100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting basisboek veiligheid en economie, J.H.A.M. Bergman $5.74   Add to cart

Summary

samenvatting basisboek veiligheid en economie, J.H.A.M. Bergman

 32 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van basisboek veiligheid en economie van J.H.A.M. Bergman. Deze samenvatting gaat over hoofdstuk 1 t/m 7.

Preview 4 out of 34  pages

  • April 14, 2022
  • 34
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
1. De balans
1.1 Balans: activa en passiva

Balans, overzicht van de bezittingen (de activa) en de vermogenspositie (de passiva) van een
organisatie. In de meest eenvoudige vorm ziet de balans er zo uit:

Balans
Activa (debet) Passiva (credit)
Vaste activa Eigen vermogen
Vlottende activa Vreemd vermogen
Totaal activa Totaal passiva
De totalen van activa en passiva moeten exact hetzelfde zijn. Aan de linkerkant (debetzijde) staan de
bezittingen van het bedrijf en aan de rechterkant (creditzijde) hoe die gefinancierd zijn.

Vast betekend dat de bezittingen of kapitaal voor langere termijn in de onderneming zijn vastgelegd.
Vlottend betekent dat de activa op korte termijn, in beginsel binnen een jaar, op een of andere wijze
verbruikt worden.



1.2 Activa

Het is gebruikelijk om op de balans de vaste en de vlottende activa apart op de balans te zetten.
Voorbeelden van vaste activa zijn: grond, gebouwen, machines, deelnemingen in andere bedrijven,
langlopende vorderingen/leningen. Voorbeelden van vlottende activa zijn grondstoffen, vorderingen op
korte termijn, overlopende activa, etc. Binnen de vaste activa worden de middelen van boven naar
beneden gesorteerd met bovenaan de meest vast activa en onderaan de minst vaste de liquide
middelen staan altijd onderaan de debetzijde. Liquide middelen, banktegoeden en geldmiddelen van
een organisatie.



1.3 Investeringen en afschrijvingen

Investeringen, aanschaf van een duurzaam materieel of immaterieel productiemiddel.

Productiemiddelen, zijn middelen die gebruikt om de productie waar te maken(??). Als ze langer dan een
verslagjaar worden gebruikt dan worden ze afgeschreven over meerdere jaren. Als de
productiemiddelen in 1 jaar opgebruikt worden dan breng je die direct ten laste. Iedere periode dat de
productiemiddelen minder waard worden komen als afschrijvingskosten/afschrijvingen op de winst—
verliesrekening. De aanschafwaarde (AW) is de prijs van het productiemiddel op het moment dat het
gekocht wordt. Dit wordt bij de vaste activa geplaatst en noemen we activeren. De ondergrens hiervoor
is 500 tot 1000 euro. Dan is het in 1 jaar afgeschreven. Als iets in delen wordt gekocht dan worden alle
kosten bij elkaar opgeteld.

Boekwaarde, waarde van duurzaam productiemiddel op bepaalde datum, in formulevorm
aanschafwaarde - afschrijvingen

De waarde van de activa op het moment van het opstellen van de balans is de boekwaarde. Dus

1

,Boekwaarde = aanschafwaarde – afschrijvingen

Geactiveerde productiemiddelen hebben een restwaarde (R). Restwaarde is de geschatte
verkoopwaarde aan het einde van de levensduur. Vaste activa worden afgeschreven totdat de waarde
gelijk is aan de restwaarde. Soms laten bedrijven het tot 1 euro van de restwaarde over zodat in de
administratie zichtbaar blijft.

Desinvesteren is het uit de administratie verwijderen en uit de organisatie verwijderen van een
productiemiddel.



1.4 Lineaire afschrijving

De meest gebruikte afschrijvingsmethode is de lineaire afschrijving. Hierbij wordt periodiek een gelijk
deel van de aanschafwaarde ten laste van het resultaat wordt gebracht totdat de restwaarde wordt
bereikt. Het afschrijvingsbedrag is een vast percentage van de aanschafwaarde. Het
afschrijvingspercentage is lager naarmate de verwachte levensduur van de investering langer is. De
afschrijvingstermijn (N) is de periode waarover de afschrijvingskosten worden betaald.

De formule van de afschrijvingskosten is

Afschrijvingskosten = (AW – R) / N

Bijv

Stand Afschrijving Stand einde Waarde op Kosten in
beginperiode periode balans winst- en
verliesrekenin
g
Jaar 1 20.000 4.000 16.000 16.000 4.000
Jaar 2 16.000 4.000 12.000 12.000 4.000
Jaar 3 12.000 4.000 8.000 8.000 4.000
Jaar 4 8.000 4.000 4.000 4.000 4.000
Jaar 5 4.000 4.000 0 0 4.000
Jaar 6 0 0 0 0 0
Hier is de AW 20.000 en is het afschrijvingspercentage 20% en de afschrijvingskosten zijn 4.000 en de
afschrijvingstermijn is 6 jaar.

In de waardevermindering door afschrijvingen inzichtelijk te maken wordt een afschrijvingsstaat
opgemaakt. In de afschrijvingsstaat staan gewoonlijk het bedrag waartegen het actief is aangeschaft, de
termijn waarover afgeschreven wordt of het afschrijvingspercentage, de waarde van het actief aan het
begin van de verslagperiode, het afschrijvingsbedrag en de waarde aan het einde van de verslagperiode.
In de afschrijvingsstaat staan zowel de maand van aanschaf als het jaar van aanschaf. In het jaar van
aanschaf wordt naar rato van het aantal volle maanden dat het productiemiddel geheel in gebruik is.

De waarde van materiele vaste activa is vaak gebaseerd op de verkrijgings/ of vervaardigingsprijs.

De boekhoudkundige waardevermindering loopt niet gelijk aan de werkelijke waardevermindering. De
waardevermindering wordt definitief vastgesteld als de investering verkocht of vernietigd wordt. Als de

2

,werkelijke waarde hoger is dan de boekwaarde dan is er sprake van boekwinst als de werkelijke waarde
lager is dan de boekwaarde is er sprake van boekverlies.



1.5 Investeringsvormen

Er zijn verschillende investeringsvormen. Dat zijn:

• Initiële investeringen, vinden plaats bij de oprichting van een onderneming.
• Vervangingsinvesteringen, dienen ter vervanging van verouderde productiemiddelen met
vergelijkbare productiecapaciteit
• Uitbreidingsinvesteringen, investeringen om de productiecapaciteit te vergroten

Bestuurders spreken van beleidsinvesteringen waarmee ze doelen op grote uitgaven voor projecten om
voor een langere tijd concurrentievoordelen te behalen. Dit zijn geen eigenlijke investeringen en komen
niet onder de vaste activa op de balans maar wel als reguliere kosten op de winst en verliesrekening.



1.6 Vlottende activa

Vlottende activa bestaan uit voorraden courant goederen (courant betekend voor productie bruikbaar
en verkoopbaar), vooruitbetaalde kosten, vorderingen die binnen een jaar opeisbaar en inbaar zijn,
onderhanden werk en liquide middelen.

Voorraden worden gewaardeerd tegen de kostprijs plus een aantal opslagen ter dekking van de kosten.
Opslagen bestaan uit afdelingen die hebben bijgedragen aan waardevermeerdering of kosten die
gemaakt zijn door het product op te slaan. De waarde van de voorraden kan op verschillende manieren
worden vastgesteld. De manier waarop men dat doet heet waarderingsgrondslag. Om die waarde te
berekenen worden alle aanwezige artikelen bij elkaar opgeteld en vermenigvuldigd met de laatste
inkoopprijs. Courant betekent dat de middelen in het normale productieproces gebruikt kunnen worden
als die middelen niet in het normale productieproces gebruikt kunnen worden heten ze incourant.

Debiteuren, handelsvorderingen waarvoor een organisatie een verkoopfactuur aan de afnemer heeft
gestuurd. Vorderingen die niet of niet geheel invorderbaar zijn noemen we dubieus of oninbaar.

Overige vlottende activa bestaan uit vorderingen die binnen een jaar opeisbaar zijn, en overlopende
activa. Voorbeelden zijn vorderingen op personeel, rekening-courantverhoudingen met
groepsmaatschappijen en te vorderen btw. Overlopende activa zijn vooruitbetaalde kosten waardoor
een vordering op de leverancier ontstaat.

Liquide middelen zijn banktegoeden en geldmiddelen van een organisatie.



1.7 Passiva

Aan de rechterzijde van de balans (creditzijde) staan dus de passiva, onderverdeeld in eigen vermogen
en vreemd vermogen. Eigen vermogen (EV), (aandelen)kapitaal plus opgebouwde reserves van een
organisatie. Staat altijd bovenaan. Bij een Besloten Vennootschap en Naamloze Vennootschap is er

3

, sprake van aandelen en heet het kapitaal aandelenkapitaal. Het aandelenkapitaal bestaat uit de
aandelen in de handen van de aandeelhouders.

Vreemd vermogen (VV), voorzieningen en schulden van een organisatie, de bestaande verplichtingen
van de organisatie die voortkomen uit gebeurtenissen in het verleden, waarover de afwikkeling naar
verwachting resulteert in een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen.

De passiva is te verdelen in drie onderdelen. Dat zijn:

1. Eigen vermogen
2. Vreemd vermogen
a. Voorzieningen
b. Schulden

Eigen vermogen is lang eigen vermogen maar vreemd vermogen (schulden en voorzieningen) zijn onder
te verdelen in lang vreemd vermogen en kort vreemd vermogen. Lang vreemd vermogen bestaat uit
voorzieningen en schulden die op lange termijn afbetaald moeten worden. Kort vreemd vermogen moet
op korte termijn afbetaald worden.



1.8 Eigen vermogen

Eigen vermogen fungeert als boekhoudkundige restpost waarmee de passiva gelijk wordt gemaakt aan
de activa. EV = activa – (schulden + voorzieningen). Het EV heeft een bufferfunctie. In de toekomst
kunnen verliezen hiermee worden opgevangen.



1.9 Reserves

Reserves, onderdeel van het eigen vermogen met als doel het opvangen van tegenvallers in de
toekomst.

Een reserve is onderdeel van het EV. We onderscheiden verschillende soorten reserves zoals:

• Agioreserves, ontstaan omdat aandelen boven de nominale waarde worden geplaatst of bij een
overname omdat de waarde van de ingebrachte activa hoger is dan de nominale waarde volgens
de balans.
• Herwaarderingsreserves, ontstaat als activa geherwaardeerd worden omdat ze meer waard zijn
dan de waarde volgens de balans
• Wettelijke reserves, reserves die volgens de wet aangehouden moeten worden
• Statutaire reserves, ontstaan omdat winsten volgens de statuten van de onderneming niet
uitgekeerd mogen worden
• Overige reserves, niet verdeelbare winsten minus de in het verleden geleden verliezen.



1.10 Vreemd vermogen



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pro_samenvattingen_jwz. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75619 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.74  1x  sold
  • (0)
  Add to cart