Wat is leren?
- Duurt heel je leven
- Per ongeluk leren = leerervaringen
- Bevat simpele en complexe vaardigheden
- Het is complex
- Resultaten zijn observeerbaar
- Proces is niet of weinig observeerbaar
Wat is een leertheorie?
Een leertheorie is een set van regels en principes. Maar hoe zijn deze ontstaan. Deze zijn
voorgekomen uit vragen. Deze vragen kunnen ontstaan door:
- Nieuwsgierigheid. Het willen begrijpen van de wereld.
- Problemen met nieuwe kennis maken om oplossingen te vinden.(wel of geen
schema’s)
- Gebeurtenissen die in strijd zijn met onze kennis.(believes)
Hoe deze vragen ook zijn ontstaan. Ze zetten onderzoekers aan tot het systematisch
observeren van mogelijke antwoorden, waarbij onderzoekers soms hypotheses moeten
testen. De observaties stellen onderzoekers in staat om hun veronderstellingen te
verifiëren. Deze (gecontroleerde) veronderstellingen vormen de basis van hun theorie.
Die op basis van resultaten weer aangepast worden.
Vanuit wat onderzoekers geloven wordt onderzoek gedaan. Dit kan als gevolg hebben dat
iets in de ene theorie is bevestigd en in een andere theorie niet. Soms onderzoeken ze al
onderzochte dingen. Dit leidt soms tot modificaties in hun theorie. Soms blijven er in de
theorie gebreken te vinden zijn, ondanks de aanpassingen. Dan stellen andere
onderzoekers een concurrerende theorie op. Een theorie is geen waarheid, maar een
manier om gegevens te ordenen.
Definities van leren
1 Ze verwijzen naar een aanhoudende verandering in (menselijke) prestaties of
naar een mogelijke verandering.
2 De veranderende prestaties of mogelijke verandering moet tot stand gekomen
zijn als gevolg van ervaringen van de leerling en interactie met de wereld.
Definitie van leertheorie
Een leertheorie bestaat uit een reeks aan elkaar gelinkte observaties van veranderingen.
Verklaart vanuit de eigen visie.
Om een leertheorie te maken, moet je 3 basiselementen definiëren.
1 het resultaat: Welke veranderingen worden verklaard door de theorie?
2 De middelen: Welke processen hebben resultaat opgeleverd?
3 De kijk op(the inputs): Wat is de trigger om een proces op gang te helpen? Welke
middelen of ervaringen vormen de basis voor het leren.
Leren in de geschiedenis
Vanaf 1800 wordt de vraag ‘wat is leren?’ onderzocht door psychologen. Voor vele
eeuwen was dit een vraag voor de filosofen. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn
er veel deelvragen in 2 categorieën:
1 Er zijn vragen bij van kennistheorie, maar ook vragen van methodologie?(leer
van de methoden, te volgen bij het beoefenen van een wetenschap). Dit is
gebaseerd op kennis. Vragen als ‘wat is kennis?’
2 De 2e bron is gebaseerd op de verantwoording van het geestelijke leven.(=
uitleggen hoe de hersenen werken)
, De kennistheorie van leren(epistemologie van leren)
De opvattingen over kennis en leren zijn de afgelopen jaren veranderd. De kennis
theorieën zijn te verdelen in 3 groepen. Die ook weer onderverdeelt kunnen worden.
Concept Definitie
Bron van
kennis
De overtuiging dat zintuigelijke ervaringen de enige geldige
Empirisme bron van kennis is.
De overtuiging dat in ieder geval sommige kennis al
nativisme aanwezig is bij de geboorte.
De overtuiging dat redenen de bron van kennis zijn. Het
rationalisme geheugen construeert actief kennis.
Inhoud van
kennis
De overtuiging dat de wereld niet te kennen is. Onze kennis
Scepticisme zal nooit corresponderen met de realiteit.
De overtuiging dat alle dingen in de wereld gekend kunnen
Realisme worden.
Idealisme De overtuiging dat kennis alleen bestaat uit ideeën en
reprenenstaties over de werkelijkheid
pragmatisme 1. De overtuiging dat werkelijkheid bestaat, maar dat dit
niet direct gekend kan worden. Kennis is voorlopig,
niet absoluut. Soms correspondeert het met de
werkelijkheid en soms niet. En het kan verkregen
worden door empirische of rationele processen.
Kennis tradities
Pragmatisme 2. De epistemologische oriëntatie dat correspondeert
met de overtuigingen beschreven hierboven.
Objectivisme De epistemologische oriëntatie waarin veronderstelt wordt
dat werkelijkheid buiten en gescheiden is van de kenner.
Empirisme en realisme karakteriseren deze oriëntatie.
interpretivisme De epistemologische oriëntatie waarin veronderstelt wordt
dat de werkelijkheid geconstrueerd is door de kenner.
Rationalisme en idealisme karakteriseren deze oriëntatie.
In dit boek worden objectivisme, interpretivisme en pragmatisme het meest
bediscussieerd. In de volgende tabel worden deze 3 kennistradities naast elkaar gezet in
hun relatie tot studie van leren. Persoonlijke kennistheorieën beïnvloeden hoe je zelf leert.
Objectivisme pragmatisme interpretivisme
Werkelijkheid is objectieve, Werkelijkheid is Werkelijkheid is
Aannames van de enkelvoudig en geïnterpreteerd, gebouw, meervoudig
werkelijkheid fragmenteerbaar. onderhandeld en vrijwillig en integraal.
Uitspraken over de Werken met hypotheses, Werken met
aard van de Generalisatie, regels, focus focus op overeenkomsten of hypotheses, focus op
waarheid op overeenkomsten verschillen verschillen.
Bron van de kennis Ervaringen Ervaringen en redenen redenen
Elk ontwerpen is misschien
Soorten onderzoek bruikbaar voor het naturalistisch,
ontwerpen verlichten van verschillende ontluikende(emergent:
aspecten van de spontaan optredend)
Experimenteel, bij voorbaat werkelijkheid
2
,Geassocieerde leer Behaviorisme, cognitieve Educatieve semiotiek, Piaget’s
en instructie informatieverwerking, Bruner’s en Vygotsky’s kijk ontwikkelingstheorie,
theorieën Gagné’s instructie theorie op leren en ontwikkeling constructivisme
Vroegere experimentele benaderingen van leren
De kennistheorieën van nu zijn gebaseerd op experimentele benaderingen uit de
geschiedenis. Hieronder worden er 3 behandelt.
Ebbinghaus(1850-1909)
Het onderzoek van Ebbinghaus zorgde voor nieuwe ideeën rond leren. Ebbinghaus
veronderstelde dat als het leren gebaseerd is op het aantal ervaringen, je kan voorspellen
hoeveel iemand leert. Hij voorzag een aantal voor de handliggende hypotheses van
experimenten. Hiermee maakte hij een verbaal leren traditie.
Thorndike(1874-1949)
Thorndike deed onderzoek in associëren en actie. Hoe deze twee begrippen in verband
staan met elkaar. Hij gebruikte voor zijn experimenten dieren. Hij ‘ontdekte’ dat dieren
leren door de associatie van een gevoel en een impuls als de actie een goed resultaat
opleverde. Dit principe noemde hij de ‘law of effect’(de wet van effect). Dit heeft later
gezorgd voor een wijziging in het behaviorisme.
Ook stelde Thorndike dat van de acties van dieren geen geestelijke motivaties moeten
toegeschreven worden. Ook hoeven de dieren niet perse te voelen of denken tijdens hun
acties. Ook een gedachte is een erfenis aan het latere behaviorisme.
Pavlov(1819-1946)
Pavlov bestudeerde ook het associsme, maar dan in combinatie met reflecteren. Pavlov
gebruikte een hond voor zijn experimenten. Van hem komt het bekende voorbeeld van
het klassiek conditioneren.
Gestalt theorie(begin 1900)
Bij de Gestalt theorie in Duitsland gelooft men dat kennis niet alleen door experimenten
ontstaat. Het gaat er ook om dat de lerende actief de zintuigelijke waarnemingen
organiseert. Ze moeten vormgeven aan de zintuigelijke waarnemingen.
Kohler deed onderzoek met apen. Hierbij concludeerde hij dat de apen inzicht
ontwikkelde. Ze probeerde niet zomaar een manier uit om bij het voedsel te komen, maar
gebruikte de kennis opgedaan door hun fouten.
Dit kon niet verklaard worden met het principe van associatie alleen. Dit moest zo
veronderstelde Kohler het gevolg zijn van innerlijke processen. Volgens hem
karakteriseren 4 functies het inzichtelijk lerlen:
1. Na een periode van inactiviteit of trail and error weet de lerende opeens de
volledige oplossing te vinden.
2. De lerende voert de oplossing op een gelijke en foutloze manier uit.
3. De lerende onthoudt de oplossing voor een erg lange periode.
4. De lerende kan principes, opgedaan door inzicht, gemakkelijk toepassen bij
soortgelijke problemen.
Leertheorie en instructie
Er is een verschil tussen een leertheorie en een instructietheorie. De meeste studies
stoppen bij wat is de beste manier van leren(=leertheorie), maar hoe de instructie er dan
uit moet zien vertellen maar weinig studies.(=instructietheorie).
Hoofdstuk 2 Radicaal behaviorisme
John Watson
John B Watson(1913) vond dat de psychologie zich alleen bezig moest houden met
objectieve gegevens van gedrag. Op een gegeven moment moet met iets zeggen van
gedrag. Dit kan volgens hem alleen op basis van wat men observeert. Watson
3
, constateerde een probleem bij het beschrijven van gedrag. Het feit dat er meerdere
manieren zijn om gedrag te begrijpen was het probleem. Daarom vond hij dat je je moest
vasthouden aan de feiten van het observeerbare gedrag.
Skinner
Skinner volgde het idee van Watson. Hij vond dat wat voor processen er in het geheugen
afspeelde niet van belang waren. De resultaten van het gedrag bepaalde hoe vaak het
gedrag voorkwam. Wat in het verleden goed werkte, zal nu ook wel goed werken. Skinner
ging zo ver dat hij stelde dat leren alleen het verzamelen van empirische data is om het
gedrag te veranderen. Hij vond dat dit een theorie is. De experimentele analyse van
gedrag. Het radicaal behaviorisme.
De experimentele analyse van gedrag
Bij het systematisch observeren van gedrag bij een veranderende omgeving heeft
Skinner de regels die volgens hem leiden tot leren ontdekt. Hij definieerde leren als een
meer of minder permanente verandering in gedrag. Dat je kan ontdekken door iemand
een periode te observeren.
Skinner onderscheidde twee soorten gedrag:
- Respondent gedrag = reactie op iets anders
- Operant gedrag = gedrag van uit de persoon
Skinner stelde een basis S-R-S relatie voor, zoals hieronder getoond is.
S(discriminative stimulus – R (operant respons) – S (contigent stimulus)
Als er een negatieve reactie op je gedrag komt zal je dat gedrag daarna minder snel weer
vertonen. Skinner duidt leren aan als het versterken van gebeurtenissen.
Principes van gedragsmanagment
Operant gedrag kan je volgens Skinner versterken of verzwakken.
Voldoening S Aversie S
S voorwaardelijk Positieve bekrachtiging: Straf
gepresenteerd over R Werknemers krijgen een
bonus voor ideeën die de
prestatie van het bedrijf
verbeteren.
S voorwaardelijk verwijderd Bekrachtiging verwijderen: Negatieve bekrachtiging
over R een boete betalen voor Studenten worden
foutief parkeren vrijgesteld van de
wekelijkse test, bij het goed
maken van hun huiswerk.
Positieve bekrachtigers
Er zijn verschillende bekrachtigers:
- Primaire bekrachtiger = versterking die biologisch wordt bepaald, bijvoorbeeld
eten, slaap. Deze zullen weinig functie hebben in het uitbreiden van leren.
- Geconditioneerde bekrachtigers = versterkingen die gekoppeld(verweven) zijn
met primaire bekrachtigers door middel van associatie. Deze zijn wel belangrijk bij
het menselijk leren, bijvoorbeeld complimenten, geld.
- Premark bekrachtiger = Vaak voorkomend gedrag laten volgen op weinig
voorkomend gedrag. Als je eerst je huiswerk doet, mag je daarna tv kijken. Dit is
een positieve bekrachtiger. En als eerste gedemonstreerd door David
Premark(1959). Deze bekrachtiger werkt alleen als de juiste beloning gekozen
wordt. Kleine kinderen bijvoorbeeld stickers. Werkt de beloning niet, kies dan een
andere beloning als bekrachtiger.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Deborahs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.