Bijeenkomst 2 – Hoofdstuk 7 : Antisociale gedragsstoornissen
Inleiding
Antisociale gedragsstoornissen zijn verbonden met veel leed. Dit soort gedrag wordt
vaak vertoond door mensen die zelf slachtoffer zijn (geweest) van inadequate zorg,
verwaarlozeing etc. antisociale gedragsstoornissen zijn één van de weinige
stoornissen op de kinderleeftijd en in de adolescentie waarvan de relatie met
volwassenen psychiatrische stoornissen, met name de antisociale persoonlijkheid,
duidelijk is aangetoond.
Klinisch beeld
De DSM 4 speerkt van antisociale gedragsstoornis ( of conduct disorder) als aan
tenminste drie van de genoemde criteria minimaal zes maanden aanwezig zijn.
Zie tabel 7.1 op bladzijde 64.
Oppositioneel-opstandig gedrag ( oppositional-defiant disorder) is een milde variant
van antisociale gedragsstoornis. In tabel 7.2 op bladzijde 64 staan de criteria.
Naast de kernsymptomen zijn er enkele geassociëerde symptomen van belang:
Lager IQ en vertonen geringere schoolprestaties dan gemiddeld.
Sterkste te associeren met leesstoornissen
Hyperactiviteit en aandachtsstoornissen.
Sociaal-cognitieve stoornissen – stoornis in probleemoplossend vermogen in
sociale interactie. Neiging om gebaren van anderen vijandig op te vatten.
Moeilijk verplaatsen in anderen.
Relatiestoornissen
Loeber (1985) maakt een onderscheid tussen antiscoiaal gedrag dat zich meestal
afspeelt buiten het gezichtsveld van volwassenen (‘covert’) en antiscoiaal gedrag
waarbij de confrontatie met de ander wordt aangegaan ( ‘overt’) .
Vóórkomen
9% van de jongens en 2% van de meisjes. Vooral in stedelijke gebieden. Nemen in
westerse samenleving in ernst en frequentie toe.
Differentiaaldiagnose
Voorbijgaand, geïsoleerd antisociaal gedrag is te onderscheiden op basis van
het tijdelijke en geïsoleerde karakter.
Antisociale gedragsstoornissen in de adolescentie kunnen het begin zijn van
een schizofreen proces.
Aandachtstekort/hyperactiviteit stoornis gaan regelmatig samen met een
antisociale gedragsstoornis. Het één sluit het ander niet uit.
Etiologie
, Twee gebieden: psychosociale omgevingsinvloeden en – kenmerken(1) en
biologische en constitutionele invloeden en kenmerken (2).
Psychosociale omgevingsinvloeden en –kenmerken.
Gezinnen met kinderen met antisociale gedragsstoornissen worden gekenmerkt door
inadequate ouder-kind interacties. Ontbreken van strategieën die duidelijkehid, rust
en structuur moeten bieden binnen een begripsvolle en liefdevolle context. Snauwen,
mopperen en bekritiseren. Duidelijke dominantie van één gezinslid. Inconsequent
onvoorspelbaar gedrag van ouders zorgt voor instandhouding. Incomplete gezinnen
en huwelijksconflicten. Hoe talrijker het aantal kidneren in het gezin is, deste groter
de kans op antisociaal probleemgeddrag.
Biologische en constituionele invloeden.
Het angsniveau bij delinquente jongens is lager dan bij normale jongens en het
vermogen om te leren van aversieve stimuli ( bv. Pijnprikkels) is verminderd. Oftewel
verminderde responsiviteit van het autonome zenuwstelsel. Problemen met
vasthouden aandacht.
Temperamentsfactoren in het kind zijn van invloed. Itneracties tussen
temperamentsfactoren en omgevingsfactoren bepalen het beloop.
Behandeling en beleid
Afhankelijk van de draagkracht van de ouders en het gezin en hun bereidheid en
vermogen om een belangrijk aandeel in een behandeling op zich te nemen zal voor
een ambulante danwel residentiële aanpak gekozen worden.
Ambulante behandeling.
Ouderbegeleiding:
Doel: verandering in situatie van de pedagogisch onmacht brengen door
oudders efficiëntere opvoedingsstrategieën te leren.
Positieve bekrachtiging van gewenst gedrag of lichte straf voor ongewenst
gedrag.
Het kind socialisering bevorderend gedrag aanleren.
Gezinstherapie:
Doel: vergroting van positieve bekrachtiging door gezinsleden onderling,
bewerkstelligen duidelijke communicatie, steun bieden in het verduidelijken
wat men van elkaar verwacht, bewerktstelligen constructieve
onderhandelingen, steun bieden in zoeken naar oplossing voor
interpersoonlijke problemen.
Cognitieve therapie
Doel : kinderen helpen de eerder besproken leemtes in hun cognitieve
functies op te vangen.
Het nagaan welke alternatieven er zijn om een conflict met anderen op te
lossen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Daphne09. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.76. You're not tied to anything after your purchase.