100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Leerdoelen Biologische grondslagen – neuropsychologie en psychofarmacologie $6.50   Add to cart

Other

Leerdoelen Biologische grondslagen – neuropsychologie en psychofarmacologie

2 reviews
 109 views  16 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Alle leerdoelen van Biologische grondslagen – neuropsychologie en psychofarmacologie met antwoorden.

Preview 4 out of 70  pages

  • April 20, 2022
  • 70
  • 2021/2022
  • Other
  • Unknown

2  reviews

review-writer-avatar

By: mirjamvanderlinden • 1 year ago

Translated by Google

Good brief summary of learning objectives, recommended!

review-writer-avatar

By: mariaverschoor • 2 year ago

avatar-seller
Leerdoelen: Neuropsychologie en Psychofarmacologie


Thema 1.1

Bijdragen van Franz Joseph Gall, Paul Broca, Carl Wernicke en Aleksandr Luria aan de ontwikkeling
van de hedendaagse neuropsychologie beschrijven.

Frans Joseph Gall kwam tot zijn fysiognomische (over persoonlijkheid) idee van dominee Lavater (die hij van
Aristoteles had). Gall wilde een psychologie obv zijn inzichten over bouw en werking vn de hersenen: gedrag
als gevolg van de werking van de hersenen. Kwam met de frenologie.
Hij stelde dat; (1) functies aangeboren waren; (2) er aparte organen waren voor bijv. taal; (3) de functies niet in
de kern van de hersenen zitten, maar in de cortex. Zijn belangrijkste idee was waarschijnlijk dat er sprake was
van onafhankelijke functies, wat zorgde voor een breuk met het oude idee van een ziel en ongedeelde geest.

Paul Broca vond in zijn patiënt Leborgne (Tan), laesie in nu Broca’s Area. Hij zag dat het een specifieke functie
was: sequenties van klanken produceren die passen bij een woord. Hierna zette hij ook de stap om aan te tonen
dat het alleen een gebied was in de linker hersenheflt -> linkse hemisfeer om te spreken. Hierna is de
ongelijkheid van hersenhelften gelijk geaccepteerd. Men (niet Broca) legde ook de koppeling tussen de
assymetrie van taal en de opvallende handvoorkeur bij de mens.

Na Broca kwamen er meer ideeën over deelfuncties over bijv. de opname van taal. De meest invloedrijke was
het schema van Carl Wernicke. Hij omschreef Wernicke’s Area en de verbindingsbaan. Laesie in de laatste
vormde een disconnectie. Hij geloofde niet in Gall zijn verzameling van functies. Hij beschouwde de hersenen
als een instrument waarin sensorsiche prikkels werden gekoppeld aan motorische reacties. Verschillende van
zijn leerlingen hebben nog een belangrijke rol gespeeld in de neuropsychologie, zoals Heinrich Lissauer
(agnosie) en Hugo Liepmann (apraxie).

Aleksandr Romanovitsj Luria probeerde een synthese te maken van de op dat moment bestaande
neuro(psycho)logische feiten en theorieeen, en integreerde die met zijn eigen klinische waarnemingen. Hij en
zijn medewerkers hielden zich als eerste intensief bezig met neurorevalidatie.
Hij zocht een balans tussen de holistische en lokalisationistische opvattingen. Hij vatte de hersenen op
als een geheeld systeem, met diversie subsystemen die een eigen bijdrage aan de gezamenlijke activiteit leveren.
Functionele subsystemen ontstaan door interacties tijdens ontwikkeling van een kind en zijn omgeving.
Veranderen in de loop als leerproces. Luria benadrukte dat het systeem flexibel en adaptief is. Hierdoor kan men
nooit op grond van het uiteindelijke gedragsresultaat, respectievelijk de resulterende gedragsstoornis,
rechtstreeks conclusies trekken voer de verantwoordelijke subsystemen en over de intactheid of beschadiging
van specifieke hersenregionen. Anderzijds toonde Luria zich weer een vrij duidelijke lokalisationist, omdat hij
ervan overtuigd was dat nauwkeurige wetenschappelijke analyse van zo’n gedragsstoornis steeds een specifiek
gestoorde factor zou aantonen. Ieder hersengebied kan dan gekoppelde worden aan een of meer van dergelijke
specifieke factoren.
Dit vormde zijn functionele architectuur van de hersenen.
1. Drie voortdurend interacterende functionele eenheden (units), gerelateerd aan respectievelijk
subcorticale, posterieure en anterieure hersengebieden (respectievelijk ‘activatie’, ‘input’ en ‘output’).
2. Drie hiërarchisch geordende niveaus van verwerking gerelateerd aan primaire, secundaire en tertiaire
‘zones’ in de hersenen.
3. Gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen, gerelateerd aan respectievelijk de linker-
en rechterhemisfeer.

, Leerdoelen: Neuropsychologie en Psychofarmacologie


Thema 1.2

aangeven welke typen vraagstellingen aan de orde zijn binnen het wetenschappelijk gebied van de
neuropsychologie en deze toepassen

Klinisch neuropsychologische vraagstellingen: Een klinisch neuropsycholoog kan klachten verwachten van
differentiaaldiagnostische vragen tot het evalueren van behandelingen en het beantwoorden van adviesvragen.
Hiervoor moet de psycholoog in regel gebruikmaken van een neuropsychologisch diagnostisch onderzoek.
Begint met hypothese, informatie verzamelen, observeren en analyseren gedrag dmv tests.

Fundamentele vraagstellingen: Wetenschappelijke vragen naar de precieze aard van een stoornis en daarmee
naar de onderliggende cognitieve processen, worden in de regel met experimentele paradimata onderzocht. In
dit type onderzoek is het niet vereist standaard procedures te gebruiken, de vergelijking vindt binnen het
experiment plaats. Een voorbeeld hiervan is het onderzoekparadigma van Posner.

de begrippen subtractie, enkelvoudige dissociatie en dubbele dissociatie toepassen

Subtractie: De procedure om een simpele conditie van een complexe conditie af te trekken (Frans Donders)

Dissociatie: selectieve uitval.
Enkelvoudig: wel A (lezen), niet B (schrijven).
Dubbele (van Hans-Lukas Teuber): aantonen van twee onafhankelijke cognitieven processen waarvan men
dacht dat het om een samenhangend process ging. Aan te tonen met twee patienten met het omgekeerde
probleem A↔B.

beschrijven welke onderzoeksdesigns kenmerkend zijn binnen de neuropsychologie en welke kwesties
van belang zijn bij het bepalen van de kwaliteit van de studies.
Onderzoeksdesign Kwesties voor kwaliteit

Vergelijking met normgroep Minder bruikbaar in absentie van goede tests

Intraindividueel onderzoek

Controlegroep

Beloopstudies Test-hertesteffecten -> controlegroep

Behandelstudies Aspecifiek effect
Multiple baseline
Controletaak
Cross-over
Itemspecifieke training
Randomisatietoets
test-hertestprobleem
Generalisatie

, Leerdoelen: Neuropsychologie en Psychofarmacologie


Thema 1.3

het werkgebied van de neuropsycholoog omschrijven
Ziekenhuis Academisch dan wel algemeen ziekenhuis, verbonden aan een universieit waar ze WO
doen. Multidisciplinair team. Taak in ziekenhuis is voornamelijk diagnostiek.
Behandelingen zijn kortdurig en klachtengericht. Een belangrijk deel is
psycho-educatie

Revalidatiecentrum Onderdeel van verschillende multidisciplinaire behandelteams. Nadruk ligt meer op
behandeling dan diagnostiek, hoewel deze nog erg van belang is. De neuropsycholoog
is bekend met uiteenlopende behandelmethoden.

Verzorg of verpl- Diagnostiek, beloop, en uitgangspunten behandeling.
eeghuis

Forensische Verklaringen onaanvaardbaar gedrag of mogelijkheden voor behandeling.
instelling Voornamelijk binnen juridisch kader.

GGZ Nauwe samenwerking met psychiaters, psychologen etc. Verdeling patiënten in acute
en chronische zorg. Vooral verklaring van gedrag vauit het neuropsychiatrisch model
met centraal cognitieve stoornissen staat hier centraal. Voornamelijk psychoeducatie
als behandeling en meebeslissen of adviseren bij medicatie.
beschrijven welke typen van vraagstellingen worden beantwoord binnen de neuropsychologische
praktijk
Een klinisch neuropsycholoog kan klachten verwachten van differentiaaldiagnostische vragen tot het evalueren
van behandelingen en het beantwoorden van adviesvragen.

beschrijven hoe een neuropsychologisch onderzoek verloopt
Deze is hypothese testend, en verloopt in vier stappen:
(1) klachtenanalyse (anamnese en heteroanamnese);
(2) probleemanalyse (testonderzoek);
(3) diagnosestelling (dmv integratie gegevens stap 1 en 2);
(4) indicatiestelling (overleg met patiënt en verwijzer).
Bij elke stap vormt hij hypothesen en toetst hij deze door gespreksgegevens, observaties, tests en vragenlijsten.

de begrippen betrouwbaarheid, validiteit en onderpresteren kunnen toepassen en uitleggen hoe testen
van onderpresteren werken
Zijn belangrijke psychometrische eigenschappen van een test. Het bepaalt of een test aan zijn doel beantwoord
en of het testresultaat een goede afspiegeling is van de te meten functie.
Betrouwbaarheid is de nauwkeurigheid van een instrument. Door middel van testherstest of interbeoordelaar.
Validiteit is de geldigheid van een test, deze valt uiteen in:
Face validity: mate meet wat het moet meten op eerste gezicht.
Inhoudsvaliditeit: mate waarin een test representatief is voor het onderwerp
Begripsvaliditeit / constructvalitieit: mate waarin de test werkelijke indicatie is van de cognitieve functie
Criteriumvaliditeit: mate waarin een test de prestatie van een patiënt kan voorspellen op een extern criterium
- predictieve validiteit: hoe voorspelt test daadwerkelijk gedrag?
- concurrente validiteit: vergelijking tussen neurops. test en een ander instrument wat hetzelfde beoogt te
meten.
Ecologische validiteit: mate waarin een test voorspelt hoe een patiënt functioneert in eigen omgeving.
Onderpresteren Dit is een bijzondere stoorfactor, waarin de patiënt onder normaal presteert en niet valide
testresultaten maakt. Door middel van symptoomvaliditeitstests op te sporen. Aan- of afwezigheid van
stoornissen kan niet worden aantgetoond of uitgesloten door onderprestatie. Kan het ook zien als een testscore
significant onder kansniveau ligt.

, Leerdoelen: Neuropsychologie en Psychofarmacologie


omschrijven met welke aspecten rekening moet worden gehouden binnen de neuropsychologische
diagnostiek
Alle hiervoor besproken gegevens worden hier geïntegreerd: anamnese, heteroanamnese, observaties en
testresultaten. Voor de interpretatie zijn een aantal afwegingen:
(1) zijn de testresultaten betrouwbaar en valide;
(2) wat is het afkappunt van de test, waarbij de normgegevens van belang zijn;
(3) wat zijn de kwalitatieve aspecten (hoe is men tot die score gekomen);
(4) testscores in het licht van observaties, klachten, mate van scholing, en aard van beroep;
(5) klachten kunnen samenhangen met omgvingsfactoren;
(6) uitslag kan gevolg zijn van tijdelijk toestandsbeeld of van stoorfactoren
(7) redeneerfouten, zoals confirmationbias;
(8) differentiaaldiagnostiek: nagaan of de klachten geen andere oorzaak hebben, anders (hoofd)diagnose de
meest plausibele.

de relatie tussen neuropsychologie en wetenschappelijk onderzoek omschrijven
Neuropsychologische behandeling: Richt zich op de cognitieve stoornissen, maar ook emotionele en
gedragsmatige stoornissen als gevolg van letsel. Er wordt gebruik gemaakt van principes uir relatie- en
systeemtherapie, (cognitieve) gedragstherapie, psycho-educatie en ontspanningstherapieën. Het is van belang
kennis te hebben van (psycho)farmaca. De neuropsycholoog heeft een regisseurrol: met specialistische kennis
op het gebied van diagnostiek en behandeling is hij geschikt om regie te voeren over de behandeling van
stoornissen

de verschillende kenmerken en vormen van herstel omschrijven
● Spontaan herstel: grootste verbetering in de eerste maanden. Kan tot na een jaar nog. Afhankelijk van
de ernst, locatie en etiologie van het letsel.
● Bij ernstig aangedane patiënten zijn ook op langere termijn de prestaties niet op het niveau van die
gezonde controles.
● Neurologische eindtoestand: na ongeveer een jaar lijkt voor het merendeel van de patiënten het herstel
in de vorm van regeneratie van hersenweefsel ten einde gekomen te zijn.
● Herstel op psychologisch/gedragsmatig niveau: beter omgaan met stoornissen, en vaak beter in staat de
situatie af te stemmen op de stoornissen door het herstructureren van taken en activiteiten. De mate
waarin, is afhankelijk waarin de patiënt inzicht heeft in zijn stoornissen en ook daadwerkelijk over het
adaptieve vermogen beschikt om zijn gedrag hieraan te passen.
● Neuropsychologische restverschijnselen/symptomen
○ Negatieve symptomen: functieverlies
○ Positieve symptomen: pogingen om met functieverlies om te gaan
● Directe vs indirecte symptomen
○ Direct neuropsychologisch symptomen: verlies of verandering in gedrag of mentale processen
die rechtstreeks het gevolg is van schade aan een functioneel systeem.
○ Indirect neuropsychologisch symptoom: poging van patiënt om met direct symptomen om te
gaan. Manier van coping wordt mede bepaald door het premorbide functioneren, de
copingvaardigheden en de sociale steun.
■ Verschil tussen adaptieve en maladaptieve coping.
○ Gedrag kan voortkomen uit directe en indirecte symptomen, mogelijk kan het ook een
premorbide oorsprong hebben
○ Herstel op neurologisch niveau: herstel van directe symptomen
○ Herstel op psychologisch niveau: veranderingen op indirect niveau
○ Restauratieve stroming: van oudsher was de neuropsychologische revalidatie gericht op het
bewerkstelligen van herstel op hersenniveau.
○ Compensatoire stroming: recenter wordt inmiddels revalidatie veeleer herstel op
psychologisch niveau beoogd. Gericht op het zo goed mogelijk leren omgaan met de directe
gevolgen van hersenletsel door gebruikmaking van intacte capaciteiten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JGoslinga. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77988 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.50  16x  sold
  • (2)
  Add to cart