Dit document is een samenvatting van het vak medicijnleer 1.2b voor eerste jaars verpleegkunde studenten. In deze samenvatting komen de termen farmacokinetiek, farmacodynamiek, receptoren, agonist, antagonist, contra indicaties, medicatieveiligheid en nog veel meer aan bod. Ook is de meditatielijst...
Medicijnleer of farmacologie = De wetenschap van de aard en eigenschappen van
geneesmiddelen, in het bijzonder de werking en effecten ervan.
Waarom is kennis van farmacologie zo belangrijk?
- Om geen fouten te maken: medicijnen zijn lichaamsvreemde stoffen en kunnen
giftig zijn, zeker in hoge doseringen.
- Om bewust te zijn wat je aan de patiënt geeft.
- Therapietrouw: Maakt iemand de kuur af bij antibiotica en nemen mensen op tijd
hun medicatie? Als mensen hun medicatie niet, te veel of op de verkeerde manier
hun innemen, heeft dit een negatief effect.
Medicijnen kunnen gevaarlijk zijn. Jaarlijks belanden er vijftigduizend mensen in het
ziekenhuis door verkeerde medicatie gebruik. Hoe ouder een medicijn, hoe goedkoper het
is.
Farmaceutische kompas:
Het doel van het FK is het bevorderen van het gepast gebruik van geneesmiddelen. Daartoe
biedt het artsen praktijkgerichte en beslissingsondersteunende informatie over
geneesmiddelen en hun toepassingen. Onder gepast gebruik van geneesmiddelen wordt
verstaan: farmacotherapie die in medisch opzicht optimaal en vervolgens het meest
economisch is.
Teratogeen effect = wanneer een geneesmiddel stoffen bevat die bij de foetus afwijkingen
veroorzaken als de moeder tijdens het zwangerschap het geneesmiddel inneemt
Bij zwangerschap wordt er gezegd zo min mogelijk medicijnen, we weten van bepaalde
medicijnen of ze wel of niet door de placenta kunnen. Dat kun je op basis van het structuur
en chemische eigenschappen voorspellen. Vetoplosbare stoffen kunnen makkelijk door
membranen en in de placenta en/of in de moedermelk terecht komen.
,Bij het gebruik van ibuprofen, naproxen en diclofenac kan je als bijwerking maag problemen
krijgen. Daarom krijg je vooraf een maagbeschermer voorgeschreven om je maag te
beschermen.
Interactie = Ander effect dan verwacht door gelijktijdig gebruik van een ander geneesmiddel
- → Twee medicijnen beïnvloeden elkaar negatief
Polyfarmacie = het gebruik van meerdere medicijnen tegelijkertijd
Risicofactoren bij ouderen:
- Veranderde/verminderende nierfunctie en leverfunctie
- Hoog en complex medicatiegebruik
- Cognitieve achteruitgang en therapietrouw: vergeten medicatie in te nemen
- Ouderen verbinden bepaalde klachten niet altijd aan het medicijngebruik, maar aan
het ouder worden
De meest gebruikten medicijnen zijn:
Op nummer 1: omeprazol
Op nummer 2: macrogolcombinaties
Op nummer 3: pantoprazol
Bijwerking = een onbedoeld effect van een medicijn
- → Kans op bijwerkingen is groter bij kinderen, ouderen en zwangeren.
Dubbelmedicatie = het gelijktijdig gebruik van twee of meer geneesmiddelen die een zelfde
werkzame stof bevatten.
Stofnaam = generieke naam, dit verwijst naar het werkzame bestanddeel in de middel
- Staat altijd op het recept!
Merknaam = wordt toegekend door de fabrikant aan het geneesmiddel
De farmacokinetiek = Wat doet het lichaam met het geneesmiddel?
- Van binnenkomst in het lichaam tot de uitscheiding
De farmacodynamiek = wat doet het geneesmiddel met het lichaam?
- Geneesmiddel moet een interactie aangaan met bestanddelen in het lichaam om
werkzaam te kunnen zijn
Het gewenste effect/klinisch effect/therapeutische effect = Elk effectief, voordelig
resultaat van een medische behandeling
Het ongewenste effect/toxisch effect = Schadelijke en ongewenste reactie op een
geneesmiddel
, Bètablokkers:
Betablokkers remmen het effect van
adrenaline. Ze blokkeren de bèta receptoren,
dit leidt tot minder sterke spiercontracties,
daling hartminuutvolume en daling bloeddruk.
De celmembraan bestaat uit twee lagen fosfolipiden. Cholesterolmoleculen tussen de twee
lagen dragen bij aan de stabiliteit van de membraan. Alle stoffen die de cel in of uit moeten,
moeten door het membraan. Het membraan selecteert welke stoffen door erdoor mogen en
welke stoffen niet. Vetoplosbare stoffen (hydrofobe stoffen) kunnen makkelijk door de
celmembraan heen. Hydrofiele stoffen kunnen moeilijk door de celmembraan heen.
Een ionkanaal laat ionen door. Ionen zijn kleine geladen deeltjes die niet door een
celmembraan kunnen omdat ze geladen zijn.
Een medicijn kan effect hebben op:
- Enzymen
- Receptoren
- Ionkanalen
- Transporteiwitten
Receptoren:
Een receptor is een plaats op de celwand waar bepaalde stoffen zich kunnen hechten
waardoor de cel zich anders gaat gedragen.
Twee hoofdtypen receptoren:
- In de celmembraan: blijven buiten aan de cel maar geven signaal door naar binnen
- In de nucleus/celkern: beïnvloeden de activering of blokkering van het DNA
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nursingstudent1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.37. You're not tied to anything after your purchase.