Mogen lidstaten onderling nog volkenrechtelijke verdragen sluiten?
Answer: Ja, die vrijheid is er waar Europees recht geen bevoegdheid heeft, als geen sprake is van gevolgen voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen (arrest Pringle)
2.
Wat wordt verstaan onder autonomie van het Unierecht en uit welke 2 eigenschappen bestaat het?
Answer: Dat het effect van Unierecht in de nationale rechtsorde een aangelegenheid is van het Unierecht. Rechtstreekse werking (Van Gend en Loos) en voorrang (Costa/ENEL)
3.
Waarom zijn de beginselen van attributie, subsidiariteit en evenredigheid toegevoegd aan de verdragen?
Answer: Ter clausuleren van de bevoegdheidsoverdracht van bevoegdheden van de lidstaten aan de supranationale organisatie. Subsidiariteit en evenredigheid zijn op verzoek van de Britse premier Margaret Thatcher toegevoegd om de macht van de Unie in te perken.
4.
Om welke 2 redenen is van belang dat alle optreden van de Unie moet berusten op een rechtsgrondslag?
Answer: 1. Inhoudelijke waarborgen: aan de hand van de rechtsgrondslag kan worden gecontroleerd of de EU haar boekje niet te buiten gaat (arrest Tabaksreclame en discussie rond art. 114 VWEU & het verbod van wetgevend optreden in art. 168 lid 5 VWEU)
2. Procedurele waarborgen: het VWEU voorziet in verschillende besluitvormingsprocedures. De invloed van het Europees Parlement wisselt afhankelijk van de keuze voor een bepaalde rechtsgrondslag.
5.
Leg de relatie uit tussen het evenredigheidsbeginsel en het gebruik van richtlijnen door de Unie.
Answer: De Unie is gehouden voor het minst ingrijpende middel te kiezen
6.
Uit welke 3 toetsen bestaat het evenredigheidsbeginsel?
Answer: - Geschiktheid van een maatregel
- Noodzakelijkheid
- Belangenafweging publiek belang en interne markt
7.
Wat betekent het loyaliteitsbeginsel voor lidstaten gedurende de omzettingstermijn van een richtlijn?
Answer: Lidstaten mogen geen maatregelen nemen die het bereiken van de doelstelling van de richtlijn ernstig in gevaar zouden brengen (arrest Inter-Environment)
Content preview
Week 1
Het primaire recht van de Unie:
1. VEU (Verdrag betreffende de Europese Unie/EU-verdrag)
2. VWEU (Werkingsverdrag)
In het VEU staan de basisregels voor de instellingen en hun onderlinge relaties, de
democratische beginselen, de doelstellingen van de EU en de verhouding tot de burgers.
De regels van het VEU worden verder uitgewerkt in het VWEU: alleen in dit verdrag staan
regels die door burgers kunnen worden ingeroepen tegenover de lidstaten en de Unie.
Naast de verdragen zijn er:
- Algemene beginselen van Europees recht
- Het Handvest voor de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest)
- De interpretatie van de verdragen door het Hof van Justitie
Verdragen
Verdrag van Lissabon: hierin gaven de staatshoofden en regeringsleiders aan het dat
constitutionele ren institutionele kader van de EU aangepast zou moeten worden.
Verdrag van Prüm: bevat nadere regels inzake de Europese samenwerking op het terrein
van het strafrecht.
EVRM: Europees Verdrag voor de rechten van de Mens zal een belangrijke aanvulling
worden op het recht van de EU als deze toetreedt tot dit verdrag (art. 6 lid 2 VEU).
Soevereiniteit
Soevereiniteit is de wijze om hiërarchie aan te brengen in de verhoudingen tussen landen
onderling en tussen landen en internationale organisaties. In volkenrechtelijke verhouding
zijn de landen soeverein en kunnen zij besluiten deze soevereiniteit over te dragen aan een
internationale organisatie. Lidstaten kunnen deze overgedragen soevereiniteit ook weer
terughalen. Voorbeeld: het terugtrekken van een aantal landen uit het Internationaal Strafhof.
Op basis van de Verdragen (primair recht) is het zogeheten secundaire Europees Recht
vastgesteld. Tussen het primaire recht en het secundaire recht bestaat een duidelijke
hiërarchische relatie: het secundaire recht moet verenigbaar zijn met het primaire recht en
mag niet verder gaan dan hetgeen het primaire recht toestaat.
Onder het secundaire recht hangt het tertiaire recht: hierbij gaat het om
uitvoeringsmaatregelen die zijn aangenomen op grond van bepaald secundair recht. Tertiair
recht kan dus getoetst worden aan zowel de Verdragen al aan het secundaire recht dat de
rechtsbasis vormt voor de uitvoeringsmaatregel.
Secundaire recht + tertiaire recht = het afgeleide Unierecht.
Vormen van afgeleid recht zijn: besluiten, verordeningen en richtlijnen (art. 25 VEU en 288
VWEU.
,Rechtsbeginselen van de Europese Unie
Autonomie van het Europees recht: het staat de lidstaten niet langer vrij om zelf dingen te
beslissen. Dit uit zich voor een deel ook in de besluitvormingsprocedures: waarin niet altijd
een veto bestaat voor elke lidstaat. Omgekeerd betekent dit dat waar het Europees recht op
bepaalde beleidsterreinen geen bevoegdheden heeft, lidstaten onder bepaalde voorwaarden
vrij zijn om (onderling) volkenrechtelijke verdragen te sluiten.
De autonomie van het Unierecht bestaat uit twee met elkaar verbonden eigenschappen:
1. Rechtstreekse werking;
2. Voorrang
Rechtstreeks werking is een vorm van doorwerking: hetgeen wil zeggen dat het een manier
is waarop Unierecht effecten kan sorteren in de nationale rechtsorde. Wanneer de
doorwerkende regel van Unierecht onverenigbaar is met een regel van nationaal recht, gaat
de doorwerkende regel voor het nationaal recht.
Het is dus niet aan de nationale rechter om te bepalen of een bepaling van Unierecht
werking heeft als intern recht en wat de gevolgen hiervan zijn.
De bevoegdheidsoverdracht aan de Unie heeft verregaande gevolgen: de combinatie van
een autonoom karakter en het loyaliteitsbeginsel maakt dat de Europese integratie
(bevoegdheidsoverdracht) steeds verder gaat. Voor het wetgevend optreden van de Unie is
dit vastgelegd in art. 4 lid 1 jo. Art. 5 VEU, waarin de volgende beginselen te vinden zijn:
Attributiebeginsel (bevoegdheid van de Unie)
Subsidiariteitsbeginsel (uitoefening van de bevoegdheid)
Evenredigheidsbeginsel (algemeen beginsel van het Unierecht)
Attributiebeginsel = de Unie kan alleen optreden als daarvoor een bevoegdheid is te vinden
in de verdragen, er dient een rechtsgrondslag te zijn. Deze rechtsgrondslagen zijn te vinden
in het VWEU.
Implied powers = de EU is bevoegd extern op te treden op terreinen waar geen expliciete
externe bevoegdheid is opgenomen in het VWEU, maar een dergelijke bevoegdheid als het
ware besloten ligt in een interne bevoegdheid. Dus: de bevoegdheid wordt geïmpliceerd
(implied) door het bestaan van een interne bevoegdheid.
Op grond van art. 5 VEU moet alle optreden van de Unie terug te voeren zijn op een
rechtsgrondslag uit het verdrag. Dit is van belang om twee redenen:
1. Inhoudelijke waarborgen = aan de hand hiervan kan gecontroleerd worden of de EU
niet optreedt op een gebied waar ze geen bevoegdheden heeft. Dit is vooral van
belang voor die gevallen waar het VWEU een uitdrukkelijk verbod van handhavend
optreden bevat.
2. Procedurele waarborgen = het VWEU voorziet in verschillende
besluitvormingsprocedures en dus verschillende mate van betrokkenheid van de
instellingen voor optreden van de Unie op verschillende terreinen.
Subsidiariteitsbeginsel = Indien de EU bevoegd is, moet worden bepaald of ook
daadwerkelijk gebruik dient te worden gemaakt van die bevoegdheid. Dit bepaald aan de
hand van art. 5 VEU: het subsidiariteitsbeginsel is alleen van toepassing op de niet-
exclusieve bevoegdheden van de Unie. Het gebruik van de exclusieve bevoegdheden is dus
niet onderworpen aan het subsidiariteitsbeginsel.
Het subsidiariteitsbeginsel bevat een dubbele toets:
, - De doelstellingen kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt; en
- Daarom beter door de Unie worden bereikt.
Inhoudelijke subsidiariteitstoets: de Unie kan alleen optreden als de doelstellingen niet
voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en dus beter door Unie kunnen
worden bereikt. Dit komt er op neer dat het optreden moet zien op een grensoverschrijdend
vraagstuk waarbij de Europese oplossing schaalvoordelen biedt of effectiever is dan
nationaal optreden.
Subsidiariteitsprocedure: op grond hiervan stuurt de Commissie al haar voorstellen wegens
een gedeelde bevoegdheid ook aan de nationale parlementen
- De nationale parlementen hebben 8 weken om een gemotiveerd advies naar de
Commissie, de Raad en het Europees Parlement te sturen;
- Wanneer meer dan 1/3e deel van de kamers van mening is dat het voorstel niet in
overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, moet de Commissie het voorstel
heroverwegen;
- Verder kan in het kader van de gewone wetgevingsprocedure een gewone
meerderheid van de nationale parlementen een voorstel tegenhouden als:
Tenminste 55% van de leden van de Raad; of
Een meerderheid van de uitgebrachte stemmen in het Europees parlement
eveneens van mening is dat het voorstel niet strookt met het
subsidiariteitsbeginsel.
- Tegen niet-inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel kan door de lidstaten en het
Comité van de Regio’s beroep tot nietigverklaring worden ingesteld bij het Hof.
Evenredigheidsbeginsel (proportionaliteitsbeginsel)
Het optreden van de Unie gaat niet verder dan wat voor het bereiken van de doelstelling
noodzakelijk is (art. 5 lid 4 VEU). Regelgevend optreden vindt slechts plaats als dat nodig is,
zodat er een impliciete voorkeur voor niet-regelgevend optreden is. Als regelgevend
optreden noodzakelijk is, dient de voorkeur te worden gegeven aan kaderrichtlijnen, die de
lidstaten meer ruimte laten, boven gedetailleerde richtlijnen.
Het Hof verricht drie specifieke toetsen (drie subbeginselen) bij toepassing van het
evenredigheidsbeginsel:
1. De vraag naar de causaliteit of geschiktheid van de maatregel/het middel;
2. Toetsing of deze maatregel/het middel niet verder gaat dan noodzakelijk ter bereiking
van de doelstelling;
3. Meest vergaande toetsing van de vraag naar evenredigheid van de maatregel/het
middel.
Loyaliteitsbeginsel = op grond hiervan mochten lidstaten geen maatregelen nemen die de
verwezenlijking van de doelstelling van het EG-Verdrag in gevaar kunnen brengen, terwijl zij
alle maatregelen moesten nemen om de vervulling van deze doelstellingen te
vergemakkelijken. Met het verdwijnen van de EG kreeg dit beginsel een algemenere
strekking en werd het van toepassing op de gehele EU:
- Art. 4 lid VEU: algemeen loyaliteitsbeginsel
- Art. 24 lid 2 VEU: bijzonder loyaliteitsbeginsel
In de doctrine die het Hof heeft ontwikkeld kan onderscheid gemaakt worden tussen:
o Constitutioneel-institutioneel loyaliteitsbeginsel: ziet op de formele verhouding tussen
de lidstaten, instellingen van de Unie onderling en de Unie
o Materieel loyaliteitsbeginsel: de toepassing van het loyaliteitsbeginsel in combinatie
met materiele bepalingen van het VWEU betreft de volgende artikelen:
- Art. 101 VWEU (kartelverbod)
, - Art. 34 VWEU (arrest Spaanse aardbeien)
- Art. 107 VWEU (staatsteun)
o Procedureel loyaliteitsbeginsel: ziet op de doorwerking van Unierecht in nationale
rechtsstaten. Deze doorwerking moet door de lidstaten worden gewaarborgd en zo
mogelijk op de juiste en tevens beste manier gebeuren.
Arresten week 1
Van Gend en Loos
Het Hof moest een antwoord geven op de vraag of een bepaling van het VWEU
‘’onmiddellijke werking als intern recht’’ (autonomie van het EU-recht)
Conclusie = Directe werking EEG-verdrag: uit dit arrest bleek dat de EU een nieuwe
supranationale rechtsorde was. Een Europese norm geldt direct voor Nederlands recht en
hoeft dus noot te worden getoetst aan art. 93 & 94 van de Grondwet. Een burger kan zich nu
direct op Europees recht beroepen.
Voorwaarde is: de bepaling moet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn.
Costa/ENEL
In dit arrest ging het om de vraag of een Italiaanse rechter een prejudiciale vraag mag
stellen. Volgens de Italiaanse regering zou de rechter daartoe niet bevoegd zijn, aangezien
deze gehouden is om Italiaans recht toe te passen. Nationaal recht kan geen afbreuk doen
aan het Unierecht. Het Unierecht heeft voorrang boven nationaal recht van de lidstaten.
Hiermee is duidelijk dat de autonomie van het Unierecht bestaat uit twee onlosmakelijk met
elkaar verbonden eigenschappen:
1. Rechtstreekse werking; en
2. Voorrang
Conclusie= Bij een conflict tussen nationaal en Europees recht, heeft het Europese recht
voorrang, zelfs op de Grondwet.
Simmenthal
Het Hof bevestigde het in het arrest Costa/ENEL geïntroduceerde voorrangsbeginsel en
voegde daaraan toe, dat dit beginsel niet verminderd zou mogen worden door nationale
bepalingen die de primaire rechter op nationaal niveau zou ontzeggen nationale wetgeving
buiten toepassing te laten wegens voorrang van Europees recht.
Het arrest Simmenthal II vormt een bevestiging van het beginsel van directe werking uit
het Van Gend en Loos-arrest en het beginsel van voorrang uit Costa/ENEL. Het nieuwe
element van dit arrest is, dat expliciet wordt gesteld dat ook een lagere nationale rechter
nationale wettelijke bepalingen reeds buiten toepassing moet laten, indien deze strijdig zijn
met voorrang genietend Europees recht.
Cassis de Dijon
Buiten de genoemde verdragsuitzonderingen in art. 36 VWEU kunnen er nationale regels
zijn, die op grond van ‘’dwingende redenen van algemeen belang’’ voor kunnen gaan op de
bepalingen van vrij verkeer. Deze grond kunnen een schending van het vrije verkeer
rechtvaardigen = rule of reason
Voorwaarden voor toepassing van rule of reason:
1. De maatregel moet zonder discriminatie worden toegepast;
2. Gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang;
3. Proportionaliteitstoets:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mkjdrenth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.