeldingskracht: het vermogen om de koppeling te leggen tussen je eigen handelen
en de maatschappelijke ‘logica’ die ten grondslag ligt.
Psychologie: Het verklaren van gedrag vanuit de psyche (geest)
Sociologische verbeeldingskracht mensen moeten los van elkaar staande persoonlijke ervaringen,
situaties en problemen leren zien in het licht van de manier waarop de maatschappij functioneert.
(Wright Mills)
Wanneer wordt een probleem (private trouble) een maatschappelijk probleem (public issue)? (Mills)
- Veel mensen
- Samenhang met andere problemen
- Niet tijdelijk
- Bovenpersoonlijke oorzaken
- Gaat in tegen serieuze waarden
Macht: Het vermogen om vorm te geven aan je toekomst.
Elementen van macht:
1. Doel formuleren
2. Over middelen beschikken
3. Organiseren en beïnvloeden
6 criteria om een probleem als sociologisch relevant te identificeren:
1. Er moet sprake zijn van een aanzienlijk aantal getroffenen
2. Het moet gaan om persoonlijk letsel van die getroffenen (private troubles)
3. Het moet samenhangen met andere problemen
4. Het probleem is niet van tijdelijke aard, maar structureel en van lange duur
5. Het moet bovenpersoonlijke oorzaken hebben
6. Het moet tegen serieuze waarden ingaan.
,Hoofdstuk 2: socialisatie
Socialisatie: proces waarbij mensen leren zich sociaal te gedragen in voor hen relevante groepen.
Feitelijke gegevens en opvattingen over hoe iets hoort. Mensen die daar aan bijdragen: overheid,
gezin, school, kerk, werk, sportvereniging (socialiserende instanties)
Waarden: de manier waarop we ons dienen te gedragen. Een met anderen gedeelde voorstelling
over wat nastrevenswaardig (‘goed’) is.
- Abstract
- Doel
- Twee aspecten: zeg-gedrag (gepraat) en doe-gedrag (gedaan)
- Voorwaardelijk
- Beoordelingsmaatstaf
Normen: concrete gedragsregels die aangeven wat er verwacht wordt van iemand.
- Afgeleid uit waarden
- Groepsproces
- Do en don’t
- Kunnen veranderen
3 typen normen:
Moreel (goed en kwaad)
Juridisch (legaal en illegaal)
Sociaal (gepast en ongepast)
Bewust en niet-bewust gedrag
Internaliseren: het ‘’eigen maken’’ van gedrag.
Hospitaliseren (vorm van internalisering): situaties waarin gedrag door anderen bepaald wordt, ze
kunnen geen initiatief nemen.
Rol: verwachtingen met betrekking tot het gedrag van een persoon.
Rollenconflict: de verwachtingen lopen zo uiteen dat ze moeilijk te combineren zijn
- Intern: bij één positie verschillende verwachtingen (arbo-arts, met bijv. de manager en jou)
- Extern: verschillende posities tegelijkertijd innemen, moeilijk te combineren.
Bij elk rollenconflict hangt het gedrag van de roldrager af van:
De druk (invloed) die anderen van verschillende kanten op hem kunnen uitoefenen, hoe
subtiel die soms ook zal zijn.
De kracht van eigen verwachtingen versus wat er leeft in de groep waar de roldrager deel
van uitmaakt.
Institutie: patroon van denken en doen in bepaalde situaties (zitplaatsen in de klas na aantal weken)
De instanties zijn organisaties die de instituties dragen (scholen onderwijs en gezin ouderschap
Institutionaliseren: het proces waarbij nieuwe vormen tot instituties worden (samenwonen zonder
getrouwd te zijn is nu normaal)
, Reïficatie: begrip los van mensen. Dingen die op zichzelf staan en zelfstandig sturing geven aan
menselijk gedrag.
Een voorbeeld daarvan is mode. De mode schrijft voor dat we tegenwoordig in broeken lopen met
nauwe pijpen.
Sociale controle: reacties op gedrag om waarden en normen te handhaven.
Functie: samenhang scheppen en normen en waarden overbrengen.
Nadelen: het kan als betuttelend worden ervaren en kan een rem op de ontwikkeling zijn.
Middelen:
- Stok (negatieve sanctie, boete, kwaad worden).
- Wortel (positieve sancties, aandacht, cadeaus, wortel voor paard).
- Preek (mensen overtuigen van wat het juiste gedrag is).
- Verleiding (mensen verleiden tot bepaald gedrag).
Gedrag dat reacties van sociale sancties oproept:
- Onwettig (zwartrijden)
- Onduldbaar (pesten of met schoenen op bekleding)
- Onprettig (voordringen bij instappen)
Rationele keuzetheorie: we wegen de kosten en baten bij elke wijze van normhandhaving. Als er
geen toezicht is spieken we niet, maar als er wel toezicht is doen we het niet. Dit gebeurd door:
- Internalisering (zo moet je je gedragen),
- Formele controle (instanties/overheid),
- Informele controle (reacties van anderen op je gedrag)
Hoofdstuk 3: cultuur
Cultuur: een geheel van voorstellingen kennis, ervaring, opvattingen, normen en waarden dat
mensen als lid van een samenlevingen overdragen en verwerven door leerprocessen. (nurture)
De cultuur van mensen = het resultaat van (aangeleerde) ervaringen die zij en hun voor-ouders
hebben met het (over)leven is een gebied.
Cultuur is niet statisch doordat de situatie in een gebied verandert, onder invloed van mensen
zelf, worden de ervaringen ook weer anders. (nurture)
Enculturatie: het proces waarbij cultuurkenmerken worden overgedragen van een samenleving of
sociale omgeving naar een individu. (kinderen cultuur aanleren)
Acculturatie: op latere leeftijd andere (sub)cultuurelementen overnemen.
Cultur lag: cultureel achterop raken. In een cultuur kunnen (zullen) tegenstrijdige elementen zitten
van bijvoorbeeld enerzijds moderne technische mogelijkheden en anderszijds verouderde ideeën
over die mogelijkheid.
Hoge cultuur Lage cultuur
Klassieke muziek Popmuziek
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cherrycurry. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.