Module 2: de conflictsociologie
Conflictsociologie is de oudste in de sociologie.
De conflictsociologie neemt als uitgangspunt van anlayse, dat elk sociaal systeem in eerste
instantie niet gekenmerkt wordt door consensus, maar door conflict. Hiermee bedoelen we
conflicten die inherent zijn aan de maatschappelijke ordening.
Het samenhouden van een sociaal systeem is het resultaat van conflict, tegenstrijdige
belangen, overleg, discussie of dwang.
- Conflict is niet per se negatief. Consensus en conflict, stabiliteit en verandering zijn niet
elkaars tegenhangers maar vullen elkaar in.
1. Marx als voorloper van de conflictsociologie
1.1 Inleiding
Het komt tot uiting in de economie maar ook in andere levensdomeinen van de maatschappij:
De staat, staat ten dienste van wie al veel heeft want zij gebruiken hun positie om hun macht
nog te versterken, justitie (meer zwakkere mensen in de gevangenis dan sterke, de sterken
beslissen wat crimineel gedrag is dat de zwakkere groepen stellen), het onderwijs (een vorm
van indoctrinatie, het zorg voor een ideologie dat het onderwijs dient om een
maatschappelijke consensus te creëren met de belofte dat als je je best doet en hard studeert
je het gaat maken, maar sociale ongelijkheid bestaat in het onderwijs)
1
,Voor we beginnen aan Marx bekijken we het kapitalisme, want Marx staat vooral bekend voor zijn
kritiek op het kapitalisme als systeem:
Wat was het kapitalisme oorspronkelijk?
- Bestaat maar vanaf de 17de eeuw als een economisch systeem.
- Systeem waarlangs gekozen wordt welke goederen er geproduceerd worden en welke
niet. (Welke goederen er goed genoeg waren om de produceren en welke niet) Men
krijgt zo een vrij aanbod van goederen waarin er wat concurrentie is (dezelfde winkels
die dezelfde producten aanbieden). Uiteindelijk kiezen wij als klant wat we willen. Het is
een systeem om dus te bepalen welke goederen er al dan niet goed zijn om verder te
maken.
- Je moet voor ogen houden dat het ontstaan is in een kleine gemeenschap. Dit is
belangrijk want Adam Smith (bedenker economie/kapitalisme) had ook kleine
gemeenschap: kleine steden en dorpen voor ogen, waar er een kleine concurrentie is
maar deze concurrentie ging niet echt ver. Hij wist dat als je al veel hebt het
gemakkelijker is om meer te krijgen en als je start met weinig het heel moeilijk is om van
start te gaan. Hij zag dat het tot ongelijkheid zou leiden in de maatschappij. Om de
ongelijkheid te bestrijden ontwikkelde hij de morele hand, als mensen die veel hebben in
een kapitalistisch systeem dat hun buren sukkelen dan zal er een morele goedheid zal in
de rijkere mens spelen die ervoor zal zorgen dat de armere het niet zo slecht zouden
hebben. Het kapitalisme zoals we het nu kennen strekt zich over de hele wereld, wij zien
vaak die armoede niet. Dan is het heel erg moeilijk om solidariteit te vertonen.
- 3 Centrale waarden in het kapitalistisch systeem:
o Vrij ondernemerschap: Iedereen die iets wilt opstarten kan dit doen.
o Competitie tussen producenten, producten of tussen handelaars
o Het winstprincipe: Het is bedoelt om winst te maken waardoor je opnieuw kan
investeren en nog meer winst kan maken. Winst is het verschil tussen de kosten
van een product en de opbrengst ervan.
Deze 3 waarden verschillen sterk van het feodalisme/middeleeuwen:
- ME -> geen vrij ondernemerschap. 95% = landbouwer. In de steden -> ambachtslui. Ze
waren georganiseerd in gilden, je rolde erin via de familie.
- Geen lid van een gilde? -> bepaalde beroepen niet uitvoeren.
Deze beroepen zaten ook vaak samen in 1 straat, er was weinig concurrentie, er waren
afspraken gemaakt over hoeveel ieder mocht verkopen. (Als het brood bij de ene bakker
op was verwees men door naar de andere bakker) deze afspraken waren er omdat men
heel erg afhankelijk was van de producten die van het platte land binnen kwamen.
- Het winstprincipe werd negatief op neergekeken in de middeleeuwen. Er waren rijke
handelaars. Mensen die rijk waren werden beschouwd als mensen die vrekkig waren, 1
van de 7 hoofdzonden. Daarom gaven heel wat rijken veel geld aan de kerk. Om zo te
ontsnappen aan de hoofdzonde.
Dit verandert vanaf de 16de eeuw. Zie theorie Weber.
2
,1.2 Marx (1818-1883)
De echte criticus van het kapitalistisch systeem. Marx leeft ongeveer 100 jaar na de eerste
sporen van het kapitalisme. Als Marx ongeveer 20 is en zich bewust wordt van hoe de
samenleving in elkaar zit zijn we 1840, de eerste industrialisering in Duitsland. Deze laat zich
door weinig wetten beperken, werkgevers hebben alle macht in de samenleving. Dit
beïnvloed zijn ideeën.
Marx: rechtsgeleerde, historicus en filosoof
- Veel van zijn ideeën zouden we nu sociologisch noemen. Hij was echter geen socioloog.
Hij typeerde zijn werk als een kritiek op de politieke economie. Dit heeft echter ook te
maken met de historische ontwikkeling van sociologie als wetenschap.
- De kritieken op Marx zorgt voor het ontstaan van sociologie (Weber, Durkheim, Simmel,
…)
- Marx is geen socioloog, er was nog geen universiteit die de opleiding aanbood. Heel veel
stichters van de sociologie gaan hun ideeën ontwikkelen door kritiek te geven op Marx.
De moderniseringsvraag: wat maakt de huidige maatschappij anders dan vroegere
maatschappijen? Deze vraag hield Marx bezig als historicus. Maar andere sociologen houden
zich hier ook nog mee bezit. Het krijgt altijd een ander antwoord.
Belangrijkste werken
- Het communistisch manifest
- Das Kapital
Zijn centrale idee: Overgang van een ambachtelijke naar een industriële productiewijze. Het
past in de maatschappelijke context, waarin verschilt de ambachtelijke manier van voordien
van de industriële productiewijze? Hij onderneemt een economische analyse maar gaat daar
ook een sociale analyse aan verbinden.
Friedrich Engels brengt hem in contact met Engelse economisten, hij verruimde zijn
perspectief.
1.2.1 Arbeid als sleutelbegrip
Dit is het begin punt van de theorie van Marx, hij vraagt zich niet alleen af hoe de maatschappij
waarin hij leeft verschilt van de vorige maatschappij maar ook waarin verschillen mensen nu van
andere dierlijke wezens? Wat maakt ons mens tot mens?
Verschil tussen mens en dier?
- Dier en mens hebben beide natuur nodig om te overleven toch verhoudt de mens zich
anders tegen over de natuur dan het dier. Het dier is volledig 1 met zijn activiteit, valt
ermee samen. Zijn activiteit geschiedt volledig in functie van zijn momentane behoeften.
Er is geen afstandsname.
- Dit is wel zo bij de mens, die zijn eigen activiteit tot voorwerp kan maken van zijn
bewustzijn en willen. De mens gaat dus niet volledig op in zijn verhouding met de natuur.
Hij kan er afstand van nemen, haar objectiveren. Arbeid is de natuur wezenlijk
omvormen. Het doel van arbeid ligt buiten de activiteit zelf. In die zin is arbeid niet alleen
een middel tot behoeftebevrediging, het is een zijmodificator van de mens zelf en van de
werkelijkheid rondom hem. Door arbeid ontwikkelt denken, streven, voelen. De mens
wordt mens in en door zijn arbeid
Hij vertrekt van wat ons essentieel wezen is als mens is dat wij productieve wezens zijn, wij
maken dingen. Wij grijpen veel vaker in onze omgeving. Dit is een vorm van arbeid die wij
verrichten. Elke vorm van ingrijpen in onze omgeving is een vorm van arbeid. Wij doen dit veel
meer dan andere wezens die helemaal niet ingrijpen of zich beperken tot 1 product
Wat is arbeid, produceren?
- Arbeid = ieder ingrijpen van de mens in zijn omgeving
3
, - Arbeid = de eerste historische daad, de eerste keer dat men ingreep is het begin van de
geschiedenis
- Arbeid maakt ons tot mens, doordat we ingrijpen maken we allerlei goederen en kunnen
we op een andere manier gaan leven.
- Arbeid zorgt voor denken, creatief zijn (cultuur): Omdat wij ingrijpen in onze omgeving
kunnen wij beginnen nadenken over hoe wij gaan ingrijpen. Arbeid zet aan tot denken en
leidt tot denken. zo ontstaat cultuur. Wij mensen zijn biologisch gezien zwak, wij zijn
gered omdat we in groep zijn beginnen samen leven en omdat we cultuur begonnen
ontwikkelen. We maakten afspraken van hoe we konden samenleven.
- Arbeid sticht ook gemeenschappen: Mensen werken voor en met elkaar.
- Arbeid verbindt ons met het verleden: Het feit dat iedere generatie resultaten van
geleverde arbeid vindt, die geproduceerd werden door de vorige generatie, betekend dat
iedere generatie van de vorige afhankelijk is. De huidige generatie zal op haar beurt
verder leven in de toekomst doordat zij geleverde resultaten van arbeid achterlaat.
De band tussen mensen en generaties wordt volgens deze optie dus niet in eerste instantie door
politieke of religieuze gedachten verzekerd maar door de continuïteit in de wijze waarop
natuurlijke voorwerpen worden omgevormd tot producten.
Marx is in de filosofische zin van het woord dus een materialist: Het zijn de materiele condities en
wat wij er mee doen die bepalend zijn.
Als je onze samenleving wil begrijpen moet je arbeidsproductie bekijken. Een analyse van de
maatschappij is een analyse van de wijze waarop dit arbeidsproces of productieproces is
geregeld.
1.2.2 Bouwstenen van een maatschappijanalyse
Een sociaal systeem vanuit een systeemperspectief analyseren, betekent in het marxistische
paradigma de manier waarop wordt gearbeid of geproduceerd als uitgangspunt nemen. Om dat te
doen hanteert Marx economische begrippen. De productiewijze wordt in eerste instantie bepaald
door de productiekrachten. Hier grijpt hij terug naar die traditionele economie. Als je wil produceren
heb je productiekrachten nodig
Productiekrachten = alles wat je nodig hebt om te produceren
Dit splits hij uit in:
- Productiemiddelen: De gebruikte grondstoffen en de gebruikte middelen of
instrumenten om te arbeiden. Alles wat je nodig hebt om producten te maken.
- Arbeidskrachten: als je iets wil produceren heb je de kracht van mensen nodig. De
mensen die het uitvoeren.
Als bv. een oermens een grottekening wat heeft hij nodig? Steen of rotswand arbeidsmiddelen
zoals een pik en hij heeft zijn arbeid nodig. Dit geld voor de oermensen maar ook bijvoorbeeld
voor iemand in de middeleeuwen die bij voorbeeld een mand vlecht.
- Is altijd hetzelfde. Hoe je ook produceert je hebt altijd 2 productiekrachten nodig. Wat
wel verschilt van maatschappij tot maatschappij is de productieverhouding
- Deze productiekrachten zijn bepalend voor de productieverhoudingen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yumistevens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.