Hoofdstuk 21 – Rechtsposities in de gedwongen zorg: een overzicht
1 – Inleiding: via strafrecht of ‘civiel’ recht
Er wordt geen vanzelfsprekend verband meer verondersteld tussen het hebben van een
psychische stoornis en het vormen van een gevaar voor de samenleving of zichzelf.
Gevaarlijkheid is een relatief begrip, het heeft een zekere mate van subjectiviteit en
cultuurspecificiteit.
De wet bevat gevaarscriteria op basis waarvan forse inbreuken op grondrechten als vrijheid
en onaantastbaarheid van het menselijk lichaam worden gelegitimeerd. Bij verondersteld
gevaar kan iemand met een psychische stoornis worden opgesloten of medicatie krijgen
toegediend tegen zijn wil inperking van het recht op zelfbeschikking/autonomie.
Dit kan door de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (WVGGZ), dit was voorheen de
Wet BOPZ. Deze wet is bestuursrechtelijk van aard; burgers staan tegenover de overheid.
Van oudsher worden de beslissingen over gedwongen zorg civielrechtelijk genoemd omdat
de burgerlijke rechter hierover beslist. Ze vallen ook vaak onder het personen- en
familierecht. Gezondheidsrecht valt ook onder burgerlijk recht.
Of een verondersteld gevaarlijk psychisch gestoorde via het strafrecht of het civiele recht
naar gedwongen zorg wordt geleid hangt mede af van drie grote verschillen in de
gevaarscriteria behorend bij (de aard van) beide terreinen.
1. Strafrecht reageert alleen op een gepleegd (of gepoogd of voorbereid) strafbaar feit.
De civiele route kan worden gekozen als het gevaar zich nog niet heeft verwezenlijkt,
maar uit ander mogelijk gevaarzettend gedrag wordt afgeleid.
Als het gedrag wel als strafbaar feit te kwalificeren is o.b.v. het opportuniteits-
beginsel kan alsnog voor de civiele route worden gekozen, bv. als het feit niet al te
ernstig is en/of de betrokkene bij de politie bekend is als psychiatrisch patiënt.
2. In het civiele recht kwalificeert gevaar voor zichzelf ook als reden voor gedwongen
zorg, bij het strafrecht niet. Ratio: strafbaarstelling van gedrag is bedoeld om de met
het maatschappelijk verdrag beoogde rechtsorde – ongestoorde omgang van burgers
in de samenleving – te handhaven. Over het algemeen betreft strafbaar stellen het
schade berokkenen aan anderen. Als iemand alleen zichzelf schaadt roept het geen
volkswoede op, tenzij iemand anders aansprakelijk kan worden gehouden voor die
daad. Hierom spant de overheid zich in om zelfdoding tijdens detentie te voorkomen.
3. In het civiele recht moet het gevaar voortkomen uit de stoornis, in het strafrecht is
het gevaar veelal gekoppeld aan een gepleegd strafbaar feit of andere factoren die
iemand delictgevaarlijk maken. Sanctionering is dan niet gericht op herstel van een
stoornis, maar op het voorkomen van recidive.
2 – Internationale en historische context
2.1 – Internationaal recht
Het Nederlandse recht voor gedwongen zorg wordt mede bepaald door internationale
normen (o.a. EVRM). Bij gedwongen opname of detentie speelt vooral art. 5 EVRM (recht op
vrijheid en veiligheid). De strafrechtelijke veroordeling valt grotendeels onder de
,rechtvaardigingsgrond uit sub a en de BOPZ wordt gelegitimeerd door sub e. De
discretionaire bevoegdheid van de wetgever maakt dat wij in NL een gevaarscriterium aan
de geestesziekte kunnen koppelen. TBS wordt door de a- en e-grond gerechtvaardigd.
EHRM in Winterwerp: voor gedwongen zorg moet de psychische stoornis ‘of a kind or
degree warranting compulsory confinement’ zijn. Dit moet o.g.v. betrouwbare en objectieve
medische gegevens aangetoond worden, tenzij sprake is van een noodgeval
geneeskundige verklaring opgesteld door een arts of psychiater. Schade of gevaar voor de
betrokkene zelf weegt minder zwaar dan voor anderen, mede omdat vrijheidsbeneming een
‘last resort’ moet zijn en moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Als de medische noodzaak kan worden aangetoond, wordt een maatregel als bv.
dwangmedicatie niet als inhumaan of vernederend beschouwd. Art. 3 EVRM bevat een
absoluut verbod op inhumane of vernederende behandeling. Bij grenzen van de
mogelijkheden tot dwangbehandeling zijn art. 3 en 8 EVRM (eerbiediging van het privéleven)
van belang. Onder privéleven valt ook de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, zie
ook art. 11 GW.
Art. 13 EVRM: non-discriminatie. Het IVRK is relevant bij kinderen.
2.2 – Historische context
De staat neemt via wetgeving verantwoordelijkheid voor de gedwongen zorg. NL kent
gevaarscriteria als vereisten voor beslissingen over gedwongen zorg.
Van familie naar staat en van opsluiten naar zorg
Vroeger moesten naasten voor krankzinnigen zorgen. Als deze ‘te heftig’ waren kwamen ze
in kerkers of gevangenissen terecht. Daardoor ontstonden in de late middeleeuwen
‘dolhuyzen’. Vanaf de 19e eeuw wordt de zorg in inrichtingen beter onder invloed van
ontwikkelingen in de medische wetenschap. Kale opsluiting veranderde in zorg onder
opsluiting.
Van bestwil naar gevaar
In 1884 werd de Krankzinnigenwet ingevoerd; vanaf toen gingen rechters over de
vrijheidsbeneming i.p.v. medici. Criterium: belang van de openbare orde of dat van de lijder
zelf. Dit laatste deel wordt het bestwil-criterium genoemd. Het gaat om de vraag of, gelet op
alle omstandigheden van het geval, de opneming wenselijk te achten is. Psychiaters hielden
veel macht doordat zij konden bepalen wat het beste was voor patiënten. Onder
onvrijwillige opname viel ook gedwongen behandeling.
Soms werd gezegd dat patiënten genezen waren als zij moeilijk te handhaven waren. Vanuit
hier kwam een drang om dat probleem via het strafrecht op te lossen, mede daarom werd
tbs ingevoerd.
De Wet BOPZ volgde de Krankzinnigenwet in 1994 op. Belangrijk resultaat: invoeren van
enkel een objectief gevaarscriterium en de trapsgewijze scheiding tussen opneming en
behandeling onder dwang o.b.v. een nog strenger gevaarscriterium binnen de inrichting. Dit
is eind jaren ’90 overgenomen in justitiële beginselenwetten die de positie van psychisch
gestoorden in het strafrecht bepalen.
2.3 – Recente geschiedenis: forensische zorg
Lange tijd wilde men de strafrechtelijke justitiabelen buiten de geestelijke gezondheidszorg
houden, maar dit bleek niet mogelijk. De zorg voor psychisch gestoorde justitiabelen wordt
,steeds minder geconcentreerd in tbs-klinieken. Een groeiend percentage psychisch
gestoorden in gevangenissen leidt tot meer zorgvoorzieningen in detentie. Vb: Penitentiair
psychiatrische centra (PPC’s). Uit het oogpunt van recidivevermindering wordt vaker
behandeling opgelegd als voorwaarde bij voorwaardelijke sancties.
In de 20e eeuw kwamen er Forensisch psychiatrische klinieken (FPK’s) en afdelingen (FPA’s)
in Algemeen Psychiatrische Ziekenhuizen. Ook vindt forensische zorg vaker ambulant plaats.
Forensische zorg staat voor het actuele beleid betreffende de (her)inrichting van zorg in
strafrechtelijk kader. Aanleiding: het groeiend merendeel van de gedetineerden heeft
psychische problemen, maar slechts 10% krijgt zorg. Ook is een gebrek aan zorgcontinuïteit
een risicofactor voor recidive. De herinrichting van de forensische zorg is gericht op een
betere samenhang en aansluiting tussen penitentiaire en behandelvoorzieningen.
Drie zuilen van forensische zorg:
1. Gevangeniswezen.
2. Tbs.
3. (Forensische) ggz/overige forensische zorg.
Vanaf 2008 kan zorg voor justitiabelen worden ingekocht bij ggz-instellingen.
Uitgangspunt: elke justitiabele moet kunnen worden (door)geplaatst naar het juiste bed: de
optimale combinatie van zorg, behandeling en beveiliging.
3 – Systematiek en regeling van rechtspositie
Rechtspositie = geheel van rechten en plichten dat een betrokkene heeft in een bepaalde
(maatschappelijke) situatie of omstandigheid. Vb: een psychisch gestoorde die o.b.v. een
strafbaar feit of o.b.v. gevaar dat de stoornis veroorzaakt zijn of haar vrijheid is ontnomen.
3.1 – Externe versus interne rechtspositie
Regels over het kader van de vrijheidsbeneming worden externe rechtspositie genoemd:
wanneer kan het, hoe lang kan het en hoe eindigt het? Deze bepalingen staan in het WvSr en
de Wet BOPZ.
Regels over hoe er tijdens vrijheidsbeneming met een betrokkene om moet worden gegaan
worden interne rechtspositie genoemd: welke rechten heeft iemand tijdens de opsluiting?
Deze regels worden veelal bepaald door het deelgebied/de zuil waarin men verblijft.
Gevangenis = Penitentiaire Beginselenwet, tbs = Beginselenwet Verpleging Ter beschikking
gestelden + lagere regelgeving, gedwongen opname binnen de ggz = Wet BOPZ.
Beginsel van minimale beperkingen: men mag aan geen andere beperkingen worden
onderworpen dan nodig zijn voor het doel van de vrijheidsbeneming of de handhaving van
de orde in de inrichting (art. 2 lid 4 PBW en BVT jo. 15 lid 4 GW). Dwangbehandeling is geen
onderwerp van de interne rechtspositie, hiervoor is een bijzondere rechtvaardigingsgrond
nodig. In de WVGGZ kan tot dwangbehandeling worden gemachtigd zonder voorafgaande
opname, dus ambulant.
Gedwongen opneming onder het civiel recht stopt als de rechtvaardigingsgrond is
weggevallen. Bij tbs wordt minimaal na een jaar pas beoordeeld of de betrokkene nog
steeds gevaarlijk is.
Bij bewegingsvrijheid in (en om) de inrichting kent de Wet BOPZ een beginsel van ‘alle
vrijheden, tenzij’, terwijl in de justitiële beginselenwet geldt ‘geen vrijheden, tenzij’.
, 3.2 – Volwassenen vs. jeugd
In het strafrecht is iemand pas vanaf 12 jaar verantwoordelijk te stellen, en onder de 18 val
je onder het jeugdstrafrecht. Voor jeugdigen en psychisch gestoorden volwassenen heeft het
strafrecht meer waarborgen. Jeugdstrafrecht heeft primair een pedagogisch doel en sancties
moeten gericht zijn op speciale preventie (voorkomen van recidive) en (her)opvoeding van
de jeugdige. Op 16- en 17-jarigen kunnen volwassenensancties worden toegepast (art. 77b
Sr) als de persoonlijkheid van de dader en de (ernst) en omstandigheden van het feit daar
aanleiding toe geven. Jeugdsancties kunnen ook op jongvolwassenen tot 23 jaar worden
toegepast (art. 77c Sr).
In de Wet BOPZ geldt een ondergrens van 12 jaar. Voor jongeren bestaan ook
civielrechtelijke jeugdbeschermingsmaatregelen zoals de ondertoezichtstelling (OTS). Dit
wordt opgelegd als ouders ernstige problemen ondervinden bij de opvoeding. De OTS kan
ook kinderen onder de 12 treffen. Sinds 2008 worden strafrechtelijk en civielrechtelijk
geplaatsten jongeren gescheiden. Voor de strafrechtelijke groep geldt de Beginselenwet
Justitiële Jeugdinrichtingen, voor de civiele groep de Jeugdwet.
3.3 – Gedwongen vs. vrijwillig
De Wet BOPZ ziet op gedwongen zorg, de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst
(WGBO) op vrijwillige zorg. Er bestaat ook vrijwillig verblijf binnen het strafrecht; de meeste
voorwaardelijke sancties worden alleen opgelegd als de justitiabele verklaart zich aan de
verbonden voorwaarden te willen houden. Ook overplaatsing van een gevangenis naar de
ggz gebeurt veelal alleen bij bereidheid hiertoe.
3.4 – Materiële en formele rechtspositie
Materiële rechtspositie ziet op rechten, waaronder vrijheden, die de betrokkene o.g.v. de
regels toekomen. Formele rechtspositie ziet op de mogelijkheden (rechtsmiddelen) die
diegene heeft om in het geweer te komen tegen (vermeende) schendingen van zijn
materiële rechten.
Voor een effectieve rechtspositie is vooral een adequate informatievoorziening van belang.
Inrichtingen, toezichthouders en advocaten moeten goed weten welke rechten van
toepassing zijn.
Binnen justitiële inrichtingen bestaan de mogelijkheden van bemiddeling via de
maandcommissaris van de CvT van de inrichting, beklag bij de beklagcommissie van de CvT
en beroep bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en
Jeugdbescherming. Cassatie in belang der wet is mogelijk tegen uitspraken van de RSJ.
In het civiele recht geldt de Wet kwaliteit, klachten gen schillen zorg (WKKGZ). Voor klachten
zijn er BOPZ-klachtcommissies of de algemene WKKGZ-route. Beslissingen van deze
klachtcommissies kunnen slechts in enkele gevallen worden aangevochten bij de civiele
rechter.
De procedures reageren op individuele klachten en er wordt toezicht gehouden op
inrichtingen.
3.5 – Bepaling rechtspositie: dak en/of titel
Om iemands interne of externe rechtspositie te bepalen zijn twee aspecten relevant:
1. De juridische titel op basis waarvan iemand zijn vrijheid wordt ontnomen of
ingeperkt of op basis waarvan het ontvangen van zorg verplicht wordt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stuviauni. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.