Samenvatting van het vak Vakdidactiek 1 leraar Nederlands. De artikelen voor de deelonderwerpen spellingdidactiek, grammaticadidactiek en spellingdidactiek zitten in deze samenvatting. Ook de PowerPoints van mijn docent David Stalpers zijn toegevoegd.
Answer: Grammaticaonderwijs heeft geen zin. Comprehensible input is belangrijk. Focus on Meaning.
4.
Wat is comprehensible input?
Answer: Veel en begrijpelijk taalaanbod dat is afgestemd op het niveau van de leerlingen.
5.
Wat houdt de sterke-interfacehypothese in (Rutherford en Smith)?
Answer: Expliciete kennis gaat door veel oefening over in impliciete kennis. Leren leidt tot verwerven.
6.
Het aanbieden van regels heeft invloed op:
Answer: Volgorde, succes en tempo
7.
Wat houdt de zwakke-interfacehypothese in?
Answer: Het aanbieden van regels heeft invloed op tempo en succes, niet op het verloop. FonF: regels helpen op een indirecte manier.
8.
Met welke factoren moet rekening gehouden worden bij grammaticaonderwijs?
Answer: - Opleidingsniveau en intellectuele ontwikkeling
- Taalvaardigheidsniveau in het Nederlands
- Leerstijlen
- Doel waarvoor de cursisten Nederlands leren
Answer: Let op de manier waarop iets gezegd wordt, behoefte aan regels leren en denken hier veel aan te hebben
Content preview
Woordenschatdidactiek
Veel aandacht voor de schooltaalwoordenschat in de onderbouw van het
vmbo
Redenen om veel aandacht aan woordenschatuitbreiding te besteden:
1. Een grote groep leerlingen vertoont taalvaardigheidstekorten.
2. Het heeft een positief effect op tekstbegrip en leesvaardigheid.
Gemiddelde woordenschat van leerlingen in het basisonderwijs:
Leeftijd Eentalige leerlingen Tweetalige
Turken/Marokkanen
4 jaar 3200 woorden 1000 woorden
8 jaar 5600 woorden 3600 woorden
10 jaar 11.000 woorden 5500 woorden
12 jaar 17.000 woorden 9800 woorden
Er is een grote toename in de woordenschat van de leerlingen vanaf het moment
dat ze kunnen lezen. Een grotere woordenschat betekent meer mogelijkheden om
nieuwe termen en begrippen te hanteren.
Zwaan-kleef-aan-proces: nieuwe woorden ‘kleven vast’ aan reeds bekende
woorden.
Werken aan een gemeenschappelijke woordenschat
Werken aan een basiswoordenschat in het basisonderwijs kan zorgen voor een
gemeenschappelijke woordenschat in de brugklassen. Leerlingen kunnen
verschillen in de omvang van persoonlijke woordenschat:
- Sport of hobby
- Bijzondere thuissituatie (bv. Boerderij)
- Veel boeken lezen over een bepaald onderwerp
Basislijst Schooltaalwoorden vmbo: alle woorden die leerlingen uit de brugklas
van het vmbo zouden moeten kennen.
De samenstelling van de Basislijst Schooltaalwoorden vmbo
De Basislijst Schooltaalwoorden vmbo bevat 1600 woorden:
- 350 algemene schooltaalwoorden
- 250 algemene vaktaalwoorden biologie
- 250 algemene vaktaalwoorden mens en maatschappij
- 250 algemene vaktaalwoorden wiskunde
- 250 algemene vaktaalwoorden natuurkunde
- 250 algemene vaktaalwoorden economie
Bij de samenstelling van de Basislijst Schooltaalwoorden zijn verschillende
criteria gehanteerd:
1. Woordfrequentie en spreiding in de vakboeken woorden met hoge
frequentie en spreiding zijn van belang. Van de eerste selectie zijn
algemene woorden met een hoge frequentie genegeerd (land, varen).
2. Daarna is er gekeken naar de meest gebruikte lesmethoden voor de
verschillende vakken in het Amsterdamse vmbo.
,De geselecteerde woorden kunnen in de meest gebruikte studieboeken veel en
vaak voorkomen:
- De leerlingen begrijpen de studieboeken beter
- De betekenis van de woorden kan goed inslijpen, doordat de leerlingen de
woorden vaak tegenkomen
- Leerlingen weten dat de woorden vaak voorkomen en zijn daardoor
gemotiveerd om ze te leren.
Algemene vaktaalwoorden en algemene schooltaalwoorden: didactische
mogelijkheden
Algemene aandachtspunten woordenschatuitbreiding:
- Van woorden moeten klanken, schrijfwijze en betekenis worden geleerd.
- Woorden kunnen niet in één keer geleerd worden en moeten herhaal
worden.
- De leerlingen moeten allerlei verbindingen met andere woorden in hun
hoofd leggen herhaling en uitbreiding.
- Samenwerking en afstemming tussen docenten is belangrijk.
- Docenten brengen woordenschatuitbreidingactiviteiten in.
De vier stappen van woordenschatdidactiek
1. Het voorbewerken
Nieuwe woorden moeten op een bepaalde plek in het hoofd van de leerlingen
aanhaken woord introduceren met tekst, gebeurtenis, situatie, afbeeldingen.
2. Semantiseren (woord uitleggen)
Kernbegrippen en schooltaalwoorden legt de docent uit met een definitie,
voorbeeldzin of door het te laten zien. Tijdens de les noemt de docent de
woorden geregeld en verwijst naar de tekst.
3. Consolideren (herhalen en verder inslijpen)
Docent laat de leerlingen de woorden herhalen, tijdens de eerste les en later.
Vaak hebben lesmethoden zelf goede opdrachten om de woorden opnieuw te
gebruiken.
4. Controleren
Na verloop van tijd controleert de docent of alle leerlingen de woorden in hun
mentale lexicon hebben opgeslagen. Hulpmiddelen: afbeeldingen, plaatjes uit de
methode, zelfgemaakte toets.
Functies: nieuwe kans op consolideren en vaststellen wat de opbrengt van alle
inspanningen is.
Inbedden in de vaklessen
Woordenschatuitbreiding in de vakles moet zo veel mogelijk aan de vakinhoud
gekoppeld worden. De docent kiest 6-8 kernbegrippen en algemene
schooltaalwoorden per les. De docent schrijft deze woorden aan het begin op het
bord.
Waar kunnen vakdocenten op letten?
1. Selecteer de woorden die persé beheerst moeten worden.
2. Bied de woorden zo veel mogelijk aan in een concrete of vakgebonden
context.
3. Maak de betekenis zo veel mogelijk zichtbaar.
4. Zorg ervoor dat leerlingen zich echt kunnen concentreren op die woorden
die als kernbegrippen in het leerstofonderdeel gelden.
5. Geef de leerlingen de kernbegrippen mondeling en op schrift.
6. Geef de leerlingen de gelegenheid tot verwerking en consolidatie.
7. Zorg voor voldoende herhaling.
, 8. Laat de leerlingen de nieuwe woorden opschrijven.
Verdieping van woordkennis
Doorvraagoefening: de docent stelt steeds meer vragen aan dezelfde leerling
over hetzelfde woord een hele reeks aan betekenisaspecten van het woord
komt naar voren.
Extra teksten over dezelfde stof
Schaduwteksten: teksten die min of meer dezelfde informatie bevatten als het
oorspronkelijke stuk uit het vakboek, maar die bestemd zijn voor een ander of
algemeen publiek.
Wat doen leerlingen zelf om betekenissen te vinden en woorden te leren?
Zelfstandige woordleerstrategieën: strategieën die leerlingen kunnen inzetten om
de betekenis van onbekende woorden te achterhalen, bijvoorbeeld:
1. Het woord opzoeken in een woordenboek.
2. Kijken of delen van het woord misschien al bekend zijn.
3. Raden of voorspellen van de betekenis met behulp van informatie die in
niet-talige context of voorbeelden in de tekst gegeven wordt.
4. Afleiden van de betekenis uit de directe omgeving van het woord.
Het leren hanteren van deze strategieën zijn voorwaarden voor uitbreiding van
de woordenschat. Ook voor het beklijven van woorden is het belangrijk dan
leerlingen woorden meerdere keren in verschillende contexten tegenkomen en
dat zij handelen met de nieuwe woorden:
- Het opzoeken van woorden in woordenboeken/lijsten.
- Het koppelen van nieuwe woorden aan bekende woorden.
- Het koppelen van de nieuwe woorden aan zintuiglijke waarnemingen en
emoties uitspreken, verklanken (op gehoor opschrijven), ezelsbruggetjes
Woordenschatdidactiek
Soorten moeilijke woorden
- Niet – frequente alledaagse woorden variatie, mauve, dramatisch
- Figuurlijk taalgebruik voor het blok zetten
- Schooltaalwoorden kenmerk, verbinding
- Vakwoorden reliëf, lasnaad
- Vakwoorden met ook nog een andere betekenis cel, relatie, mobiel
- Woorden buiten de belevingswereld van de leerlingen Mona Lisa
Goede oefeningen
Receptief oefenen (herkennen)
- Gatentekst
- Omschrijving bij het woord zoeken
- Rubriceren
- Zinnen bij elkaar zoeken
- Woordparen maken
- Uitzondering zoeken
Productief oefenen (gebruiken)
- Een zin maken met het woord
- Woordpuzzels
- Woordveld
- Omgekeerde definitieoefening
, - Taalspelletjes
Kleuren van het woord
Het nieuwste Nederlandse woordenboek geeft ook bijbetekenissen
Woordenboekdefinities zijn vaak onbevredigend kaal en technisch. Het ANW
(Algemeen Nederlands Woordenboek) geeft naast de gebruikelijke definitie een
semagram, waarin de informatie die je met een woord associeert, zoveel mogelijk
wordt opgesomd.
Het ANW verschijnt online en wil het algemene Nederlands vanaf 1970 uitputtend
beschrijven.
Ambtenaar
Ook vooroordelen komen voor in het semagram. Het ANW baseert zich op
bestaand tekstmateriaal: 104 miljoen woorden geschreven Nederlands. De
semagrammen roepen de vraag op: waar eindigt de betekenis van een woord en
waar begint de context? Dat is niet zo duidelijk, ook in ons hoofd niet. Als we een
woord lezen, worden in ons mentaal lexicon alle begrippen die we met dat woord
associëren, licht geactiveerd.
Daarnaast komen woorden vaak in vaste combinaties voor.
Kant-en-klaar
Woordenboeken laten voorspelbare combinaties vaak weg, maar het ANW neemt
alle combinaties op. Hiermee komt het dichter in de buurt van ons mentaal
lexicon.
De koningin zit op de troonrede
Woordkennis en schoolsucces
Vygotsky: woorden zijn een eenheid van taal en een eenheid van denken. In
woordbetekenis komen taal en denken samen. Woordkennis en schoolsucces
overlappen elkaar dus.
Woordkennis is in het onderwijs niet alleen een doel, maar ook een middel. Zodra
woordkennis te kort schiet, zullen leerlingen minder profiteren van de les.
Neerwaartse spiraal: tekort in woordkennis minder profiteren van de les
minder bijleren minder nieuwe (woord)kennis minder schoolsucces.
Woordenschatontwikkeling en conceptuele ontwikkeling vallen hier samen.
Woordkennis opbouwen en uitbreiden is de meest directe manier om
leerprestaties van de leerlingen te vergroten.
De huidige praktijk
De meeste docenten zijn zich wel bewust van het belang van woordenschat in
het onderwijs. Vanaf de jaren ’90 is er veel lesmateriaal ontwikkeld met
betrekking op woordenschatuitbreiding in de context van alle vakken. Dit is niet
op alle scholen effectief gebleven.
Veel docenten leggen woorden uit, maar consolideren en controleren niet.
Onderschatte kunst
Het onderwijzen van woordenschat is een onderschatte kunst. Veel verschillende
vaardigheden zijn belangrijk.
Bij goed woordenschatonderwijs draait het om de viertakt:
1. Voorbewerken introduceren, betrokken maken, aanhaken bij bekende
woorden.
2. Semantiseren verduidelijken van de woordbetekenissen en begrippen.
3. Consolideren inoefenen van de woorden en de achterliggende
begrippen.
4. Controleren nagaan of het leerdoel is bereikt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hilde18. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.47. You're not tied to anything after your purchase.