Hoofdstuk 1 – An Overview of Psychology and Health
What is health?
We denken altijd aan objectieve tekenen dat het lichaam niet functioneert, zoals hoge
bloeddruk of subjectieve tekenen van ziekte of blessure zoals pijn en misselijkheid.
Illness/wellness continuum: wat maakt dat mensen gezond zijn en wat maakt dat ze ziek
worden. Er zijn gradaties.
Health: positieve staat van fysieke, mentale en sociale gezondheid.
17e, 18e en 19e eeuw voedingsziekte (tekort vit. B) en infectieziekten (bacteriën/virussen).
Longontsteking, tuberculose, diarree, HIV/AIDS grootste doodsoorzaak in
ontwikkelingslanden.
18e eeuw pokken, difterie, gele koorts, mazelen en griep. Meeste ziekten bestonden niet
in Amerika, werden meegenomen door Europese. Mensen waren niet immuun.
19e eeuw opkomst nieuwe ziekte tuberculose. Eind 19e eeuw infectieziekten verminderd.
Gebeurde voordat er medicijnen of vaccins waren. Preventieve maatregelen: hygiene,
weerstand, waterzuivering, riolering faciliteiten.
20e eeuw levensverwachting steeg enorm. Overlijden op latere leeftijd en andere
oorzaken, vaak chronische ziekten (>50% oorzaak van dood). Omdat mensen nu leeftijd
krijgen waarop dat een risico is. Industrialisatie zorgt voor toegenomen en stress en
blootstelling aan schadelijke chemicaliën.
Kinderen/adolescenten ongelukken. Daarna zelfmoord, kanker en hart/vaatziekten.
Viewpoints from history: physiology, disease processes and the mind
Schedels met gaten erin trephination, om kwade geesten weg te jagen.
Hippocrates humoral theory, lichaam bevat 4 vloeistoffen (humors). Ziektes ontstaan als
die mix uit balans is.
Mind/body problem: relatie tussen lichaam/geest. Galen ontdekte dat ziektes gelokaliseerd
kunnen worden (pathologie) en verschillende ziekten verschillende gevolgen hebben.
Middeleeuwen: invloed kerk op vertragen van ontwikkeling geneeskunde. Verbieden van
ontleden dieren. Ziekte als Gods straf, priesters behandelen ziekte door martelen.
13e eeuw nieuwe ideeën rondom mind/body problem.
Renaissance (14 en 15e eeuw): mens-centraal. Lichaam als machine en mechanismen als hoe
actie en sensatie plaatsvonden. Lichaam en geest communiceren door pijnappelklier. Dieren
geen ziel, dus ontleding mogelijk.
18 en 19e eeuw kennis van natuur en geneeskunde, microscoop en anesthesie.
Vertrouwen in dokter vergroot biomedische model: alle ziekten kunnen verklaard worden
door verstoringen in fysiologische processen.
Geest kan lichaam beïnvloeden. Arterial degeneration door hoge druk, maximaal presteren.
Seeing a need: psychology’s role in health
Biomedisch model ontwikkelen vaccins (virus) en antibiotica (bacterie).
Medische kosten stijgen enorm, dus nieuwe manieren om gezondheid te bevorderen.
,Mensen zijn veranderd; meer bewust van symptomen, gemotiveerd en kunnen veroorloven.
Levensstijl: gezonde alledaagse gedragspatronen kunnen chronische ziekten verminderen.
Risicofactoren; erfelijkheid (biologisch), sigaretten/eten (gedrag). Er is een koppeling, maar
geen directe oorzaak. 5 meest voorkomende oorzaken van overlijden:
- Hartziekten, roken, hoog cholesterol gehalte, obesitas, gebrek aan beweging
- Kanker, roken, veel alcohol en voeding
- Hartinfarct, roken, hoog cholesterol gehalte, gebrek aan beweging
- COPD, chronische longziekte, roken
- Ongelukken, door drank/drugsgebruik
7 aspecten van levensstijl: slapen, ontbijt, tussendoortjes, op gewicht blijven, roken, alcohol
en beweging. Kan risico op ziekten en vroegtijdig overlijden verkleinen.
1. Minder gezond gedrag brengt snel plezier. Plezierige levensstijlen kunnen gezondheid
verbeteren, zoals vakantie/leuke activiteiten/concerten.
2. Sociale druk om bijv. te gaan roken kan leiden tot verslaving.
3. Niet bewust zijn van de gevaren.
Persoonlijkheid: cognitief, emotioneel of gedrag. Negatieve gedachten en gevoelens
overwinnen kan leiden tot sneller herstel van ziekte.
Laag niveau van geweten, overlijden eerder. Hoog niveau van positieve emoties, leven
langer. Hoog niveau van spanning (anxiety), depressie, vijandigheid, pessimisme overlijden
eerder.
20e eeuw Freud psychoanalytische theorie: symptomen worden veroorzaakt door
onbewuste interne conflicten. Psychosomatische geneeskunde (1930): wisselwerking
emotionele en lichamelijke processen (nu American Psychosomatic Society)
1970 gedragsmatige geneeskunde en gezondheidspyschologie. Multidisciplinair.
- Klassieke conditionering: koppelen van twee stimuli zorgt ervoor dat de reactie op
een van deze stimuli verandert.
- Operante conditionering: beloning en straf om gedrag te veranderen.
Biofeedback: fysiologische processen monitoren zodat je controle kan uitoefenen (operant).
Gezondheidspyschologie (1978):
- Bevorderen en behouden gezondheid
- Preventie en behandelen ziekte
- Identificeren van oorzaken en diagnosticeren verbanden met gezondheid, ziekte en
gerelateerde disfunctie
- Analyseren en verbeteren gezondheidszorg en beleid
Current perspectives on health and illness
Biopsychosociaal model (holistisch): biologische, psychologische en sociale factoren
beïnvloeden en worden beïnvloed door de gezondheid van de persoon.
Biologische factoren genetisch materiaal, erfelijke kenmerken, functie en structuur van de
fysiologie. De efficiëntie en effectiviteit hangt af van hoe de componenten samenwerken.
Psychologische factoren lifestyle/gedrag en persoonlijkheid/mentale processen.
- Cognitie: ontvangen, leren, onthouden, denken, interpreteren, geloven en oplossen.
- Emotie: subjectief gevoel dat invloed heeft op en wordt beïnvloed door gedachten,
gedrag en fysiologie.
Belangrijk bij keuzes van mensen om behandeling te zoeken (denken dat het het niet waard
is, bang zijn)
, - Motivatie: proces waar persoon start met activiteit, richting kiezen en volharden.
Sociale factoren interactie zorgt voor beïnvloeding wederzijds.
- Maatschappij beïnvloedt de gezondheid van individuen door waardes van onze
cultuur te promoten (gezondheid en fit zijn is belangrijk).
- Gemeenschap bestaat uit individuen die dichtbij elkaar wonen (zelfde dorp of land).
Individu kan het grotere sociale systeem beinvloeden. Systeem: dynamisch geheel van
componenten die voortdurend met elkaar zijn verbonden.
Levensduur: kenmerken van een persoon worden beschouwd met respect voor ontwikkeling
in verleden, huidige niveau en ontwikkeling in de toekomst. Alle systemen van het lichaam
groeien in grootte, kracht en efficiëntie op jeugdleeftijd en nemen af op oude leeftijd.
Ouderen minder weerstand, herstellen minder snel.
Stressvolle nare gebeurtenissen in de jeugd zorgen voor groter risico op ontwikkelen van
ernstige problemen, door het veranderen van de respons op stress.
Gender heeft invloed, mannen en vrouwen verschillen in biologisch functioneren,
gezondheidsgerelateerd gedrag, sociale relaties, ervaring van stress en risico op specifieke
ziektes. Voor dezelfde ziekte verschillende oorzaken, symptomen en het verloop van ziekte.
Related scientific fields: foundations and connections for health
psychology
Kennis van geneeskunde is belangrijk om gebruik te maken van biomedische onderzoeken,
nieuwe connecties ontdekken tussen gedrag en gezondheid en verbeteren van
gezondheidszorg.
Niet alleen gedrag van patiënt is belangrijk, maar ook van hulpverlener.
Epidemiologie: wetenschap die verdeeldheid en frequentie van ziektes en letsel bestudeerd.
- Mortality=sterfte (rate verwijst naar relativiteit)
- Morbidity= ziektecijfers
- Prevalentie= het aantal gevallen, zowel oude als nieuwe gevallen
- Incidentie= het aantal nieuwe gevallen
- Epidemie= het incident verspreidt snel
Kan ons vertellen welke groepen een hoog risico hebben op gezondheidsproblemen.
Volksgezondheid: houdt zich bezig met bescherming, handhaven en verbeteren van
gezondheid in gemeenschap.
Sociologie: sociaal leven, impact van sociale relaties op verdeeldheid van ziekten en sociale
reacties op ziekten.
Antropologie: culturen, verschillen in gezondheid(szorg).
Gezondheidseconomie: vraag en aanbod voor gezondheidsmiddelen, uitgaven, winst/verlies.
Gezondheidsbeleid: beslissingen, plannen en acties door regering en andere organisaties.
Leefstijlen zijn veranderd in elke cultuur. Sociaal-cultureel etnische en
inkomensverschillen. Tubercolose > afrikaanse en zuidoost aziaten. Blanken en amerikaanse
indianen twee keer zo veel nierkanker. Afrikaanse amerikaanse hogere gradatie van long- en
prostaatkanker. Verschillen tussen landen, regio’s en etnische groepen komen voort uit:
erfelijkheid, vervuilende omstandigheden, economische barrières gezondheidszorg,
discriminatie, voeding, waarden en geloven.
, Ook de oorzaken verschillen kwade geesten (ontwikkelingslanden), te veel yin
(verkoudheid, maagaandoeningen, yang (koorts en uitdroging). Behandeling speciale
kruiden, eten en acupunctuur.
Religie en spiritualiteit speelt ook grote rol. Vaak positief effect op gezondheid maar kan
omgekeerd effect hebben. Bijv geen medicijnen of bloed vanuit geloof, maar gebed.
Research methods
Om een theorie, voorlopige verklaring, te testen waarom en onder wat voor
omstandigheden gebeurtenissen plaatsvinden. Bijv. heart disease – door cholestrol dat zich
ophoopt in de aderen waardoor die nauwer wordt, daardoor ontstaat weefselschade in het
hart omdat de bloedtoevoer wordt geblokkeerd.
Variabel: meetbaar kenmerk van mensen, objecten of gebeurtenissen die kunnen
veranderen. Onfhankelijk verwachte invloed (cholestrol niveau). Afhankelijk waarde.
Experiment (trial): onafhankelijke variabel wordt gemanipuleerd om het effect op de
afhankelijke variabel te bestuderen. Groepen gelijkstellen, alle andere variabelen constant
Cause-effect: niveaus van onafhankelijke en afhankelijke variabelen kwamen overeen of
varieerden, de oorzaak ging vooraf aan het gevolg, alle andere aannemelijke oorzaken zijn
uitgesloten (randomized controlled trials).
Experimentele groep: krijgt experimentele behandeling (cholesterol verlagende pillen)
Controle groep (comparison group): krijg geen pillen
Placebo groep: krijgt pillen zonder werking
Double-blind: zowel toediener als ontvanger weet niet welke pil ze geven/krijgen.
Niet-experimenteel onderzoek: niet manipuleren van de onafhankelijke variabel en niet
gelijkstellen van de groepen. Om relaties tussen variabelen aan te duiden.
- Correlational studies: gezamenlijke relatie. Correlation coefficient: van +1.00
(hoog/hoog of laag/laag) tot -1.00 (laag/hoog). Hoe verder van 0.00 af, hoe sterker
de relatie.
- Quasi-experimental studies: aparte groepen. Ex-post facto study: groepen op basis
van bestaande variabel (gender, diet, cholestrol niveau).
- Retrospective
- Prospective
- Developmental approaches: cross-sectional= verschillende individuen, verschillende
leeftijden. Longitudinal= zelfde individuen over een lange periode (veel tijd en geld).
Cohort effect: invloed van geboren en opgevoed worden in verschillende tijd.
- Single subject: gebruik bij zeldzame problemen, kan je niet generaliseren.
- Genetisch onderzoek: chromosomen die genen bevatten met DNA. Uiteinden van
chromosomen heten telomeres, worden kleiner naarmate we ouder worden. Heeft
link met risico op virussen. Twin studies: monozygotic en dizygotic (fraternal). Handig
om omgevingsfactoren en erfelijke factoren te onderzoeken.
Sickle-cell anemia: erfelijke ziekte van de rode bloedcellen, die weinig zuurstof bevatten en
gaan klonteren in de bloedvaten.
Phenylketonuria: baby’s lichaam kan geen enzym produceren dat nodig is voor
metaboliseren van phenylalanine, een toxisch aminozuur dat in veel voedsel zit.
Oncogenen: veroorzaken kanker, kunnen normale genen zijn of mutaties als resultaat van
blootstelling aan schadelijke omgeving (tabaksrook).
Epigenetics: chemische structuren rondom DNA bepalen hoe, wanneer en hoeveel een gen
werkt. Onderdrukt de normale activiteit, bijv wanneer een cel specialiseert tot hartcel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cherrycurry. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.