Complete en super handige samenvatting van blok 1.2 Inleiding in de Pedagogische Wetenschappen van alle 8 de problemen. Met deze samenvatting kun je makkelijk een voldoende halen voor dit blok, net als ik! :)
Probleem 1
Leerdoel 1: Wat zijn de opvattingen over nature en nurture van de filosofen?
John Locke:
Probeerde aan te tonen dat aangeboren ideeën, die de Fransman René Descartes had
aangenomen, niet bestonden, om zo te kunnen aantonen dat alle kennis uit ervaring moest komen
schone lei tegenover vaste ideeën.
De zuigeling begint zijn leventje met een tabula rasa (schone lei). De ervaringen die het kind in de
loop van zijn ontwikkeling opdoet blijven als sporen in deze lei achter.
Invloed van de ouders is groot.
Nurture
Piaget
Stadiatheorie: rijping speelt grote rol, maar de invloed van leren en omgeving wordt niet ontkent.
Kinderen ontwikkelen zich volgens aanwezige biologische voorwaarden. Maar dit laatste wordt bij
hem altijd beïnvloed door de activiteit van het kind en de ervaringen die het met de fysieke wereld
opdoet.
Zijn visie: eerder als een mengvorm dan als een rijpingstheorie. Nature/Nurture.
Watson
Volgde Locke op.
Ging ervan uit dat een kind al zijn gedrag aanleerde.
Voorloper van het behaviorisme behavioristen bepalen zich in hun onderzoekingen bij voorkeur
tot waarneembaar gedrag en zien af van in hun ogen moeilijk te (be)grijpen “gedachten” of andere
innerlijke processen.
Kind te vormen door wat je wilt vormende mogelijkheden.
Nurture
Jean-Jacques Rousseau
Ontdekker van “het kind als kind” en niet als volwassene.
Kind leert uit eigen ervaringen
Verlichting
Kind van nature goed, beïnvloed door maatschappij
Mengvorm maar meer naar nature. Invloed door maatschappij nurture
Renée Descartes
Dat de razendsnelle manier waarop kinderen hun moedertaal verwerven alleen verklaard kan
worden als aangenomen wordt dat kinderen als ze ter wereld komen al begiftigd zijn met een
universele grammatica.
Rijpingstheorie: gedragskenmerken staan vast bij de geboorte, door rijping verder ontwikkeld.
Staat tegenover Locke.
Nature
Leerdoel 2: Wat is aangeleerd/aangeboren bij kinderen (definitie + v.b)?
Aangeboren
Alle invloeden tot geboorte bepalen individu (complicaties zwangerschap)
Ruime zin: alle invloeden die tot en met de geboorte werkzaam zijn en het ontwikkelingsverloop
van het individu bepalen. Hieronder vallen zowel alle erfelijke factoren, waarvan de informatie in
genen en chromosomen is vastgelegd, als ook de gevolgen van uiteenlopende invloeden die
tijdens de zwangerschap werkzaam zijn geweest (zoals infecties en voedselstoornissen) en zelfs
van invloeden tijdens de geboorte (zoals zuurstoftekort).
Engere zin: de genen die tot uiting komen in ons gedrag erfelijke informatie zoals deze is
vastgelegd in genen en chromosomen en tot uitdrukking in de biologische uitrusting.
Genotype: info in de genen.
Fenotype: wat daadwerkelijk tot uiting komt.
1
,Aangeleerd:
Nurture: invloeden uit omgeving.
1. Culturele omgeving (eten): gewoonten die in een bepaalde cultuur min of meer
vanzelfsprekend worden overgenomen, zoals de wijze van eten, de taal die kinderen leren
spreken en sociale regels.
2. Gedeelde omgeving (thuissituatie): de omgeving die een kind deelt met enkele anderen,
bijvoorbeeld ouders of school. v.b. wat kinderen delen binnen één familie
3. Unieke omgeving (vrienden): de invloed die voor een kind uniek is, bijvoorbeeld een ziekt
van de moeder tijdens de zwangerschap, een valpartij als kleuter of vriendschap met een
zachtaardig of juist criminele klasgenoot. v.b. plaats in kinderrij.
Nature-nurture staat dus niet zomaar voor erfelijkheid tegenover het bewuste opvoeden en
jeugdzorg. Het staat eerder voor erfelijkheid tegenover omgeving, ook wel milieu genoemd.
Verwant zijn nog aangeboren en aangeleerd, maar die tegenoverstelling levert weer problemen op
omdat het kind ook voor de geboorte blijkt te leren. Het nature-nurture debat, dat goed beschouwd
al eeuwen duurt, heeft de voorlopige slotsom opgeleverd dat ontwikkeling een complex product is
van nature én nurture.
Het merkwaardige van het nature-nurture debat: in het algemeen lijkt men inderdaad te
veronderstellen dat zodra je de uitkomst weet, zodra je weet in hoeverre erfelijkheid en omgeving
verantwoordelijk zijn voor het uiteindelijk ontwikkelingsresultaat, dat je dan ook weet hoe je moet
handelen. Maar dat is beslist niet zo.
Dat uit de mogelijkheid tot verandering niet mag worden afgeleid dat er ook veranderd moet
worden, laat onverlet dat het in het nature-nurture debat in de eerste plaats gaat over feitelijke
veranderbaarheid. Uitgangspunt daarbij is vanzelfsprekend dat ‘de natuur’ altijd hetzelfde blijft en
niet te veranderen zou zijn, maar dat uitgangspunt is onhoudbaar.
Gehechtheidsgedrag:
Neiging relatie nature. Evolutie/nabijheid
In hoeverre hechting = nurture
1. Veilige gehechtheid: zoekt troost, daarna weer zelfstandig verder.
2. Onveilige gehechtheid: houdt zich vast aan moeder, klampt zicht vast (angstig)
3. Gedesoriënteerde gehechtheid: kind weet niet hoe te reageren psychische reageren.
Nature gehechtheid
Nurture wat veilig/onveilig maakt
Leerdoel 3: Hoe kun je dit meten (verschil in gedragskenmerken)?
De twee meest gebruikte methoden om de grootte van de invloed van erfelijke en omgevingsfactoren
op individuele verschillen in gedrag en andere eigenschappen te onderzoeken zijn het adoptie- en het
tweelingdesign:
Adoptieonderzoek:
Verschillende vergelijkingen:
1. Niet genetisch verwant, zelfde omgeving opgroeien overeenkomsten kunnen geheel aan
de blootstelling aan dezelfde omgevingsinvloeden worden toegeschreven.
2. Wel genetisch verwant, verschillende omgeving opgroeien geheel aan de genetische
overeenkomsten van de verwantschap.
Onderzoek niet betrouwbaar, want situatie adoptieouders kan zelfde zijn als bij de échte ouders.
Tweelingonderzoek
2
, Vergelijkingen eeneiige en twee-eiige tweelingen.
- Eeneiig: invloed groter, dus nurture 100% zelfde genen
- Twee-eiig: invloed gelijk, dus nature gem. 50% gedeelde genen.
Vergelijking twee-eiig en 2 andere gepaarde mensen (leeftijd & geslacht)
- Onderscheid tussen familiair en niet-familiair verband
- Vastgesteld? Aangeboren of aangeleerd?
Combinatie: natuurlijk experiment niet bewust opgezet, eigenlij onethisch onderzoek
Nederlandse tweelingenregister:
- Tweelingen bekend zijn aangemeld
- Vragenlijst los van tweeling invullen.
Extra: Tolerantie
Er is behalve naar intelligentie ook veel onderzoek gedaan naar temperament (gedragsstijl),
introversie-exstraversie (sociabiliteit) en “sensatie en stimulatie zoeken”.
De belangrijkste dimensies waren “aanpassing aan nieuwe situaties”, “toenadering tot nieuwe
stimuli”, “regelmaat in biologische functie” (voedsel, ontlasting), “intensiteit van reageren” en
“gemoedtoestand”. Deze vijf dimensies werden gebruikt om een aantal profielen te definiëren.
Een (gedragsstijl)profiel bestaat uit een bepaald samenstel van de vijf genoemde dimensies.
De drie belangrijkste profielen werden genoemd het “moeilijke” temperament, het
“gemakkelijke” temperament en de “langzame wam lopers”.
Het moeilijke temperament (ca. 10% van de bevolking) kenmerkt zich door slechte
aanpassing, geen toenadering, onregelmatig, intens reageren en een doorgaans
slecht humeur.
Het gemakkelijke temperament (40% kinderen) scoort op deze vijf dimensies
tegengesteld aan de moeilijke kinderen.
De langzame warmloopers (15%) tonen voor lage activiteit en lage intensiteit. Overige
35% van de bevolking bestaat uit mengtypen.
Probleem 2
Leerdoel 1: Welke typen gezinnen zijn er en wat zijn de kenmerken?
Traditionele gezin: 2 gehuwde partners, kinderen voortgekomen uit gezin.
Voor de industriële revolutie
Gebrekkige materiële zorg
Begin 20ste eeuw:
Orde en discipline
Veel armoede
Mannen werken buitenshuis, vrouwen huishouden
Kinderen moeten mee werken
Kinderen zichzelf opvoeden (oudste zorgt voor jongste)
Rond 1950:
Stijging onderwijsniveau
Betere gezondheidszorg
Ook vrouwen gingen werken (tot geboorte kind)
Man is de kostwinnaar
Moderne gezinnen: 1 of meer volwassenen met verantwoordelijkheid voor kinderen
1. Meer eenoudergezinnen: gezin met maar één ouder/verzorger. Vaak vrouw met kinderen, minder
snel samenwonen na echtscheiding, overlijden (weduwe).
2. Minder tweeoudergezinnen: gezin met twee ouders/verzorgers in verschillende variaties, zoals
3. Meer tweevader-/tweemoedergezinnen: twee moeders/twee vaders in het gezin als ouders,
steeds meer (geleidelijke) acceptatie, mogelijkheid gekregen tot gezinsvorming.
4. Meer co-ouderschap gezinnen: vader en moeder zijn gescheiden, samen verantwoordelijkheid
voor kind(eren).
5. Meer stiefgezinnen: een andere “tweede” vader of moeder in het gezin, gezagsconflict vanuit
normen/waarden (verwarring bij kind), grensproblemen (over straffen + regels), nieuw
samengestelde gezinnen:
- Simpel samengesteld gezin: één partner heeft kind
- Complex samengesteld gezin: allebei ouders hebben kinderen (evt. met elkaar nog kinderen).
6. Steeds meer pleegkinderen in gezinnen: een pleegkind in het gezin erbij (door jeugdzorg),
redenen: beter omgaan met probleemkind en vaak plaatsing bij een familielid, gebeurd bij
probleemsituaties in het gezin en bij gedragsproblemen (v.b. mishandeling), groeit steeds.
7. Minder adopties in gezinnen: een adoptiekind in het gezin erbij,
- Gewone adoptie: geen van de ouders is de biologische ouder.
- Stiefouderadoptie: stiefouder adopteert kind van de andere partner.
8. Multiculturele gezinnen: gezin met meerdere afkomsten en culturen.
Leerdoel 2: Hoe zijn deze typen ontstaan in de maatschappij (vroeger vs. nu)?
Ontwikkelingen in het aantal gezinnen en hun kenmerken
- Aantal tweeoudergezinnen daalt de komende jaren
- Minder gezinnen met drie of meer kinderen
- Steeds meer oudere ouders
- Meer hoogopgeleide paren
Conclusies moderne gezinnen in deze tijd (CBS statistieken):
- Aantal paren met thuiswonende kinderen is de afgelopen decennia sterk gedaald.
- Gehuwde paren met kinderen nog steeds in de meerderheid.
- Eenouder gezinnen is groter dan het aantal niet-gehuwde paren met kinderen (wel in opkomst).
- Jongeren kozen er vaker voor om van huis uit alleen te gaan wonen. Later met een partner
samenwonen, vaker voor ongehuwd samenwonen, kregen later en ook minder kinderen en vaker
geconfronteerd met een scheiding.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Celine95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.